Het navolgen van de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 58 / 214 »»
[1] Ik zei: 'Waar je Mij nu om hebt gevraagd, heb Ik nu reeds gedaan en daarom zul je gemakkelijk verder kunnen gaan! Want voor wie Mijn levenslicht schijnt, die zal met zijn voeten onderweg niet gemakkelijk meer tegen een steen stoten en hij zal de doornen weten te vermijden. Wie met Mij wandelt, heeft overal al een goed gebaande weg; wie echter zonder Mij wandelt naar het rijk Gods, dat het innerlijke rijk van het leven en alle waarheid is, heeft een lange, smalle en zeer doornige weg te gaan, zoals dat bij heel veeloude wijzen van alle volkeren op aarde het geval was en ook in de toekomst het geval zal zijn en blijven.
[2] Jij hebt het van nu af aan gemakkelijk, evenals heel velen die Mij hebben gezien en gehoord en helemaal in Mij geloven; maar hun nakomelingen zullen enkel en alleen door hun geloof het rijk Gods bereiken. Wie Mij ziet en hoort, gelooft gemakkelijk en kan ook gemakkelijk volgens Mijn woord leven en handelen. Maar wie Mij in de toekomst niet meer in levende lijve zal zien, zal het moeilijker hebben om het ware, levende rijk Gods te bereiken; want hij zal puur moeten geloven wat de uitgezonden boden hem over Mij zullen vertellen.
[3] Als hij echter datgene wat hij hoort bereidwillig in zijn hart opneemt en ware vreugde voelt vanwege de waarheid die hij heeft gehoord, zal weldra de doop van de geest vanuit Mij over hem komen, en dan zal hij daarin de geopende poort naar het Godsrijk ontwaren.Vanaf dat punt zal ook voor hen die geen getuige zijn geweest van Mijn huidige aanwezigheid de weg naar het Godsrijk gemakkelijk zijn.
[4] Maar verheug je, nu jullie dat allemaal weten, over het feit dat God dat allemaal vanaf het eerste begin al zo beschikt heeft! En als jullie de mensen over Mij en Mijn rijk zullen vertellen, zeg hun dan ook wat Ik nu tegen jullie heb gezegd; maar doe hen vooral begrijpen dat Mijn rijk niet van deze wereld is -maar dat het het inwendige rijk van alle waarheid en al het leven in het diepste innerlijk van de mens is. Wie het in zichzelf heeft gevonden en er door zijn levende geloof en werkzame liefde is binnengegaan, heeft de wereld, het gericht en de dood overwonnen en zal voortdurend het eeuwige leven hebben.
[5] Weliswaar meent het wereldse verstand dat de dingen, die Ik jullie nu heb gezegd, dwaasheid zijn; maar toch is het de hoogste wijsheid van alle leven in God. Heil degene die zich daar niet aan ergert!
[6] Niemand kan weten wat er allemaal in een mens verborgen ligt, wat noodzakelijk is voor zijn leven, behalve de geest die in het diepste innerlijk van de mens is en woont; en zo weet ook geen geleerde wat God Zelf is en wat er in Hem is, maar alleen Gods geest, die al Zijn diepten doordringt.
[7] Als de geest, die het ware levenslicht in de mens is, niet wordt gewekt, is het duister in de mens en kent hij zichzelf niet; wanneer echter door het geloof in Mij en door de liefde tot Mij en de naaste de geest in de mens wordt gewekt en tot een helder licht wordt ontstoken, doordringt de geest de hele mens door en door, en dan neemt de mens waar wat er in hem is en kent hij zichzelf. En wie zichzelf kent, kent God ook; want de ware en eeuwige levensgeest in de mens is niet een menselijke geest, maar een goddelijke geest in de mens, anders zou de mens geen evenbeeld van God zijn.
[8] Als jullie dat nu goed hebben begrepen, zullen wij nu, naar lichaam en geest gesterkt, van hier op weg gaan naar Galilea.'
[9] Allemaal verzekerden ze Mij dat ze het goed hadden begrepen en bedankten Mij voor deze les.
[10] De waard maakte natuurlijk de opmerking, of Ik misschien nog tot de middag in zijn huis zou willen blijven.
[11] Maar Ik zei tegen hem: 'Kijk, alles in deze wereld heeft zijn tijd, dus ook het komen, blijven en &aan! Ik weet echter waar vandaag nog een grote hoeveelheid werk op Mij wacht, en Ik moet daarom ook daarheen gaan waar het werk op Mij wacht! Bovendien zal er over een uur een grote karavaan van kooplieden die uit Jericho komen bij jou aanleggen, en dan zullen jullie veel te doen krijgen. De kooplieden zullen je veel over Mij kunnen vertellen; vertel jij hun ook dat Ik hier ben geweest, maar zeg hun niet in welke richting Ik gegaan ben!'
[12] De waard verzekerde Mij nogmaals dat hij alles, wat hij als Mijn wil had herkend, strikt in acht zou nemen en bedankte Mij ook nog eens voor de weldaden die Ik hem bewezen had; toen gaf Ik de leerlingen een teken om op te breken.
[13] Daarop stonden we echt op en gingen op weg. De waard en zijn genezen zoon begeleidden Mij meer dan duizend passen en keerden daarna goedsmoeds weer terug naar huis.
«« 58 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.