Het gesprek tussen de commandant en de overste

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 202 / 214 »»
[1] Na deze onverwachte verzekering van de wacht, die daarop de hut weer verliet, waren onze soldaten van Herodes aan de ene kant zeer tevreden gesteld, maar aan de andere kant ontstond er in het gemoed van met name de commandant, die een Griek was, en ook van de overste, die een Jood was, grote onrust doordat er onmiddellijk meer brood en wijn werd gebracht, terwijl ze hun wens daartoe nog maar nauwelijks hadden uitgesproken.
[2] Nu zei de commandant: 'Wonderen - wonderen zouden in dit dorp zogezegd aan de orde van de dag zijn? Hier moet dus een soort orakel bestaan, waarvoor zelfs iemands meest geheime gedachten niet eens veilig zijn, doordat de een of andere wonderdoener die direct luid kenbaar maakt aan degene die die gedachten heeft gehad!
[3] Als dat zo is -wat heel waarschijnlijk lijkt - zal men ook woord voor woord precies weten wat wij besproken hebben over de bedachtzaamheid die wij in acht zullen nemen, en dan zal die voorzichtigheid weinig baten! Want als de mensen in het herenhuis op een of andere tovertafel direct onze wens naar brood en wijn hebben waargenomen, dan zullen ze ons eerste overleg even goed en precies hebben gehoord en ook heel goed begrepen, ook al zouden we dat in het oud-Egyptisch hebben gehouden.
[4] Het beste is nog dat wij niets vijandigs in ons schild hebben gevoerd, noch tegen de Nazarener noch tegen wie ook van Zijn aanhangers; en wat Herodes betreft, zullen ze onze mening zeker delen. Kortom, morgen zal deze wonderbaarlijke kwestie vanzelf wel duidelijk worden. Laten we dus maar optimistisch zijn, zoals de wacht zei; want volgens hem is dit oord immers een oord van heil en niet van vloek en het gericht daarvan!'
[5] Daarop zei de overste: ' Als het inderdaad is zoals jij, commandant, er nu over oordeelt, kunnen we van tevoren al wel aannemen dat ons plan om uit tactische overwegingen in dit kuuroord te verblijven niet probleemloos zal verlopen, en men zal ook wel volledig op de hoogte zijn van de vier gezonken schepen, de honderd dertig verdronken soldaten en het ware doel van onze komst hierheen. Hoe zullen we ons verontschuldigen als men ons daarover ter verantwoording zal roepen?
[6] Hoe meer ik er nu ernstig over nadenk, des te verwarder wordt het in mijn gemoed, en daardoor wil het zeer goede brood mij niet echt smaken en evenmin de uitstekende wijn. - Wat denk jij, commandant - of iemand anders van jullie, wat we nu het beste kunnen doen?'
[7] De commandant zei heel flink: 'Dat vind ik weer gemakkelijker; want als deze mensen alles weten, zullen ze ook weten dat wij tegenover die domme en trotse Herodes van tevoren goede argumenten tegen zijn starre wil naar voren hebben gebracht, voordat wij ons daar tenslotte met zichtbare tegenzin naar voegden. En hebben we onze taak niet toch al zo beperkt mogelijk uitgevoerd? We hadden op kosten van Herodes nog heel goed een paar weken in Tiberias kunnen verblijven, als die vissers en schippers ons door hun verhaal niet gedwongen hadden op te breken. Want ten eerste wilden de inwoners van Tiberias ons vast heel graag kwijt en hebben ze ons door hun verhalen, die ze wellicht overdreven hebben, gedwongen om onze plicht, die ze kenden, uit te voeren. En ten tweede: als wij dat niet hadden gedaan, wie weet of ze niet onmiddellijk een bode naar Herodes hadden gestuurd om ons bij hem zo zwart te maken als maar mogelijk is.
[8] De schippers hebben vanwege de harde wind en de vallende nacht onze snelle actie natuurlijk meer ter wille van hun eigen heil dan dat van ons afgeraden; maar uit vrees voor verraad moesten wij de moedigen en snel handelenden spelen. Wij hebben dus geen schuld aan onze onderneming, maar in de eerste plaats Herodes en daarna de omstandigheden, waaronder wij ons nu met name in Tiberias bevonden. Ik ben nu dus heel opgeruimd en heb geen angst voor de heren en rechters van dit oord, ook al zou zelfs de Nazarener aanwezig zijn, wat mij zelfs zeer aangenaam zou zijn; want Hij moet een heel goede, rechtvaardige en wijze man zijn, zoals ik al herhaalde malen van het volk heb gehoord, en met zulke mensen valt goed te praten, daar onze instelling steeds anti-Herodes is. -Zijn jullie dat niet allemaal met mij eens?'
[9] Ze gaven de commandant gelijk en aten en dronken daarna heel welgemoed. Ook de overste werd opgewekter.
«« 202 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.