De leiding van menselijke zielen naar voleinding

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 171 / 214 »»
[1] (De Heer:) 'Jij denkt nu weliswaar bij jezelf 'Ja, de goddelijke wijsheid en almacht zou daar toch heel gemakkelijk toe in staat moeten zijn!' Maar Ik zeg je: als Ik dat wilde, zou het voor Mij ook niet nodig zijn geweest om Zelf ooit in het vlees als een mensenzoon op deze aarde te komen en jullie mensen als een leraar te onderrichten, en zou het in de oertijd ook niet nodig geweest zijn om allerlei wijzen en profeten voor jullie op te wekken.
[2] Want als jullie enkel door Mijn almacht tot geheel vrije, in alles op Mij lijkende kinderen gevormd hadden kunnen worden, dan had Ik dat ook zeker gedaan; maar omdat jullie aan de voortdurende leiband van Mijn almacht nooit tot vrije, zelfstandige en in alles op Mij lijkende kinderen gevormd hadden kunnen worden, maar steeds gelijk waren gebleven aan alle andere materiƫle wezens, zoals het leem, de lucht, het water en gesteente, metalen, planten en alle soorten dieren -wat Ik als Schepper van alle dingen en wezens natuurlijk het duidelijkst zie - moet het dus zijn zoals het is, en niet anders. Want -begrijp dat goed! -het scheppen van goden is iets heel anders dan het scheppen van zonnen, werelden en al die andere wezens in de hele eindeloze scheppingsruimte! - Heb je dat nu goed begrepen?
[3] Daarom komt de mens vrijwel geheel en al zonder enige kennis en wetenschap op de wereld en moet hij in alles onderwezen worden, terwijl de dieren reeds alles meebrengen in de wereld, wat ze nodig hebben om hun leven in stand te houden.
[4] Als de mens in deze wereld komt, wordt hij wat zijn ziel betreft volledig gescheiden van Gods almacht en is hij in alle opzichten aangewezen op zijn eigen wil en kennis. Pas als hij langs de weg van onderricht uit de mond van zijn ouders en andere wijze leraren God leert kennen, zich gelovig tot Hem richt en Hem om Zijn hulp en bijstand smeekt, begint ook van goddelijke zijde het invloeien door alle hemelen heen. De ziel van de mens gaat dan over in een steeds helderder kennis en van daaruit steeds meer in de liefde voor God; ze maakt haar eigen wil ondergeschikt aan die van God en verenigt zich op die manier met de geest Gods, wordt zodoende geleidelijk aan even volmaakt in en door de geest Gods in haar als de goddelijke geest zelf, en blijft daarbij toch in alles volkomen vrij en zelfstandig, zoals God als zodanig eeuwig en volmaakt vrij en zelfstandig is.
[5] Nu denk jij met je tamelijk verlichte wereldse verstand: Maar als iedere in Mij voleindigde ziel in alles even volmaakt wordt als Ikzelf ben - kan dat mettertijd dan niet tot een soort godenoorlogen leiden, en wie zal uiteindelijk de overwinning behalen?
[6] Kijk, dat is onder onontwikkelde en dikwijls nog in hoge mate met allerlei bedrieglijke liefde voor de wereld en eigenliefde behepte aardse mensen wel denkbaar en, zoals de wereldgeschiedenis maar al te duidelijk bewijst, ook heel goed mogelijk; in het ware Godsrijk is dat echter niet denkbaar en al helemaal niet mogelijk. Want hoe zou iemand die zelf eenmaal in de volmaakte waarheid uit God staat en inziet dat zonder haar geen ding mogelijk is, ooit met de eeuwige oerwaarheid in God in gevecht kunnen raken?
[7] Want als het mogelijk zou zijn dat bijvoorbeeld een engelengeest ooit in gevecht zou raken met een oergoddelijke waarheid, aangezien die toch zijn wezen uitmaakt, dan zou hij daarbij niet met God, maar alleen met zichzelf in gevecht raken en zodoende ook niemand anders dan alleen zichzelf schaden.
[8] Heb je op deze aarde ooit al eens meegemaakt dat bijvoorbeeld twee mensen die goed thuis zijn in de rekenkunde, in gevecht zijn geraakt omdat volgens het rekensysteem, dat in de hele wereld geaccepteerd is, twee volkomen gelijke eenheden en nog eens twee volkomen gelijke eenheden in totaal vier eenheden opleveren? Kijk, daar zijn alle mensen die ook maar enigszins kunnen rekenen, het volkomen over eens en zullen daar met een ook maar enigszins helder inzicht nooit onenigheid en strijd over krijgen; want ook ter wille van hun eigen voordeel moeten ze toch erkennen dat die rekenwaarheid overal en te allen tijde geldt.
[9] Zo gaat het ook met alle voleindigde zielen in het rijk Gods; ze zijn allemaal van een en dezelfde waarheid doordrongen, omdat die als licht aan hun liefde voor God en de naaste ontspringt.
[10] Zolang de mensen onder elkaar onenigheid, strijd en oorlog kunnen krijgen, zijn ze nog ver van het rijk Gods en zullen ze er niet eerder binnen gaan dan dat ze onveranderlijk groot zijn geworden in alle geduld, deemoed, zachtmoedigheid en ware naastenliefde. Maar als ze dat eenmaal zijn en daardoor in zichzelf tot de waarheid uit God komen, dan is het eeuwig afgelopen met alle onenigheid, strijd en oorlog en kan er van jouw godenoorlog dan ook voor eeuwig geen sprake zijn. - Begrijp je dat?'
«« 171 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.