Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1654 resultaten - Pagina 41 van 111

...  29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54  ...
[9] JORED zei: 'Kijk, Heer en Meester, precies zo heb ik me deze vrouwen altijd al voorgesteld, en ik kon hen ook nooit zo erg goed lijden, omdat ze met hun kennis altijd minstens zo'n duizend jaar voor wilden lopen! Want als je iets vertelde wat je dan toch ook geleerd had en uit ervaring wist, kreeg je altijd te horen, ook al was het dan op heel vriendelijke toon: 'Ik verzoek dringend daarover op te houden, anders moeten we weggaan; want dat begrijp je niet en je zult het ook nooit begrijpen!' ja, zelfs hun mannen moesten zich behoorlijk in acht nemen om in een discussie met hen door hun vrouwen niet gecorrigeerd te worden. -Bij heel veel gelegenheden dacht ik dat zo bij mijzelf, en nu zie ik pas duidelijk dat mijn gevoelens mij niet bedrogen hebben, en ik zal hen dus zo ongeveer drie uur na de maaltijd bij mij ontbieden.'
Hoofdstuk 105: Het misnoegen van de Heer over de hoogmoedige, kritische vrouwen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Mensen hebben hier op deze aarde, afhankelijk van de klimatologische bodem en wateromstandigheden, verschillende talenten en eigenschappen. De een is reuze sterk, de ander zwak als een vlieg. De een heeft een scherp verstand, en een ander is daarbij vergeleken dom als de nacht. De een heeft de scherpe blik van een arend en zijn naaste is blind. De een heeft, dank zij zijn grote scherpzinnigheid een ongelooflijk opmerkings - en combinatievermogen, dringt gemakkelijk door in alle diepten van de werking van de geheime natuurkrachten, en is weldra in staat deze op kleinere of grotere schaal na te bootsen, en andere mensen die deze eigenschappen niet hebben, verbazen zich over hem en zien hem haast voor een god aan. Weer anderen kunnen duizend jaar de altijd actieve en bezige natuur bestuderen zonder iets te vinden, en zij vinden ook niets uit, hoewel zij toch ook mensen zijn.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] DE PRIESTERES zei: 'O ja, heel goed! Je hebt nu wel echt verstandig gesproken, maar het zijn helaas alleen maar woorden zoals wij die ook heel vaak van onze gestorven mentor gehoord hebben! De woorden op zichzelf zijn heel goed, -het is alleen jammer dat zij voor ons helemaal geen overtuigingskracht bezitten! Als onze ouders zich, misschien een paar duizend jaar geleden, van een mogelijke, ware god hebben afgewend, dan kan het toch onmogelijk onze schuld zijn dat diezelfde enige en enig ware god ons onschuldige nakomelingen van die mogelijke zondaars nog steeds zo haat dat hij ons hart voortdurend met de eeuwige dood plaagt! Mocht dat echter wel zo zijn, dan bedanken wij voor jullie enige, ware god! Dan geeft onze Diogenes met zijn leer over de te verwachten eeuwige vernietiging een veel grotere troost dan jij ons nu geeft met het uitzicht op het herkrijgen van het gevoel van het eeuwige leven in onze zielen! Nee, dat zou me een mooie alwijze en almachtige god zijn, die zo'n mateloze toorn tegen een schepsel blijft koesteren, dat al die duizenden voorbijgegane winters niet in staat waren deze eindelijk eens af te koelen!
Hoofdstuk 109: Gedachtenwisseling tussen de schriftgeleerde en de vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] JORED zei diep ontroerd: 'Heer, alles wat er is, is immers alleen van u. Ik zou tegen U echter moeten zeggen: O Heer, ik ben Uw overgrote schuldenaar! Wanneer en hoe zal ik deze grote schuld bij U kunnen inlossen? Als U duizend jaar met nog duizendmaal zoveel leerlingen hier zou willen blijven, en dag en nacht zou eten en drinken, dan zou ik zelfs na duizend jaar nog net zo'n grote schuldenaar van U zijn als ik nu ben; wilt U mij daarom voortaan alleen maar genadig en barmhartig zijn, -al het andere is niets en kost ook eeuwig niets! -Maar één vraag zou ik U, o Heer, toch nog voor willen leggen! ,
Hoofdstuk 122: De Heer waarschuwt voor de terugval in het materiële. Het wezen van de materie. De oneindigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'Bespaar je de moeite, want Ik weet immers toch al wat jij nog een tijdje hier in deze zaal zou willen houden! Kijk, deze hemellichamen zou je zo willen bewaren! Ja, ze zullen voor jullie verdere voorlichting nog een jaar lang zo blijven! Maak er gedurende die tijd een afbeelding van; daarna zullen deze wonderbaarlijke exemplaren echter verdwijnen, zoals ook eens deze hele zichtbare hemel en deze aarde zullen verdwijnen wanneer zij alles wat daarin gevangen is helemaal teruggegeven zullen hebben.
Hoofdstuk 122: De Heer waarschuwt voor de terugval in het materiële. Het wezen van de materie. De oneindigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Kijk eens wat voor tekenen hier gedaan moesten worden om deze heidenen te laten geloven! De tekenen waren krachtige mest, zodat de leer als levenstarwe op hun gemoedsveld kon ontkiemen en tot een toekomstige vrucht kon opgroeien. Toen Ik echter anderhalf jaar geleden bij jullie Joden kwam, was slechts een woord voldoende en jullie volgden Mij, zonder dat jullie precies wisten wie je volgde. Jullie gemoedsbodem was wel begroeid met veelonkruid, en menige doornstruik omringde jullie hart, -maar daarnaast was er toch ook nog veel ruimte op het veld voor de tarwe.
Hoofdstuk 126: De betekenis van het joodse volk ten opzichte van de heidenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Nu treedt de God op voor wie de Atheners ook een tempel gebouwd hebben, namelijk die voor de hun onbekende god, echter zonder afgodsbeeld, maar met op een altaar de boeken van de oude wijzen van Egypte. En als de mensen eenmaal per jaar in deze tempel bijeenkwamen, werden wijze woorden uit deze boeken voor hen voorgelezen, en daar werden de mensen dan het meest gesticht, terwijl zij voor de andere afgoden weinig respect toonden. Maar nu deze enig ware God optreedt, moeten voor Zijn geest alle nietswaardige, valse bedrog en leugengoden het veld ruimen. Ga naar jullie tempel en je zult daar geen afgodsbeeld meer vinden!'
Hoofdstuk 130: De bekering van de afgodenpriesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Maar bij deze heidenen zouden we tien jaar lang hebben kunnen praten zonder hen bekeerd te hebben tot het licht van het leven uit God, omdat zij ondanks de vele, grote tekenen nog hevige tegenstand boden. Nu behoren zij wel bij ons, meer dan vele Joden, en vanwege hun starheid zal de joden ook het licht ontnomen worden en aan de heidenen worden gegeven, maar ondanks dat alles mag je nooit vergeten dat het heil van de mensen alleen maar van Jeruzalem uitgaat, en alle voorspellingen die aan de joden gegeven zijn zullen op die plaats in vervulling gaan voor alle mensen van de aarde! Maar ondanks dat alles zullen we nu ook de heidenen bezoeken en hen voorbereiden op wat zij na Mijn hemelvaart kunnen verwachten, namelijk de uitstorting van de Heilige Geest uit God.
Hoofdstuk 126: De betekenis van het joodse volk ten opzichte van de heidenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] DE HOOFDMAN zei: 'Heer, uw wil geschiede; want uw wil is voor mij belangrijker dan die van mijn keizer, omdat ik nu maar al te goed besef dat ook de wil van de keizer aan de uwe ondergeschikt is en moet zijn! Het is gemakkelijk met grote legioenen te werken die blindelings aan de veldheer gehoorzamen, en volkeren en landen veroveren; maar geen enkel oorlogsleger kan slechts door het te willen metalen beelden vernietigen en een ongeneeslijke koorts in een enkelogenblik genezen. Zelf heb ik grote macht, en gebied over veel soldaten en krijgsknechten; maar mijn zoon moest ik ondanks al mijn macht vier jaar lang ellendig zien lijden. Daarom staat, o goede, wonderbaarlijke heiland, de macht van uw wil eindeloos hoger dan de macht van alle keizers en koningen op de hele aarde, hoe groot en uitgebreid die ook mag zijn!'
Hoofdstuk 130: De bekering van de afgodenpriesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Toen DE HOOFDMAN dat verhaal van de tien mannen hoorde, kreeg hij tranen in zijn ogen en hij zei: 'O broeders, dat heeft de onbekende god allemaal zo wonderbaarlijk beschikt! Kunnen jullie je niet meer herinneren, datje ooit een broer nog als knaap van nauwelijks tien jaar verloren hebt? Kijk, jullie vader was ook de mijne! Men ontvoerde mij op een keer toen ik heel zorgeloos in een klein bos bloemen plukte. Smeken hielp niet, de kinderdieven sleepten mij over de bergen, en ik werd in Sidon aan een Romeins schip als slaaf verkocht. In Rome werd ik weer aan een hoge Romein als slaaf verkocht; ik beviel hem en omdat hij geen kinderen had, nam hij mij aan als zijn kind, schonk mij de volledige vrijheid en liet mij opvoeden en opleiden tot krijger. Ik werd langzaam maar zeker dat, wat ik nu ben, weliswaar meer door mijn geld dan door mijn verdienste, en ik werd een paar jaar geleden hier als kommandant aangesteld.
Hoofdstuk 131: De Romeinse hoofdman vindt zijn broers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Kijk, meester, zo sprak die vreemde Illyriër! Als hij bij die grote wijsheid ook tekenen had kunnen doen, zou men hem haast voor een god hebben gehouden. Hij had door mij veel toehoorders en beschermers gevonden die hem graag mochten; maar na een jaar nam hij afscheid van mij en zei: Ik heb hier weliswaar zeer veel vrienden gevonden, maar ook een nog groter aantal vijanden uit de kring van de priesters. Die staan mij heimelijk naar het leven; daarom ga ik ook heel heimelijk hier weer weg. ' Ik heb hem rijkelijk bedacht en gaf hem een veilig geleide mee tot aan de kust van de Adriatische zee. Daar ging hij aan boord van een schip en voer met gunstige wind weer naar zijn vaderland.
Hoofdstuk 134: Het verhaal van de hoofdman over de wijze Illyriër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Voor een juister begrip kan er hier nog ten overvloede aan toegevoegd worden, dat de door ons bezochte plaatsen, die voor Mijn tijd ongeveer achthonderd jaar tot Syrië behoord hebben, zich nu tot Capadocië rekenden; maar Deba, waar Ik na twee dagen met Mijn leerlingen heenging, behoorde wel bij Syrië, dat in Mijn tijd aan het eigenlijke Galilea grensde en eigenlijk noord-Galilea was.
Hoofdstuk 140: De terugreis naar Kapérnaum. De reus en zijn preek tegen de joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] IK zei heel ernstig: 'Niet jullie, maar die daar, die leiders van jullie! Kijk, één enkel ding heb Ik enige maanden geleden gedaan voor een man die acht en dertig jaar lang ziek was geweest, en daarover hebben jullie je allen geërgerd en verbaasd! Ik werd als schenner van de sabbat vervloekt. (Joh. 7,21)
Hoofdstuk 147: De Heer in de tempel. De mislukte aanslag van de tempeldienaren. (Ev.Joh. 7:14-36) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'Vriend, zoals het nu is, zal het over ongeveer tweeduizend jaar weer zijn, en de aanloop daartoe zal al veel eerder beginnen! In onze tijd is het Jodendom veel erger dan het heidendom -want de heidenen gebruiken hun verstand tenminste nog, terwijl dat bij de joden met voeten wordt getreden; maar in die tijd zal Mijn leer, dus het christendom, erger zijn dan nu Jodendom en heldendom samen. Er zal dan grote geestelijke nood onder de mensen zijn.
Hoofdstuk 149: Een voorspelling van de Heer over onze hedendaagse tijd. De noodzaak van goddelijke openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Maar als de mensheid met het geopenbaarde woord en de wil van God altijd zo omspringt, is het toch geen wonder dat de mensen al binnen honderd jaar na wat voor geweldige openbaring van de waarheid dan ook, nauwelijks méér weten en geloven dan slapende kinderen weten van datgene wat zij in wakende toestand gedaan hebben?! God houdt, ondanks dat, echter nooit op Zich op de meest verschillende wijzen zo te openbaren, dat de mens bij enig nadenken direct kan vaststellen dat het daarbij niet op een natuurlijke manier is toegegaan.'
Hoofdstuk 149: Een voorspelling van de Heer over onze hedendaagse tijd. De noodzaak van goddelijke openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54  ...