Wat de Griekse arts had vernomen en zijn getuigenis over de Heer (9.4.1862)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 160 / 214 »»
[1] Terwijl wij bij Marcus aan het middagmaal zaten, spraken de twee Grieken met hun metgezellen; want toen die maar al te gauw zagen dat hun twee vrienden volkomen gezond het kuuroord binnenkwamen, vroegen ze wat er met hen gebeurd was, waardoor ze zo gezond waren geworden.
[2] De twee konden nu echter met de beste wil van de wereld niet helemaal verzwijgen wat er 's morgens allemaal met hen gebeurd was. Ze maakten Mij dus bekend bij hun metgezellen, maar heel bescheiden en terughoudend; want ze dachten aan wat Ik hen gezegd had.
[3] Ze beschreven Mij als een zeer grote Joodse wijsgeer, die ook een buitengewone kracht bezat om enkel door zijn wil alle ziekten zo volkomen te genezen, dat een zieke heel plotseling zo gezond werd als hij zelfs in zijn jeugd nauwelijks ooit geweest was.
[4] Toen hun metgezellen dat en nog een paar dingen over Mijn wijsheid hadden gehoord, wilden ze ook naar Mij toegaan en Mij om genezing van hun lichaam vragen. Maar de twee Grieken hielden hen daar vanaf, door hun te vertellen dat Ik het kuuroord misschien nog diezelfde middag zou bezoeken. Daarmee stelden de metgezellen van de twee Grieken zich voorlopig tevreden, maar ze wilden toch over niets anders dan alleen over Mij praten.
[5] Eén van hen, die zelf in zijn eigen plaats een gewaardeerd arts was, maakte de volgende opmerking, toen hij van zijn twee vrienden nog iets meer over Mij had gehoord: 'Nu begint mij over die bijzondere heiland en wijze van de Joden een licht op te gaan! Hij zal ongetwijfeld dezelfde zijn over wie ik in Tyrus en Sidon al veel heb horen vertellen. Ook verschillende van jullie zullen daar wel meer over gehoord hebben.
[6] Men zegt dat hij een Galileeër uit Nazareth en de zoon van een timmerman is, die het vak van timmerman ongeveer op zijn dertigste jaar volledig heeft opgegeven, leerlingen heeft aangetrokken en daarna aan zijn ambt als leraar en genezer is begonnen. De priesters van de Joden vervolgen hem echter, omdat het hele volk naar hem toegaat en in hem gelooft, omdat hij zijn leer met grote wonderen en andere grote tekenen bevestigt.
[7] Sommigen houden hem voor een grote profeet, anderen voor een nieuwe koning der Joden, die de Romeinen uit het Joodse land zal verdrijven - wat echter zijn plan niet zou zijn, aangezien hij een veel grotere vriend van de heidenen moet zijn dan van de Joden, die weinig acht slaan op hun God. Nog weer anderen houden hem voor een pure Godszoon en sommigen voor de oude Jehova Zelf, die Zichzelf vanuit Zijn macht met het vlees van de mensen heeft bekleed om hen over alles te onderrichten en hen uit de lange nacht van al hun dwalingen te bevrijden.
[8] Maar hoe het ook zij, als hij naar ons toekomt, zullen wij hem zelf ook zeker nader leren kennen, vooropgesteld dat hij inderdaad degene is over wie ik, zoals reeds gezegd, echt al heel veel heb horen praten!'
[9] Nu zeiden ook de anderen:'Ja,je hebt waar en juist gesproken! Ook wij hebben al verschillende keren de wonderbaarlijkste dingen over die Galileeër horen vertellen, die natuurlijk nog ongelooflijker klonken dan de mythen van onze goden. Daarom zeiden wij dan ook: als het zo met hem gesteld is, dan is hij kennelijk naar volle waarheid een God, in wie ook wij Grieken en Romeinen zullen geloven!'
[10] De twee reeds genezen Grieken zeiden: 'Jullie hebben gelijk, en jullie hebben ons er opmerkzaam op gemaakt dat wij dat ook al een paar keer hebben gehoord in de laatste tijd dat wij, zoals jullie weten, naar de waarheid zochten. Maar in Zijn aanwezigheid hebben wij daar niet aan gedacht, hoewel Hij daar Zelf op heeft gezinspeeld; misschien wilde Hij dat Zelf niet en konden wij ons daarom ook niet herinneren wat wij al een paar keer hadden gehoord. Als Hij nu naar het kuuroord komt, moet dat ook besproken worden, hoewel niet ter wille van ons, maar ter wille van jullie!'
[11] Hun metgezellen zeiden: 'Beste vrienden, pas als hij aanwezig is zal wel blijken of zich daar een geschikte gelegenheid voor aandient, en of hij ons zal toestaan dat wij hem daarnaar vragen. We zullen blij en in de hoogste mate dankbaar zijn als hij onze lichamen geneest en met name onze ingewanden, die al zwak zijn geworden van ouderdom en volledig ongeschikt zijn geworden om onze ledematen levensdiensten te bewijzen.
[12] Ik ben weliswaar arts en heb al bij heel wat lijdende mensen de pijnen verzacht; maar de zwakheden van de ouderdom, die wij weliswaar voor het grootste deel aan onszelf te wijten hebben, worden door onze kruiden, oliën en geneeskrachtige baden nooit meer zo volledig genezen als jullie twee door die wonderdoener genezen zijn.
[13] Iemand die daar enkel door zijn wil toe in staat is, is duidelijk meer dan talloze massa 's mensen, die met hun wil niet eens de zwakste draad van een spin kunnen doen breken, laat staan van een oud en zwak mens het bloed en de ingewanden genezen. Een mens die dat kan is dus ten opzichte van de andere mensen een god, en wel om de heel logische reden dat hij in staat is dingen te doen die men anders alleen van de hoge, door stervelingen nooit aanschouwde goden zou kunnen verwachten.
[14] Men zegt wel dat de goden steeds alleen maar onzichtbaar voor ons mensen werken en dat hun een ontelbaar aantal van allerlei natuurkrachten en dienstbare geesten ten dienste staat -maar dat moeten de mensen maar geloven, en nog nooit heeft er iemand achter de dichte sluier van de omineuze Isis gekeken. Maar onze man doet goddelijke dingen voor onze ogen en spreekt, leert en neemt zelfs leerlingen aan, die van hem de kunst leren gelijk te worden aan de goden, en misschien ook wel om net als zij onsterfelijk te worden. Zo'n man verdient toch ontegenzeglijk de voorkeur boven alle goden die nooit voor het oog van een mens hebben bestaan en hem van hun bestaan en werken slechts een halfwaar getuigenis hebben gegeven.
[15] Maar deze man bestaat en legt overeenkomstig de volle waarheid voor het oog van alle mensen getuigenis af van het feit dat Hij een echte, levende en werkelijk bestaande God is, wat wij niet eens blind hoeven te geloven, omdat wij ons daarvan met al onze zintuigen kunnen overtuigen; derhalve verklaar ik Hem alleen daarom al tot een enig ware God en verwijs ik alle andere, alleen in de fantasie en het inbeeldingsvermogen van de mensen ontstane afgoden naar het rijk van de vage en loze fabelen, omdat Hij jullie twee alleen door Zijn wil zo gezond heeft gemaakt als jullie, voorzover ik weet, vroeger nooit geweest zijn. Daarom zij Hem door mij reeds bij voorbaat alle aan een God toekomende eer bewezen! Ondanks mijn ook allang bestaande maag en leverklachten verheug ik me erop Hem te zien en Hem met alle liefde en diepe eerbied tegemoet te treden. Misschien zal Hij mij ook een volledige genezing waardig achten, wat heel gemakkelijk voor Hem is.'
«« 160 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.