De waakzaamheid van de ziel

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 98 / 220 »»
[1] Toen Marcus deze woorden gesproken had, werd er in het zuidwesten een vurig rood schijnsel zichtbaar, dat van achter een berg opsteeg.
[2] Allen vroegen Mij wat dit was en wat het te betekenen had.
[3] Maar Ik zei: 'Vrienden, het is nauwelijks de moeite waard om aan een dergelijk doodgewoon natuurlijk verschijnsel ook maar de minste aandacht te schenken! Aan de achterkant van die niet al te hoge berg hebben schaapherders vandaag een hoop droog hout verzameld en ze hebben dat nu aangestoken omdat het al heel donker is geworden, en dat verbrandt nu en zal ook weldra helemaal verbrand zijn. Dat is de betekenis van dit verschijnsel.'
[4] Agricola zei: 'Daar zit werkelijk niet veel in voor het heil van de mensen! ,
[5] Ik zei: 'Dat zeker niet; maar de Farizeeën hebben dit vuur vanuit Jeruzalem toch ook opgemerkt en weten daar vast allerlei betekenissen uit te halen. Over die heuvels zijn nu reizigers op weg naar Tyrus, die op de terugweg Jeruzalem zullen bezoeken, en door hen zullen de Farizeeën weer gelogenstraft worden, wat nog het beste effect van dit verschijnsel zal zijn.
[6] Maar in huls zijn onze kokkinnen nu ook gereed met het avondmaal; deze nacht zal ons weinig bezienswaardigs meer bieden, laten we daarom m huls gaan en daar het avondmaal nuttigen!'
[7] Ik had dat nog maar net gezegd, of er kwam al een dienaar uit het huis om ons te zeggen dat het avondmaal bereid was; wij ging dan ook direct het huis binnen, gingen aan tafel zitten en namen de goed toebereide vissen tot ons, alsook het brood en de wijn. Iedereen was opgewekt, omdat ook Ik opgewekt was.
[8] Maria van Magdala vertelde Maria en Martha verscheidene verhalen over de tempeldienaren, en hoe die veel moeite hadden gedaan om haar te verleiden en aan hun kant te krijgen, en wat voor grote geschenken ze haar gebracht hadden. Zij had echter gedacht: 'Dat kunnen de armen goed gebruiken' ; en zo was ze dan ook enkel en alleen vanwege de armen de tempeldienaren ter wille geweest. Maar zelfs deze manier om zich tot zonde te laten verleiden was haar slecht bekomen; want kort daarna was ze in bezit genomen door zeven boze geesten, en daar had ze veel van te verduren en te lijden gehad. En ze vertelde nog vele dingen uit de tijd van haar lijden en ook, hoe Ik haar van die kwade geesten verlost had, bij welke gelegenheid zij zich ook weer in alle liefde, met alle innigheid van haar hart tot Mij wendde.
[9] Maar Ik kalmeerde haar en zei haar dat ze nu moest eten en drinken.
[10] Hierop vroeg Marcus Mij weer of de boze geesten, die uit deze vrouw verdreven waren, ook van het soort waren als die in l1lyrië.
[11] Ik zei: 'Zeer zeker; want alleen zulke nog uiterst materiële geesten of, hier beter gezegd, zielen doen zoiets wanneer ze de gelegenheid daartoe krijgen. En hoe dergelijke gelegenheden ontstaan heb Ik jullie getoond, voorzover dat voor jullie nodig was om te weten. We zullen daar dus ook niet verder over spreken; want Ik wilde Mij hier meer rust gunnen dan op de Olijfberg het geval was. Maar zie eens: Ik heb hier met jullie meer te doen gekregen dan op enige dag op de Olijfberg. Maar dat geeft nu niets; want zolang het dag is moet men ook werken; pas als daarna de nacht komt en de duisternis, waarin nooit goed gewerkt kan worden, kan men zich rust gunnen. Maar wie 's nachts rust moet niet te vast slapen, zodat hij kan horen of er misschien dieven zijn huis binnendringen, die zich het bezit van de diepe slaper willen toeëigenen!'
[12] Nu zei Petrus: 'Heer en Meester, wanneer men 's avonds van het vaak zware ingespannen werk heel slaperig wordt, dan is het wel erg moeilijk om tijdens het slapen over zichzelf te waken. Hoe kan men daarvoor zorgen?'
[13] Ik zei: 'Natuurlijk niet zoals jij het begrepen hebt; maar al slaapt het lichaam van een mens nog zo vast, dan waakt toch zijn in Mij sterke ziel, en die zal het lichaam wel wekken wanneer dat nodig is.
[14] En Ik heb dit nu tegen jullie gezegd, opdat jullie je ziel zuiver zullen houden; want een onreine ziel is tenslotte net zo materieel als haar lichaam en kan daar niet over waken, aangezien ook de geest die zich in de ziel bevindt niet over haar kan waken als ze vast slaapt, omdat de ziel dan niets van zijn invloed kan en wil merken.'
[15] Nu zei Thomas: 'Heer en Meester, wij weten heel goed dat onze zielen nog lang niet rein genoeg zijn, maar wat moeten wij doen om te zorgen dat ze zo zuiver worden dat U er tevreden en blij mee bent?'
[16] Ik zei: 'Wel, dat heb Ik jullie al wel heel vaak gezegd en getoond! Handel daar maar altijd naar, dan zal het vuur van jullie liefde voor God en je naaste jullie zielen heel spoedig alles verschaffen, wat hun nog ontbreekt! Als Ik eenmaal opgevaren zal zijn en Mijn geest over jullie zal uitstorten, zullen ook jullie zielen rein worden als zuiver goud; maar tot dan moeten jullie volharden in volle liefde en echt geduld!'
[17] Daarmee waren de leerlingen tevreden en ze vroegen Mij die avond verder niets meer .
«« 98 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.