Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

20425 resultaten - Pagina 40 van 1362

...  28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53  ...
[2] Na een poosje diep nagedacht te hebben, zegt hij (Nikodemus) nu: 'Ja, beste vrienden, dat is iets waarover ik moeilijk iets kan zeggen, en nog moeilijker raad kan schaffen. Jullie hebben immers zelflaatst in de tempel meegemaakt en gezien dat de Nazarener, toen jullie hem wilden stenigen omdat hij gezegd had dat hij er eerder was dan Abraham, midden in de tempel totaalonzichtbaar werd, waarop jullie je stenen weer weg moesten leggen! Ik heb alles heel rustig overdacht en na rijp beraad vastgesteld, dat er bij zo iemand voor wie niets onmogelijk is -daar heb ik mijzelf van overtuigd, en moest me daar ook als burgemeester van de stad van overtuigen -, met geweld helemaal niets te bereiken is. En omdat ik veel weet wat jullie niet kunnen weten, zal ik mij er wel wijselijk voor hoeden om ook maar ooit iets vijandigs tegen zo'n man te ondernemen. Mijn raad in deze is dan ook: helemaal niets vijandigs tegen die man doen, maar de hele zaak rustig af te wachten om te zien wat er tenslotte nog allemaal uit voort zal komen.
Hoofdstuk 88: De woorden van Nicodémus tot de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Toen jullie daar buiten door mijn velden liepen, zullen jullie een zuil hebben gezien, waaraan beslist nooit een mensenhand gewerkt heeft. Wie anders dan ongetwijfeld de Nazarener heeft die ergens vandaan daarheen gebracht; want hij was er eerst niet, - en vanmorgen stond hij er! Menselijke krachten hebben hem er beslist niet neergezet! Als dat zo zou zijn, dan zou rondom de zuil alles platgetreden zijn; want het neerzetten van zo'n geweldige zuil zou honderden mensenhanden vereist hebben. Als nu de Nazarener zonder enige twijfel zulke dingen kan doen -slechts door het te willen - wat willen jullie dan met al jullie macht en kracht tegen hem beginnen?
Hoofdstuk 88: De woorden van Nicodémus tot de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Ik overzie uit mijn spelonk de hele aarde, haar gesteldheid, haar schepselen en mensen en wereldsteden vol hoogmoed en ik kan alles weten wat overal gebeurt en plaatsvindt. Bovendien kan ik in andere werelden, die jullie sterren noemen, kijken en mij verlustigen aan de enige, eeuwige goddelijke liefde, wijsheid en macht. En zo zien jullie, dat is mijn twééde gezelschap .
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[22] Maar binnen niet al te lange tijd zullen er ook gewekte leraren uit Azië komen en zullen jullie de ene, ware God en Zijn wetten leren kennen. Luister dan naar hen, geloof, kom tot inzicht en handel daarnaar, dan zullen ook jullie op de goede weg geplaatst worden, waarop jullie zeker zo ver kunnen komen dat je, nadat je lichaam is afgevallen, in elk geval als zielen de ware levensvervolmaking kunt bereiken! - Nu heb ik jullie alles gezegd wat nuttig voor je is. Ga nu in vrede van hier, en laat het niet in je opkomen als wereldse mensen tot deze streek door te willen dringen! Alleen volmaakte en door God uitverkoren mensen zullen dat in het vervolg ongestraft mogen doen!'
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): '(Toen zeiden de Romeinen): 'Toen we weer in Rome terugkwamen, kwam die stad ons echt als een woestijn voor, en toen wij hoorden dat er bij jullie joden ook dergelijke mensen moeten zijn, die hetzelfde onderwijzen en tot hetzelfde instaat zijn als de vreemde man in Opper-Egypte, hebben wij Rome verlaten en ons hier gevestigd om hier, ver van de grote wereld, meer voor onze innerlijke mens te kunnen zorgen; maar in de tempel, die jullie ons zo aangeprezen hebben, hebben we het echt niet gevonden, maar wel enkele keren bij de man waarover jullie merkwaardigerwijze in twijfel verkeren, die echter meer tot stand brengt dan alles wat wij ooit gezien hebben! En zo iemand willen jullie opsporen?! O, wees honderdduizend maal blij dat hij jullie niet opspoort, want als hij daar eenmaal mee begint dan zijn jullie voor nu en altijd verloren!
Hoofdstuk 90: De Romein waarschuwt de tempeldienaren voor de macht van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Als een arm kind je om iets vraagt, wijs het dan niet af, maar zegen het en verkwik zijn hart, dan zul ook jij eens in de hemel door Mijn engelen verkwikt worden! Want dan zegje met Mij: Laat de kleinen allen tot mij komen en verhinder ze dat niet; want van hen is immers het hemelrijk! Waarlijk, dat zeg Ik jullie allen: Als jullie in je hart niet worden als kinderen, dan zullen jullie niet in Mijn rijk komen! Want Ik zeg jullie, dat het hemelrijk vóór alles juist van hen is.
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Rafaël zei: 'Wat jullie kunnen, weet ik maar al te goed! Alles berust op sluw bedrog, waarvoor je je bovendien nog laat betalen, en je noemt jezelf wereldberoemd omdat jullie gewiekste bedriegers zijn. Naar mijn weten hebben jullie zelf een wet die op leugen en bedrog zware straffen stelt. En toch leven jullie van het ergste en laagste bedrog, omdat jullie als bedriegers ook nog geacht en hoog beloond worden, terwijl een andere bedrieger als hij ontdekt wordt zijn verdiende straf niet ontgaat, en ook omdat jullie de zielen van de mensen bederven. Want in de ogen van de mensen die niet ingewijd zijn in de geheimen van jullie bedrog, doen jullie wonderen, omdat je eerst op pompeuze manier aankondigt dat jullie wonderen gaan doen door de macht van jullie staf, woord en wil.
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Zo'n wonder is immers niets anders dan schandelijk bedrog en is slechter en erger dan enig ander bedrog, omdat ander gemeen bedrog ertoe leidt dat men de bedrieger veracht en hem voor het gerecht van de wereld brengt, terwijl jullie bedrog je bij de domme mensen grote eer en een goddelijk aanzien verschaft. Jullie hebben je al eens aan de mensen voorgedaan als hogere goddelijke wezens en hebben van het volk offers en aanbidding aanvaard; men heeft in jullie land zelfs een tempel voor je gebouwd en daarin jullie beeld neergezet om te vereren en te aanbidden! Ik zeg echter dat het een werk van de hel en van haar boze geesten is en dat jullie daarmee in verbinding staan, niet omdat zij jullie zouden helpen bij je bedrieglijke wonderen, maar omdat jullie op aarde doen, wat zij in de hel doen; want bij de duivels is alles leugen en bedrog.
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Rafaël zei: 'Dat wordt door geen enkele leraar in welke school ter wereld dan ook onderwezen, maar dat leert Gods geest aan degene, die Hem boven alles liefheeft en zijn naaste als zichzelf Jullie zeggen ook wel, dat jullie je volk uit liefde beliegen en bedriegen en het daardoor een grote weldaad bewijzen, omdat het anders volgens jullie mening zou moeten wanhopen; maar ik zeg jullie, dat dat een grote vergissing is. Er zijn bij jullie volk al heel veel door God verlichte mensen die, in hun hart net zo weinig waardering voor jullie hebben als ik. Maar zij zijn erg bang voor jullie straf en boete oplegging, en doen daarom uiterlijk nog alsof zij jullie erg hoogachten; maar van binnen verachten zij jullie meer dan de dood zelf, en daar hebben ze ook alle reden voor. Als jullie echter zo spoedig mogelijk zouden beginnen jullie vele domheden en onnodige wreedheden één voor één na te laten en dat wat ik jullie gezegd heb daarvoor in de plaats te stellen, dan zou het volk jullie meer prijzen en eren dan nu.'
Hoofdstuk 101: Over de Indische godsdiensten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Toen de zon vervolgens onder de horizon was verdwenen, zei onze Lazarus tegen de magiërs: 'Beste vrienden, deze verschijnselen hier verwonderen jullie wel, maar ik zegje, dat dat allemaal maar een heel klein begin is van alles wat jullie nu in deze goede gemoedsgesteldheid zullen meemaken. Oefen je nu meteen in geduld, zachtmoedigheid en ware deemoed, dan zullen jullie veel zegen van hier naar jullie verre rijk meenemen! En wat jullie hier zullen verteren, is reeds rijkelijk betaald.'
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Rafaël zei: 'O vrienden en broeders, want dat zijn jullie nu van mij, houdt mij toch voor niets meer dan een mens die door Gods genade meer volmaakt is dan jullie zelf nu nog zijn! Wat ben ik vergeleken bij God? Een krachteloos absoluut niets! Alles wat ik doe, doe ik alleen maar door de geest van God, die mijn innerlijk vervult, omdat het vol is van de liefde tot God en daardoor ook vol van Gods wil. Wat deze wil van God in mij dus wil, gebeurt; want het woord en de wil van God is het eigenlijke echte iets, het zijn en bestaan van alle dingen en wezens, en het is alom de volbrachte daad zelf.
Hoofdstuk 103: De weg naar de levensvervolmaking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Want God is in Zijn oerwezen Zelf de hoogste en zuiverste liefde. Hij is in de allerhoogste graad vriendelijk, deemoedig en lankmoedig, en vol geduld, zachtmoedigheid en erbarming. Hij veracht alles wat maar op wereldse praal lijkt. De hoogmoed van de mensen is Hem een gruwel en de heerszucht is overal aanwezig in de hel, waarover jullie het volk ontzettend veel slechte dingen hebben voorgehouden; want ook in de hel wil iedere slechte geest heerser zijn, omdat de duivels in de hel zonder leugen, bedrog, hoogmoed en heerszucht niet kunnen bestaan en geen leven hebben. Vraag jezelf nu eens af of het bij jullie ooit anders was! Omdat het echter zo was, hoe had er bij jullie dan ooit een goddelijke openbaring plaats kunnen vinden?!
Hoofdstuk 104: De schuld van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Ik weet wel waarom, en jij hoeft je daar niet om te bekommeren! Jullie lijken allemaal nog erg op onervaren kinderen, die, lang voordat de vrucht van een boom goed rijp is, al begerig zijn om hem te eten. Weet je dan nog niet, dat op deze aarde alles zijn tijd heeft en moet hebben? Ik voel in Mijzelf een grote behoefte om Mij aan dit drietal bekend te maken; maar de liefde in Mij en de eeuwige wijsheid daaruit zeggen: 'Niet vóór de juiste tijd!'
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Maar omdat ik al een oude zoeker ben, ben ik ook een oude twijfelaar en daarom vol vragen. En zodoende heb ik jouw beschrijving over jullie gevaarlijke meer, de onderaardse pek en zwavelafzetting, de tijdelijke ontbranding daarvan en vervolgens het komen van de koude noordenwind, die nu nog hard waait, zeer in overeenstemming gevonden met de macht en de wijsheid van een ware en goede God, zoals ook alles bij het gevaarlijke meer heel doelmatig is ingesteld, om te zorgen dat die uitwaseming niet nadelig wordt voor de levende schepselen. Dat alles lijkt me in en op zichzelf volkomen in orde; maar dan rijst juist over het gevaarlijke meer een heel andere vraag, die wij zelf nooit kunnen beantwoorden:
Hoofdstuk 111: De twijfels van de Indische magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Laat de mens daarom vóór alles de waarheid zoeken, die het echte rijk van God op aarde is! Als hij dat rijk heeft gevonden, dan heeft hij daarmee ook alles gevonden. Vraag jij dus niets anders dan de waarheid, want alleen die hebben jullie nodig! '
Hoofdstuk 116: De vraag naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53  ...