De waard en Judas Iskariot

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 98 / 214 »»
[1] De waard zei tegen hem (NOTA BENE: Ik zal dit aan jullie Nieuw Salemieten iets uitvoeriger meedelen): 'Vriend, je bent een leerling van de Heer en bent van beroep, voorzover ik je van je steeds uiterst slechte aardewerkproducten maar al te goed ken, niets anders dan een pottenbakker! Maar hoe jij in het gezelschap van deze Heer en Meester terecht bent gekomen, dus zo goed als in het meest volmaakte gezelschap van God de Heer, daarop zou ook de aartsengel Michaël ons zelfs het antwoord schuldig blijven!'
[2] Judas Iskariot zei: 'Ja, vriend, je hebt gelijk dat je zulke woorden tot mij richt! Ik ben weliswaar pottenbakker, maar echt niet onervaren in de Schrift! Mozes en de profeten ken ik dankzij een schriftgeleerde op m'n duimpje, en ik weet heel goed in wiens gezelschap ik mij bevind. Ik reis echt niet mee om iets werelds te verdienen -wat bij de heersende wereldse omstandigheden toch iedereen toegestaan zou moeten zijn -maar alleen om te zien of de profeet Jesaja in zijn voorspellingen geen onwaarheid heeft gesproken en geschreven! Want hoewel ik wat mijn vak betreft pottenbakker ben, ben ik ook een kenner van de Schrift en ik heb op grond van mijn steeds meer stille waarnemingen aan deze ware Godmens alles volkomen waar bevestigd gezien, wat de genoemde profeet en ook de andere profeten van Hem hebben voorspeld.
[3] Maar ik heb ook een goed geheugen en weet elke voorspelling die de Heer reeds bij verschillende gelegenheden ten nadele van mij heeft gedaan. Kortom -ik ben een duivel in het gezelschap van de leerlingen van de Heer, die ik in weerwil van al het andere ook als zodanig erken; want de tekenen die Hij doet, heeft nog nooit een natuurlijk mens gedaan. Maar als ik dat evenals alle anderen erken en vast geloof, vraag ik: 'Waarom ben ik dan een duivel?'
[4] Goed, als ik er een ben, dan ben ik er een en moet ik er ook een zijn! Maar als je nu eenmaal iets moet zijn wat je in feite nooit hebt willen zijn ben ik dan wel de schuld van alles? Kortom, het wordt me nu plotseling al te bont! In ben nu evenals alle anderen al bijna tweeënhalf jaar een van de eerste leerlingen van de Heer - en ik moet een duivel van de hel worden! Nee, dat gebeurt absoluut niet; want ik weet nu wel wat ter wereld ik moet doen om geen duivel te worden.
[5] Ja, in de tijd dat de Heer mij zo'n getuigenis gaf, was ik dat in Zijn ogen ook; want Hij alleen onderzoekt hart en nieren van de mens. Hij wist dus ook hoe het er met mij voor stond, en Hij zal ook weten hoe het er nu met mij voor staat.Als ik niet deug in Zijn gezelschap, heeft Hij ook meer dan genoeg macht om mij op staande voet te verwijderen. Hij alleen is de Heer en kan doen wat Hij wil, en niemand kan tegen Hem zeggen: 'Heer, waarom doet U dat?'; maar door iemand die helemaal mijn gelijke is laat ik mij echt niet graag terechtwijzen! Want ieder mens heeft zijn zwakheden en heeft genoeg met zichzelf te stellen om in de juiste orde te komen, en zolang hij nog met zijn eigen zwakheden te kampen heeft, moet hij zijn naaste met rust laten en zich niet vrolijk maken over diens gebreken, hem niet in het bijzijn van iedereen kleineren.
[6] Ik ken Mozes en de profeten en ken nu ook de leer van de Heer, waarin alles wordt bevestigd wat alle profeten vanaf Adam, Sehel en Henoch hebben voorspeld over Degene die nu onder ons is -en ik weet dus ook wat ik moet doen en laten. Ik zou alleen willen weten waarom ik onder ons leerlingen van de Heer steeds als de minste met onvriendelijke ogen wordt bekeken, alsof ik in de volle betekenis van het woord een duivel onder hen zou zijn!'
[7] Nu zei de waard: 'Vriend, je hebt je nu alleen maar zo over mij opgewonden, omdat ik jou in mijn vrolijkheid heb gevraagd hoe het toch gekomen is dat ook jij blijvend een leerling van de Heer bent geworden! Ik heb je daarmee geenszins terecht willen wijzen en wist er ook niets van, dat de Heer jou eens heeft aangeduid met een naam die ik zelf niet weer wil uitspreken. Ik uitte alleen maar mijn verwondering over jou, omdat ik je voorheen in je handel en wandel als burger maar al te goed gekend heb en gezien heb dat jij het, ondanks jouw kennis van de Schrift, met het houden van Gods geboden nooit zo nauw hebt genomen.
[8] Als men met jou sprak, wist jij alles veel beter dan wie ook; maar als men vanwege je dikwijls niet lofwaardige handelwijze aan je vroeg, of jij dat zelf eigenlijk wel als een onbetwistbare waarheid geloofde, dan zei je: 'Niemand heeft ooit God gezien of Zijn stem gehoord, maar in alle tijden zijn er mensen met verschillende talenten en vermogens geweest; en Mozes en alle profeten waren ook maar mensen, met wie wijzelf nooit hebben gesproken. Wat zij hebben geleerd en opgeschreven was goed voor hun tijd; maar sindsdien zijn de tijden geweldig veranderd en wij en onze behoeften daarmee en daarin ook, en daarom zijn Mozes en de profeten in heel veelopzichten niet meer nuttig voor ons. En wie dat niet inziet vanuit zijn zelf opgedane ervaringen, bedriegt zichzelf, doordat hij ter wille van het bereiken van de hemel, die ons eens te wachten staat maar waar men niet de minste zekerheid over heeft, zijn aardse levensgeluk met voeten treedt!' Je ziet, vriend, dat ik ook nog een goed geheugen heb!
[9] Ik ken je dus heel goed en jouw levensprincipes zijn mij niet onbekend gebleven, en dat is nu precies wat mijn verbazing heeft gewekt over het feit dat jij je in dit allerhoogst geëerde gezelschap ophoudt; want wat je geloof betreft was jij geheel en al een Sadduceeër en je hebt je ook de hondswijsheid* (* Een verwijzing naar zijn cynische levensopvatting. Het Griekse woord voor cynicus is verwant met 'kunê', het Griekse woord voor hond. Een cynicus staat op het standpunt dat alleen de eigen normen en waarden tellen, en dat die van anderen i.c. de samenleving er absoluut met toe doen; de eerste dienen dan ook gevolgd te worden, de laatstgenoemde met voeten getreden.) van de Grieken eigen gemaakt, waarvan je dikwijls zei dat die het meest aan de natuur van de mens zou beantwoorden, als men reeds als kind daarin opgevoed zou worden.
[10] Zeg nu zelf of het mij niet moet verbazen, dat ook jij blijvend een leerling van de Heer bent geworden en je vroegere handel die je veel geld opbracht, hebt opgegeven, hoewel je aardewerkproducten nooit de beste waren -waarom je dat hebt gedaan, dat zul jij als ter zake kundige wel het beste weten! Maar hier blijkt toch duidelijk uit dat ik nooit de bedoeling had jou te kleineren en nog minder terecht te wijzen.
[11] Maar waarom je jezelf steeds als de minste onder de leerlingen van de Heer beschouwt, dat is jouw zaak; maar ik merk hier echt niet dat jou ten opzichte van de andere leerlingen een lagere rang toebedacht is. .
[12] Maar ik ben van mening dat zulke gedachten alleen kunnen ontstaan rn het gemoed van iemand die vanuit een bepaalde hoge dunk van zichzelf in wat hij uitoefent steeds liever de eerste en hoogst aangeschrevene wil zijn dan de minste en een ondergeschikte. Iemand die al meer dan gelukkig is dat hij in zo'n gezelschap de minste der minsten en de dienaar der dienaren van de Heer kan zijn, zal zich daar echter nooit over beklagen en zich niet in het geheim gekrenkt voelen vanwege het feit dat hij zichzelf in dat gezelschap als de minste beschouwt!
[13] Voorzover ik nu de betekenis van de leer van Heer ken, waarover ik veel gesproken heb met Kisjonah en met Philopold van het naburige dorp Kane, dat in de landpunt ligt die van Samaria een heel eind ons land insteekt, maar ook nog maar een paar weken geleden met twee vanuit Jeruzalem uitgezonden leerlingen, die ik in Kapernaüm trof, is de zin van die leer de grootste deemoed, zachtmoedigheid en zelfverloochening, zonder welke eigenschappen van het gemoed geen ware en zuivere liefde voor God en de naaste denkbaar is.
[14] Maar iemand die nog door de zwakheden van zijn medemensen gekrenkt en beledigd kan worden, is nog niet doorgedrongen tot dat ware levenspunt, waar de Heer van hem zou willen of kunnen zeggen: Kijk, dat is een man naar Mijn hart!'
[15] Ik heb je nu eerlijk mijn mening gezegd, en wel omdat je me daartoe gedwongen hebt; nu kun jij weer jouw opmerkingen maken, als je er een paar tegenin kunt brengen!'
[16] Judas Iskariot voelde zich zeer geraakt door de zeer verstandige woorden van de waard en wist in eerste instantie niet wat hij hem moest antwoorden.
[17] Pas na een poosje zei hij (Judas Iskariot): 'Ja, ja, je zult wel gelijk hebben; want jij bent werkelijk diep in de geest van de leer doorgedrongen! Maar als de Heer nu tegen jou zou zeggen: 'Jij bent een duivel!', hoe zou zo'n getuigenis uit Zijn mond jou smaken?'
[18] De waard zei: 'Vriend, als de Heer mij zo'n getuigenis zou geven, zou ik in mijn hart tegen Hem zeggen: 'O Heer en Meester van het leven, ik dank U, helemaal verpletterd door Uw heerlijkheid, dat U mij hebt laten zien wat een grote zondaar ik in Uw ogen nog ben; maar ik vraag U: betoon mij genade en barmhartigheid en drijf de duivel van hoogmoed, leugen en bedrog en ellendige zelfzucht uit mij, en vervul mij met de geest van de ware deemoed, zachtmoedigheid, zelfverloochening, de ware liefde voor U en onzelfzuchtige liefde voor mijn naaste!' En ik geloof dat de Heer zeker niet zou weigeren mij die genade te betonen, als ik Hem daar vanuit mijn volle levensernst om zou vragen.
[19] En nu wend ik mij tot Uzelf, o Heer en Meester, en ik vraag U mij genadig terecht te willen wijzen, als ik in de loop van deze woorden iets onterechts heb gezegd!'
«« 98 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.