Het getuigenis van Marcus over de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 86 / 220 »»
[1] De Romein Marcus liep nu naar hen toe en zei in de Griekse taal, die de Farizeeën ook beter beheersten dan de taal van de Romeinen: 'Mijn vrienden, jullie hoeven je toch niet te generen omdat jullie in ons bijzijn zo openlijk hebben uitgesproken dat jullie graag van onze heerschappij verlost zouden zijn, en ook degene die jullie weer tot een vrij, groot en machtig volk op deze aarde zou maken, vrijwel onbetwist voor de echte Messias zouden houden! Want kijk, aan dergelijke uitlatingen van jullie kant zijn wij immers al sinds lange tijd gewend, en wij trekken ons daar ook niets van aan. Wij blijven nog altijd bij ons gezegde: leo non capit muscas*, (* Latijn voor: een leeuw vangt geen vliegen.) omdat wij ons daar werkelijk nog sterk en machtig genoeg voor voelen.
[2] Maar jullie hebben nu voor de Heer en Meester toegegeven dat jullie voor jezelf echt in Hem willen en zullen geloven, ook als deze meest ware Messias niet alleen van de joden, maar ook van alle andere mensen op aarde de aardse omstandigheden niet zal veranderen; dat was heel erg goed gezegd van jullie en wij vergeven jullie daarom ook die niet zo vleiende uitlating. Maar alleen verbaast het ons werkelijk in hoge mate dat jullie, die toch zeer goed thuis zijn in jullie Schrift, nu pas een klein beetje beginnen te begrijpen wat wij Romeinen voor een deel allang als onomstotelijke waarheid hebben gezien en duidelijk erkend hebben.
[3] Kijk, deze Jezus van Nazareth, die volgens jullie tijdrekening geboren is in Bethlehem in het 4151 ste jaar na het ontstaan van Adam, en wel te middernacht op de zevende dag van de maand januari, is wat zijn uiterlijke geboorte betreft evenzeer een jood als jullie dat zijn!
[4] Maar wij zijn al sinds geruime tijd op de hoogte van alles wat zich bij Zijn geboorte en ook later zo nu en dan aan wonderbaarlijks bij Hem heeft afgespeeld, en wij hebben het ook nooit laten ontbreken aan goede informanten en hebben Zijn hoogst opmerkelijke persoonlijkheid ook nooit helemaal, zoals jullie, lichtvaardig uit het oog verloren; want wij ontvingen bericht over Hem via Cyrenius en Cornelius, en aangezien wij allemaal al mannen van reeds 50 tot 65 jaar oud zijn, zullen jullie ook wel begrijpen dat wij ook zeker al heel wat aan de weet zijn gekomen.
[5] Wij heidenen, die door jullie voor blind uitgemaakt worden, hebben echter allang ook bij onszelf gedacht -en dat temeer, omdat wij jullie wetten en profeten ook grondig bestudeerd hebben -dat er achter die wonderbaarlijke Nazarener iets zeer buitengewoons schuil moet gaan, en of Hij mogelijk zelfs niet de volgens de profeten aan alle mensen beloofde Messias zou zijn. Maar nu hebben wij, al is dat voorlopig alleen bij onszelf, er geen enkele twijfel meer over dat Hij ook geheel naar waarheid datgene is wat wij allang in Hem vermoedden.
[6] Maar als wij, blinde heidenen, nu inzien dat Hij de grote Messias van de wereld is en Hem ook als Heer over ons en over alle heersers op aarde prijzen, hoewel Hij uiterlijk beschouwd, zoals reeds opgemerkt, alleen maar een jood is, die als zodanig bij ons geen bijzonder aanzien geniet, wat heeft jullie dan tegengehouden om deze voor jullie zo grote en eindeloos verheven landgenoot direct te herkennen als Degene die Hij zonder enige twijfel is?! Is het niet ook een eer voor jullie dat wij, in aards opzicht machtige Romeinen, Hem, die wat Zijn uiterlijke geboorte betreft een jood is, erkennen en prijzen als een Heer en Meester over alle heren der wereld? Daardoor geven wij immers ook getrouw, openlijk en waarachtig te kennen dat Hij ons Romeinen in de geest van alle waarheid volkomen overwonnen heeft; en voor die bekentenis zullen wij ons ook nooit schamen, omdat het ons alleen maar tot de grootste eer strekt dat Hij ook ons als Zijn kinderen opgenomen heeft onder Zijn almachtige en vaderlijke scepter! En jullie joden houden in jullie hoogmoed en in jullie grote blindheid alleen maar de ene beraadslaging na de andere hoe jullie Hem, de almachtige Heer van alle heerlijkheid, kunnen grijpen en zelfs doden! Zeg ons, heidenen, nu hoe dat bij jullie zelfs ook maar denkbaar kan zijn!'
[7] Na deze heftige toespraak van de Romein Marcus werden de Farizeeën nog schichtiger en wisten niet wat ze hem konden antwoorden.
[8] Maar de Romein drong er bij hen op aan om toch te zeggen wat ze maar konden of wilden, en er zou hun niets kwalijk worden genomen; want vrije en eerlijke mensen mochten zich ook tegenover God altijd vrij en eerlijk zonder terughoudendheid uitspreken.
«« 86 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.