De jongste Farizeeër begint de Heer te herkennen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 76 / 214 »»
[1] Toen de Farizeeën dat van Mij hadden gehoord, zei de ene, die nog de beste van hen was, tegen de schriftgeleerde: 'Luister, die Galileeër heeft op zichzelf inderdaad geen ongelijk. Zijn woorden steken weliswaar als scherpe pijlen, maar hij spreekt de waarheid! Waarom heeft de bliksem eigenlijk precies onze synagoge moeten treffen? De Galileeër weet waar wij mee bezig zijn en kan dat zeer zeker geen lof toezwaaien, en hij weet dan ook heel goed dat God onze bede onverhoord zal laten. Wij zouden hem nu vriendelijker moeten benaderen, dan zou hij ons misschien toch op wonderbaarlijke wijze kunnen redden. Wie van ons kan er nu met enige zekerheid beweren dat hij niet Degene is die ons beloofd is?'
[2] De schriftgeleerde zei: 'Begin ook jij tegen ons te getuigen? Staat er soms niet geschreven: 'Uit Galilea staat er geen profeet op!'?'
[3] De betere Farizeeër zei: 'Ja, ja, dat staat zo wel geschreven; maar er staat nergens geschreven dat de Messias niet in Galilea op zou kunnen staan. Als hij nu Diegene is, dan is hij ook geen profeet, maar de Heer Zelf, en dan zou datgene wat er in de Schrift staat geen betrekking op hem hebben!'
[4] De schriftgeleerde zei: 'Ja, als dat zo zou zijn, dan natuurlijk niet; maar wie kan dat aantonen, en wie zou dat wagen?'
[5] De Farizeeër zei: 'Hijzelf, en nu misschien al vele honderdduizenden getuigen! Dat wij dat niet geloven, is niet zijn schuld. Maar dit is een gelegenheid om ons te laten zien dat hij meer is dan een profeet, en dan willen en zullen wij ook in hem geloven!'
[6] Hierop zei de schriftgeleerde niets meer, ging naar buiten om te zien hoeveel schade het steeds groter wordende vuur al had aangericht. Maar omdat de stormwind voortdurend zo hevig blies, dat een mens zich nauwelijks rechtop staande kon houden, en de bliksems ook vrijwel onafgebroken met luid gedonder door de lucht en de dikke wolken flitsten, bleef de schriftgeleerde met nog een Farizeeër, die hem begeleidde, niet lang als toeschouwer buiten staan, maar keerde al gauw weer terug in de zaal en vertelde de anderen dat er van de synagoge niet veel meer te redden zou zijn, aangezien het vuur al te hevig was geworden en men in deze plaats te weinig water en te weinig dappere mensen had om te blussen.
[7] De betere Farizeeër liep echter weer naar Mij toe en zei: 'Meester, U hebt gehoord wat ik tegen onze schriftgeleerde over U heb gezegd; daar kon hij mij geen steekhoudend antwoord op geven en zweeg dus liever, maar ging toch naar buiten om te zien of het wellicht nog de moeite zou lonen de synagoge te blussen en zo ook nog enkele kostbaarheden te redden. Daarmee heeft hij willen aangeven dat hij ook in U zou gaan geloven, als U door Uw wondermacht de brand in de synagoge zou blussen en op die manier ook een paar schatten zou redden. Maar omdat het kwade vuur alles nu wel snel verteerd en vernietigd zal hebben, zal hij nu bij zichzelf denken: 'Daar valt noch met natuurlijke noch met wonderbaarlijke middelen meer iets te redden, en dus blijf ik bij mijn ongeloof.'
[8] Wat mijzelf betreft denk en oordeel ik nu heel anders; want voor mij zijn de twee tekenen die U hier hebt gedaan voldoende, namelijk ten eerste het reinigen van de tien melaatsen en ten tweede het genezen van de opperknecht, en ik geloof dat U onweerlegbaar de Gezalfde Gods bent en dat voor U daarom ook niets onmogelijk is. En daarom geloof ik dan ook dat U, als U dat zou willen, de storm zou kunnen bedaren en het vuur in onze synagoge nog zou kunnen blussen en redden wat voor ons het meest noodzakelijke is om van te leven! Heer en Meester, vergeef mij als ik vroeger tegenover U gezondigd heb, en laat tenminste aan mij zien dat U ook Heer over de elementen en de grote natuur bent!'
[9] Ik zei: 'Zalig ben je, omdat je gelooft, en Ik wil voor jou ook doen al naar gelang je geloof! Ga daarom nu met Mij mee naar buiten, dan zullen we zien wat echt geloof vermag!'
[10] Daarop ging Ik met de betere Farizeeër naar buiten en keek met hem naar de felle brand, die reeds in het gehele grote gebouw woedde, en Ik zei tegen hem, terwijl hij zonder vrees of angst bij Mij stond: 'Denk je en geloof je nu nog dat het Mij mogelijk zou zijn om met één woord die geweldige storm te bedaren, de brand te blussen en daardoor tenminste jouw bezittingen te redden?'
[11] Vol vertrouwen zei de Farizeeër: 'Ja, Heer en Meester, nu pas geloof ik dat helemaal zonder enige twijfel! Spreek slechts één woord, en er zal onfeilbaar gebeuren wat U wilt!'
[12] Ik zei: 'Welnu, dan zal het gebeuren zoals je gelooft!'
[13] Toen Ik dat had gezegd, ging de storm plotseling liggen, en de brand in de synagoge doofde zo volkomen uit, dat er in het hele grote gebouw niet een gloeiend vonkje meer te vinden was.
[14] Hierop viel de Farizeeër voor Mij op zijn knieën en prees luid Gods kracht en macht in Mij.
[15] Maar Ik beval hem op te staan; want nu begonnen allen, die door angst en vrees naar de grote zaal waren gedreven, naar buiten te komen omdat ze wel merkten dat de storm geheel en al was opgehouden en er door het raam ook niets meer te bespeuren viel van de brand in de synagoge.
[16] Toen de schriftgeleerde dat met de andere Farizeeën merkte en ook zag dat er geen wolkje ian de hemel was, zei hij: 'Luister, dat is meer dan zelfs de meest wijze mens ooit had kunnen dromen! Maar wat kunnen wij doen? Als wij in die Galileeër geloven, zal de hele tempel ons weldra met gloeiende knuppels achterna zitten - en als we hem nu nog niet geloven, dan hebben wij het volk uit de hele wijde omtrek tegen ons. Het zal nu moeilijk worden de gulden middenweg te vinden en daarop voort te gaan. Maar laten we daar morgen verder over praten. Breng ons nu licht, zodat wij ons er snel van kunnen overtuigen welke schade wij door de brand hebben geleden!'
[17] Toen bracht de waard lichten, die uit was vervaardigd waren, en iedereen begaf zich naar de synagoge om te zien wat er allemaal door het vuur vernietigd was. De Farizeeën ontdekten al gauw dat het vuur een grote verwoesting in hun woningen had aangericht en begonnen daar hevig over te klagen; maar toen ze in de woning van de betere, gelovige Farizeeër kwamen, waar Ik Mij samen met hem bevond, stonden allen perplex toen ze daar alles onbeschadigd en in goede orde aantroffen.
«« 76 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.