Het vertrek naar Kana De Heer in Kana

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 96 / 214 »»
[1] Toen de twee de waard zo hoorden spreken, brachten ze daar niet veel meer tegenin, maar keerden ons snel de rug toe en gingen naar hun eetkamer, waar ook al een paar anderen op hen wachtten.
[2] Daar vertelden ze hoe ze door de schriftgeleerde en met name door de waard behandeld waren.
[3] Hun metgezellen zeiden: 'De waard kennen we al heel lang als heel trots en eigenzinnig, en we trekken ons van zijn aangeboren grofheid dan ook niets aan. Wij zijn alleen maar blij dat wij onze goede dingen van waarde voor het grootste deel hebben gevonden en naar een goede bewaarplaats hebben gebracht; we kunnen het er nu wel van nemen.
[4] Maar toch is het wel eigenaardig dat de schatten van een van ons en ook van de schriftgeleerde, die zich het meeste naar die Nazarener richtten, ongedeerd zijn gebleven en van de Farizeeër Joram zelfs zijn woning! Ook de woning van de schriftgeleerde is slechts in zoverre beschadigd, dat het plafond hier en daar doorgebrand lijkt te zijn; de deur naar zijn woonkamer lijkt echter van het vuur weinig geleden te hebben, dus zullen ook zijn schatten zeker minder hebben geleden!'
[5] Een ander zei: 'Hoe het ook zij, over een paar maanden is onze synagoge wel weer helemaal in orde, en wij hebben nog meer dan genoeg om te leven. Laten we nu dus maar geen afbreuk doen aan ons genoegen door zulke bijkomstigheden!'
[6] Daarop bestelden ze vissen en lamsvlees, ongezuurd brood en wijn, die een echte Jood mag drinken -dat kregen ze dan ook direct en ze deden zich daar onbezorgd te goed aan.
[7] Wij waren nu ook klaar met onze maaltijd en de waard vroeg MIJ of hij misschien toch teveel tegen de twee Farizeeën had gezegd.
[8] Ik zei: 'Maak je daar maar geen zorgen om; want ze hebben een sterke maag en kunnen veel verdragen, als het er maar niet naar uitziet dat ze. tekort komen! Als deze twee hier, die Ik nu al tot de Mijnen reken, verstandig zijn, kan het hun lukken om ook de anderen aan hun kant te krijgen.
[9] Maar nu is het echt tijd geworden dat Ik met Mijn leerlingen verder moet reizen. want Ik zie waar Ik weldra moet aankomen. Jullie moeten daar met verdrietig om worden, want Ik verlaat jullie alleen maar wat Mijn zichtbare lichaam betreft; met Mijn alom werkzame geest blijf Ik echter bij jullie, zoals bij iedereen die in Mij gelooft, Mij liefheeft en volgens de leer die hij ontvangen heeft leeft en handelt. Als jullie nog een of andere twijfel in jullie hart bespeuren, wend je dan in je hart maar tot Mij, dan zal Ik jullie het antwoord op de tong leggen. Blijf dus in Mij, dan zal Ik in jullie blijven!'
[10] Hierop beloofden allen Mij plechtig dat ze tot aan hun aardse levenseinde Mijn leer trouw in praktijk zouden brengen, Mij in hun hart zouden bewaren en tegen iedere vijandige benadering en boosaardige vervolging verdedigen.
[11] Daarop stond Ik snel op met Mijn leerlingen en reisde langs de geheime weg verder naar Kana. Om geen opzien te baren wilde Ik niet door het marktplaatsje reizen, want de vrouw wachtte nog steeds op Mij, om in Mij degene te zien die haar dochter 's morgens ziende had gemaakt.
[12] De vrouw had weliswaar reeds de hele ochtend bij verscheidene huizen navraag gedaan, maar kon nergens iets over Mij te weten komen; ze was zodoende met het meisje op het plein op de uitkijk gaan staan, maar natuurlijk zonder resultaat. De waard trof de vrouwechter samen met het meisje, nam hen allebei op in zijn huis en verzorgde hen uitstekend. Het meisje diende hem in het dorp tot een afdoende bewijs van wat Ik in het dorp had bewerkstelligd; want van de tien gereinigde melaatsen was er allang, zoals men zegt, geen spoor meer te bekennen, en de genezen opperknecht van de waard kon als genezen jichtlijder tegenover de werelds ingestelde mensen ook niet gelden als een bijzonder bewijs van Mijn kracht om wonderen te doen, omdat er toch gevallen waren geweest waarbij dergelijke jichtlijders tenslotte ook genezen waren door goede geneesmiddelen, waaraan destijds minder gebrek was dan -NOTA BENE - in deze tijd.
[13] Maar een blindgeboren meisje, dat als zodanig in de hele streek maar al te goed bekend was, legde veel meer gewicht in de schaal; en zo hadden de waard, Joram en de schriftgeleerde dit meisje samen met haar moeder liever als bewijs van Mijn goddelijke macht dan alle andere tekenen, waar ze wel over konden praten, maar waarvoor ze geen tastbaar bewijs meer konden leveren.
[14] Aan dit meisje, dat tevens heel mooi was om te zien viel tien jaar later nog een ongewoon aards geluk ten deel. Want de vrouw van de bekende Kado in Jericho was gestorven; hij kwam in deze streek, leerde haar kennen en nam haar uit liefde voor Mij tot zijn tweede vrouw. En zo heeft Mijn genade, als die iemand ten deel valt, ook in aards opzicht steeds goede gevolgen.
[15] Joram, de als eerste bekeerde Farizeeër en de schriftgeleerde, die Boz heette, hadden de andere Farizeeën binnen korte tijd aan hun goede kant gebracht, waar het genezen meisje en later vriend Kado natuurlijk heel veel aan bijgedragen hebben.
[16] Hiermee zullen we het verhaal over dit marktplaatsje als geheel beëindigd beschouwen en nu weer naar onszelf terugkeren en zien, hoe het ons op onze verdere reis naar Kana is vergaan!
«« 96 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.