De Heer met de Zijnen in een oerbos in Samaria. De Heer in Galilea

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 63 / 214 »»
[1] Binnen een uur bereikten wij nu een dicht bos, waar doorheen de weg in de richting van Galilea leidde. Het bos was ruim drie uur gaans diep en er stond geen enkel huis langs de weg.
[2] De leerlingen vroegen Mij waarom zo'n bos door niemand werd gebruikt.
[3] Maar Ik zei tegen hen: 'Wees maar blij dat er in het Beloofde Land nog zo'n gezond bos bestaat dat nog niet smadelijk ten offer is gevallen aan de menselijke hebzucht! In dit bos kunnen jullie nog plekken vinden waar de honing als een kleine beek uit de bomen vloeit; want in zulke bossen zijn nog rijkelijk bijen aanwezig die de honing bereiden.
[4] Ik heb ook allerlei dieren geschapen die ten eerste voor het natuurlijke bestaan van de aarde net zo noodzakelijk zijn als het oog dat voor de mensen is om te kunnen zien, en die ten tweede absoluut noodzakelijk zijn voor de voortgaande en zelfstandige ontwikkeling van de zielen op deze aarde, waarvan Ik jullie bij andere gelegenheden uitvoerig de essentie heb verteld en door het openen van jullie innerlijk gezicht ook heb laten zien. Jullie zullen dan ook begrijpen dat al die verschillende dieren naast de mens op deze aarde toch ook een plek moeten hebben om te wonen, omdat ze nodig zijn voor de uiteindelijke ontwikkeling van de mens volgens Mijn orde. En daar zijn dan ook hier en daar op aarde dergelijke grote en dichte bossen voor nodig. Daarnaast dienen ze echter nog duizenden andere doeleinden.
[5] Ze zijn vooral de eerste opnamevaten voor talloze natuurgeesten, die in het plantenrijk hun eerste, reeds met een geordende intelligentie, van anderen gescheiden incarnatie* (* Incarnatie (letterlijk 'in het vlees komen'): materieel -lichamelijke levensvorm. ) krijgen en in zoverre een bepaalde rijpheid bereiken, dat ze daarna kunnen overgaan naar het intelligentere en vrijere dierlijke leven, - wat Ik jullie allemaal al heb getoond, omdat Ik wil dat jullie alle geheimen van Gods rijk op aarde goed zullen kennen.
[6] Zolang dergelijke bossen op aarde in de juiste ruime mate bestaan en de voortdurend vanaf alle sterren naar de aarde komende en de vanuit de aarde zich ontwikkelende en opklimmende natuurgeesten in zulke bossen opgenomen worden en hun goed geordende onderkomen vinden, zullen jullie geen al te hevige, stormachtige natuurrampen of allerlei epidemische ziekten de kop op zien steken; maar als het begerige winstbejag van de mensen zich eenmaal teveel aan de bossen zal vergrijpen, zal het ook zwaar zijn voor de mensen om op deze aarde te leven en te bestaan, en wel het zwaarste, waar het uitdunnen van de bossen te sterk de overhand krijgt - wat jullie ook kunnen onthouden, om de mensen bijtijds voor zulke lichtzinnige ondernemingen te waarschuwen.
[7] Kijk, in de vroegste tijden van de mensen op deze aarde kende men geen getimmerde huizen en al helemaal geen gemetselde burchten; zulke bossen dienden ook de mensen tot woning, en ze bereikten in die natuurlijke levende woningen volkomen gezond een zeer hoge leeftijd. In het noorden van zowel Azië als Europa en nog andere grotere en kleinere werelddelen, ook op het zuidelijk halfrond, wonen nog heden ten dage in natuurlijk opzicht heel sterke en gezonde mensen in bossen; zo'n bos is dus niet zo afschrikwekkend en nutteloos als het kortzichtige verstand van de mensen zich voorstelt! Als jullie dat hebben begrepen, wees er dan blij om dat wij hier nog zo'n echt gezond oerbos hebben aangetroffen.'
[8] Terwijl Ik de leerlingen dit over het dichte bos uitlegde, kwamen wij op een meer open plek in het bos, die omgeven was door oude ceders. En daar stond een ceder, die hol was en een groot aantal bijen in zich borg, die zoveel honing bereidden dat deze, omdat de bijen hem niet konden opeten, overal rijkelijk uit de scheuren en spleten van de machtige boom stroomde; zodoende was er iets lager dan de boom en een eindje er vanaf een kuil te zien, die als een kleine vijver met de beste honing gevuld leek te zijn, en al gáuw ontdekten de leerlingen een klein stroompje, dat van die ware honingvijver naar rechts ver het bos in liep.
[9] Petrus zei: 'Dit is werkelijk nog een stukje van het oude Kanaän, waar honing en melk in beken stroomde! Het is alleen tamelijk verbazingwekkend dat de altijd onverzadigbare hebzucht van de mensen dit ware honingmeer tot nu toe nog niet heeft ontdekt. Heer en Meester, het is jammer dat wij geen brood bij ons hebben - anders zouden we hier heel goed brood met honing kunnen eten!'
[10] Daarop zei Philippus: 'Ik heb wel een brood bij me; maar wij zijn nu met ongeveer veertig man, daarom zal ieder van ons dus maar een klein stukje krijgen!'
[11] Nu zeiden de leerlingen van Johannes: 'Wij hebben ook nog een paar broden, die wij al in Jericho hebben gekocht, er zou dus, al is het ook wat karig, wel genoeg brood kunnen zijn voor ons allemaal!'
[12] Ik zei: ' Als jullie al honger hebben, verdeel die drie broden dan onder elkaar, en eet!'
[13] Dat deden de leerlingen en gaven Mij ook een flink stuk.
[14] Daarop zegende Ik het brood en het vermeerderde zodanig, dat wij voor allemaal meer dan genoeg hadden. Toen gingen we rond de vijver zitten, doopten het brood in de honing, en de leerlingen, en met name Judas Iskariot, konden maar niet genoeg krijgen van het zoete brood.
[15] Deze maaltijd duurde ongeveer een half uur, en daarna zei Ik: 'Nu hebben we allemaal genoeg brood met honing gegeten, en het is tijd dat we deze voor jullie veel te zoete plek in het bos verlaten en proberen om vandaag nog vóór zonsondergang Galilea te bereiken, want hier zijn wij nog in Samaria.'
[16] Petrus zei: 'Heer, werkelijk, het zou goed zijn om hier een paar dagen te blijven en een beetje uit te rusten! Hier zouden we ook veilig zijn voor de dikwijls hinderlijke opdringerigheid van de mensen; want nog niemand heeft deze plek vóór ons ontdekt, dat is wel zeker omdat de honingvijver nog zo vol is, dat hij overstroomt.'
[17] Ik zei: 'Weliswaar hebben de mensen deze plek in het bos niet ontdekt, maar verschillende beren in dit bos allang, en die zullen niet lang op zich laten wachten. Als jullie met zulke bewoners de nacht rond de honingvijver willen doorbrengen, kunnen jullie hier wel overnachten. Maar Ik zal Mij niet in het gezelschap van deze beren ophouden, en Ik wil ze niet met de macht van Mijn wil in bedwang houden en ze hun maaltijd ontnemen!'
[18] Toen de leerlingen hoorden dat er verscheidene beren zouden komen, waar de meesten van hen een afschuw van hadden waren ze dan ook direct bereid om verder te reizen. Iedereen doopte nog één keer zijn laatste stuk brood in de honing en stond daarna snel op van de grond, en wij verlieten deze plek en vervolgden onze weg; daarbij moesten we ons echter eerst een flink eind een weg banen, omdat wij tevoren bergopwaarts van de gebaande weg af hadden moeten gaan om bij onze honingvijver te komen.
[19] Na een poosje bereikten wij met wat inspanning weer de gebaande weg, die nog door het bos liep, en daar bewogen we ons weer voort met de snelheid van de wind en bereikten zo al binnen een half uur het land Galilea.
«« 63 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.