5587 resultaten - Pagina 36 van 373
... 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 ...
[7] IK zeg: "Eerder is er toch al uitgelegd, hoe men de juiste naastenliefde moet betrachten. Als zij het wensen, en als jouw hart het ook wil, dan weet je alles al. Bovendien heb je toch zelf nooit een eed afgelegd om de slechte geloften van de tempel te eren. Als jij dus door geen eed op enigerlei wijze aan de tempel gebonden bent, wat zou je dan verhinderen om te doen wat je goed en voor het doel dienstig lijkt?Hoofdstuk 238: Een verwijzing naar de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JARAH zegt: "O Heer, dat zal ik zo veel mogelijk zien te vermijden!" - Na die verzekering ging Jarah staan en zei met heldere en goed hoorbare stem: "Luister, beste vrienden, die zoëven een heildronk uitgebracht hebben op de door u gezochte en toch niet gevonden Heiland uit Nazareth! In mijn hart deelde ik deze dronk met u uit het diepst van mijn leven, want ik heb het onschatbare geluk gehad Hem te leren kennen, en wel in Genezareth zelf. Ik ben daarom ook in de gelukkig stemmende omstandigheid om u van Hem, wat betreft Zijn karakter en Zijn ongehoorde vermogens, weliswaar een korte maar zeer getrouwe schets te geven, tenminste als u dat wenst aan te horen."
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JULIUS zegt: "Wel, ik heb jullie al gezegd dat het erg dom van jullie was. Het is nog in jullie hart achtergebleven als een restant van je eerste opvoeding. Maar wat daar nog zit, dat zal in de loop van de tijd wel helemaal uit jullie verdwijnen. Dat gaat natuurlijk niet in één keer, want een oude ingewortelde domheid verdwijnt vaak moeilijker uit de mens dan dat een oud lichamelijk gebrek geneest. Maar het juiste middel kan tenslotte beide zaken genezen.
Hoofdstuk 244: Het antwoord van Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als jullie echter de waarheid gevonden hebben, neem die dan aan en blijf daarbij, en denk en handel daarnaar, dan zullen jullie daadwerkelijk Gods kinderen zijn, terwijl jullie nu zeggen dat jullie Gods kinderen zijn, zoals alle Joden dat zeggen, maar in je hart nog niet eens gelooft dat er een God is!"
Hoofdstuk 244: Het antwoord van Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De jonge FARIZEEËR zegt: "Hoge, verheven, machtige geest! Wel veel, maar nog lang niet alles! Daarvoor danken wij je allen uit de grond van ons hart, want je hebt echt met de grote hemelsleutel geheimen ontsloten, waarvan wij eerder niet het minste vermoeden hadden. Wij zullen ons van nu af aan ook alle denkbare moeite" getroosten om op de juiste levensweg verder te gaan, alleen zouden wij die nog nader willen leren kennen. Maar voor vandaag hebben we al meer dan voldoende, want aleer onze geestelijke maag dit zal verteren, hebben wij enige tijd nodig. Morgen zullen wij wel voor hogere en diepzinniger zaken ontvankelijker zijn dan nu.
Hoofdstuk 4: De nieuwsgierigheid der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Als hij het werkelijk zou zijn, bleef ons toch zeker niets anders over dan ons voor hem in het stof te werpen en om vergeving te smeken voor alles wat wij in opdracht van de tempel allemaal tegen hem hebben moeten doen. En zie, dat is de benarde situatie waarin wij ons bevinden als hij echt de helland uit Nazareth zou zijn! Maar omdat wij nu het edelmoedige hart van deze man hebben gezien, mag hij nu best de heiland uit Nazareth zijn, want door hem zullen wij zeker niet in moeilijkheden komen! Hier heeft u nu het eerlijke antwoord dat u zo dreigend van ons verlangd heeft; maar geef u ons nu ook het juiste antwoord op onze vraag!"
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Maar JULIUS zegt tegen de anders zo vrijmoedige Farizeeër: "Waarlijk in het begin heb ik je voor wijzer en verstandiger gehouden dan het zich nu laat aanzien, -de zichtbaar zuiverste engel aan te zien voor een mogelijke satan! Ah, dat is het toppunt! Kun je dan aan ons spreken en handelen als een klein beetje verstandig mens niet zien dat wij toch zeker niet van de duivel zijn? Wil volgens jullie leer de duivel dan niet steeds alleen maar louter kwaad doen? En wij verafschuwen en bestraffen het kwade steeds, hoe kunnen wij dan bij de duivel behoren? Heeft de satan zich wel ooit eens milddadig en barmhartig getoond tegenover iemand? Wij zijn.echter tegen iedereen rechtvaardig, barmhartig en zo mogelijk milddadig. Hoe kunnen wij dan een satan bij ons dulden? Oh, jullie erg blinde dwazen! Hebben jullie nog nooit een door de duivel bezeten mens gezien? Ik heb er meer dan een gezien, maar daar was er niet één bij, die door zijn bewoner goed behandeld werd! Als jullie ons echter in jullie grove domheld al voor des duivels houden, waarvoor houden jullie dan de tempeldienaars en jullie zelf, als de tempel - zoals het nu toch al aan de hele betere wereld bekend is - uit louter leugen en bedrog, uit de geslepenste verdorvenheid is samengesteld en jullie toch dienaars van deze tempel zijn? Jullie geven zelf toe, dat de tempel nu heel goed als school voor de satan zou kunnen dienen! En ons, wij die iedereen steeds maar goed doen uit ons trouwe goede hart, wil je nu ook voor duivels houden, omdat een geest uit de hemelen jullie een klein voorproefje van zijn reusachtige macht en kracht heeft gegeven? Dan zou ik van jullie toch wel eens willen horen hoe op zo'n manier bij jullie iets er uit moet zien dat niet des duivels is!"
Hoofdstuk 243: De verontschuldiging van de jonge Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] En daaruit kunnen jullie dan wel opmaken, waarom wij, hooggeplaatste Romeinen, Hem uit het diepst van ons hart de hoogst mogelijke verering, liefde en achting bewijzen en Hem volkomen erkennen en roemen als de Heer van de gehele wereld. -Zeg mij eens of dat jullie niet als noodzakelijk en volkomen begrijpelijk voorkomt!"
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] De FARIZEEËR zegt: "Hoge gebieder, alles wat u zegt is zo overtuigend goed en waar, dat wij niets anders kunnen zeggen dan dat Ieder mens met een beetje geest, door één uur met u te verkeren, zichtbaar meer voor zijn hoofd en voor zijn hart wint, dan wanneer hij honderd jaar lang de domheden van de tempel aan zou kunnen horen, die uit niets anders bestaan dan loze kreten.
Hoofdstuk 7: De geloofsdwang van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] De jonge FARIZEEËR zegt: "Dat verheugt ons, en u, hoge gebieder , danken wij zeer voor het licht dat u in ons hart hebt laten schijnen, want nu weet ik heel zeker wat wij allen zullen doen en in zekere zin moeten doen! Nu pas zullen wij ons allen oprecht tot hem wenden en wat hij zal zeggen, zullen wij ook doen!"
Hoofdstuk 7: De geloofsdwang van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Toorn en wraak moeten verre zijn van het hart van Ieder die Mijn leerling wil zijn; over de bittere gebeurtenissen op deze aarde mag hij niet klagen of daarover zelfs geërgerd beginnen te morren.
Hoofdstuk 8: De voorwaarden die de Heer aan leerlingen stelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Hij moet alle leven van vermaak vermijden als de pest; maar daarentegen alles inzetten om door Mijn levende woord In zijn eigen hart letterlijk een nieuwe geest te vormen en om vervolgens eeuwig geheel in deze geest verder te leven in de overvloed van alle geestelijke kracht.
Hoofdstuk 8: De voorwaarden die de Heer aan leerlingen stelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar in de laagten, waar de in hun hart en verstand blinde mensen hun leraars en leiders en raadgevers schitterend begonnen op te smukken, hun hoofden zalfden en met kronen sierden en hen vanwege het grotere aanzien ook allerlei macht en gezag verleenden, was het uit met het eenvoudige leven en de geringe behoeften!
Hoofdstuk 10: Behoeften en het kwaad daarvan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] IK zeg: "Houd je in je hart dan van de wereldse pracht en luxe?"
Hoofdstuk 14: Hoe passen aardse schatten in ons leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] IK zeg: "Wel, waarom brengt die voorgeschreven pracht en luxe je dan in de war? Als je er in je hart geen liefde voor voelt, kan geen pracht of praal nadelig zijn voor ziel en geest! Maar als je hart aan iets stoffelijks hangt, ook al zou dat op zichzelf nóg zo gering zijn, dan kan het net zo schadelijk voor ziel en geest zijn als de zwaarste kroon van het zuiverste goud met de kostbaarste edelstenen.
Hoofdstuk 14: Hoe passen aardse schatten in ons leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)