Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 43 van 1112

...  31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56  ...
[2] Maar Nicodémus begrijpt er nog niets van. Hij haalt zijn schouders op en verbaast zich steeds meer, niet zozeer over het onderwerp, als wel over het feit dat hij, als zeer wijze Farizeeër die toch de Schrift op zijn duimpje kent, niet in staat is om de zin van wat Ik gezegd had te begrijpen; want hij was erg overtuigd van zijn eigen wijsheid en was ook vanwege zijn grote wijsheid tot overste van de Joden gekozen.
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] ('Verwonder u niet dat Ik u gezegd heb: U moet opnieuw geboren worden.' Joh. 3:7) Ik zeg tegen hem: 'Ik heb u al gezegd, dat u zich niet zo verwonderen moet omdat Ik tegen u zei: U moet allen opnieuw geboren worden!'
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] (Nicodémus antwoordde en zei tot Hem: 'Hoe kunnen deze dingen gebeuren?' Joh.3:9) Bij deze woorden schudt Nicodémus bedenkelijk het hoofd en zegt na een poosje: 'Dan zou ik toch graag van U vernemen, hoe zoiets in z'n werk gaat! Want wat ik weet en begrijp, dat weet en begrijp ik door mijn lichaam; als het lichaam mij afgenomen wordt, dan zal ik toch nauwelijks nog iets begrijpen en verstaan! -Hoe, hoe -wordt ik van lichaam tot geest en hoe zal mijn geest dan een andere geest in zich opnemen en opnieuw baren?! -Hoe, hoe zal dat mogelijk gemaakt worden?!'
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] 'U heeft veel woorden gebruikt', zeg Ik,'en u heeft gesproken als een mens, die onkundig is van de hemelse dingen; maar dat kan ook niet anders, want u bevindt zich in de wereldse nacht en kunt het licht niet zien, dat uit de hemel is gekomen om de duisternis der wereld te verlichten. Het is wel schemerig om u heen, maar toch ziet u dat niet, wat zo gezegd voor uw neus staat!'
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] (Wie in Hem gelooft wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft, is al geoordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God. Joh. 3:18) 'Wie dan ook in Hem geloven zal, Jood of heiden, wordt in der eeuwigheid niet veroordeeld en daardoor vernietigd; wie zich echter stoot aan de Mensenzoon en niet aan Hem geloven zal, die is dan al veroordeeld. Want juist het feit, dat hij niet geloven wil en kan, omdat hij zich door zijn hoogheidsgevoel stoot aan de naam en het wezen van de Mensenzoon, is al het gericht van zo'n mens. Begrijpt u het nu? Ik heb het u nu overduidelijk in beeld gebracht!'
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Daarop antwoordde Ik: 'Mijn vriend, u bent nog niet rijp genoeg dat Ik u het tijdstip, de dag en het uur kan zeggen! Zie, zolang de nieuwe wijn niet behoorlijk is uitgegist, blijft hij troebel en als u hem in een kristallen beker doet en dan de beker tegen het zonlicht houdt, dan zal zelfs dat onovertroffen licht niet door de vertroebeling van de nieuwe wijn heen kunnen dringen, en precies zo gaat het met de mens. Als hij niet behoorlijk uitgegist is en door het gistingsproces al het onreine uit zich verwijderd heeft, kan het hemelse licht zijn wezen niet doordringen. Ik zal u echter toch iets meedelen; als u het begrijpt dan zult u voor u zelf vast kunnen stellen, wanneer het gebeuren zal! Luister dus naar Mij!'
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg: 'Let op! Ik heb een hoofd, een lichaam en handen en voeten. Het hoofd, het lichaam, de handen en de voeten zijn gemaakt van vlees, en dit vlees is een zoon van de mensen, want wat vlees is ontstaat ook uit het vlees. Maar in deze Mensenzoon, die van vlees is, woont Gods wijsheid, en dat is de eniggeboren Zoon van God. Maar niet de eniggeboren Zoon van God, maar alleen de Mensenzoon zal net als de vroegere slang van Mozes in de woestijn verhoogd worden, en daaraan zullen velen zich ergeren. Zij, die zich niet zullen ergeren, maar aan Zijn naam geloven en zich daaraan zullen houden, die zullen de macht krijgen om Kinderen Gods te heten, en aan hun leven en hun Rijk zal voor eeuwig geen eind zijn.
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij deze zou oordelen, maar opdat ze door Hem behouden zou worden. Joh. 3: 17) Nu moet u echter niet een soort wereldgericht verwachten, zoals oorlogen of overstromingen en zeker geen verterend vuur uit de hemel dat alle heidenen verteert; want zie, God heeft Zijn eniggeboren Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij deze wereld zou oordelen, maar opdat ze door Hem geheel en al zalig zou worden; wat betekent dat ook al het vlees niet te gronde gericht zou worden, maar met de geest zou opstaan tot het eeuwige leven. Maar om dat te bereiken moet de stoffelijke hoogmoed in het vlees vernietigd worden door het geloof, en wel het geloof dat de Mensenzoon, Deze altijd al uit God geborene, in deze wereld gekomen is, opdat allen het eeuwige leven zullen hebben, die in Zijn naam zullen geloven en zich daaraan zullen vasthouden!'
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Als u er van houdt om 's nachts te wandelen, dan bestaat het gericht van uw ziél reeds daaruit, dat u meer van de nacht houdt dan van de dag. Als u zich daardoor vaker stoot en u erg pijn doet of zelfs in een greppel of een diep gat valt, dan is zo'n stoot of zo'n val niet het gericht maar alleen het gevolg van het gericht in u, omdat, u van de nacht houdt en de dag haat!'
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Wie zo gelooft dat de Mensenzoon een licht uit God is, die heeft het leven al in zich; wie echter niet gelooft, die heeft het gericht al in zich en het gericht bestaat alleen uit het ongeloof.
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Alleen dit zeg Ik u nog: Ga naar Johannes, die nu nog vanwege het water te Enon in de buurt van Salim doopt, die zal u zeggen of de eniggeboren Zoon van God er al is of niet! Daar zult u Hem leren kennen!'
Hoofdstuk 22: Alleen de liefde is het echte in de mens. In het Joodse land rondom Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Daarna kwam Jezus met Zijn leerlingen in het Joodse land en hield zich daar met hen op en doopte. Joh.3:22) Toen het helemaal dag was braken we op en gingen het Joodse land in, dat in zekere zin tot Jeruzalem behorend, net zo om Jeruzalem lag als in deze tijd een district om de hoofdplaats van het district ligt. In een paar dagen kon men zonder moeite het hele land door trekken.
Hoofdstuk 23: Judéa. Dopen met water, en met de heilige geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Wel, wat deed Ik dan in dit land? Het vers zegt, dat Ik met hen bezig was en dan doopte. Men vraagt zich hier af, wie dan met 'hen' bedoeld werden en waaruit die bezigheid bestond, die Ik met hen had. Onder 'hen' worden in de eerste plaats de leerlingen verstaan, die in Jeruzalem weer met een paar man uitgebreid waren, en verder al degenen, die aan Mijn leer een gelovig interesse hadden.
Hoofdstuk 23: Judéa. Dopen met water, en met de heilige geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Allen, die Mijn leer gelovig aannamen, werden door Mij zichtbaar met water, onzichtbaar echter met de geest van Mijn eeuwige liefde gedoopt, en verkregen daardoor de macht 'Gods kinderen' te heten. Daaruit bestond dus Mijn bezigheid met hen. Wat Ik zei en wat Ik deed is in gedeelten door de andere drie evangelisten opgetekend en behoeft hier niet weer herhaald te worden; het bestond voornamelijk uit het aan de kaak stellen van alle grove gebreken waarmee de Joden en de Farizeeën behept waren, en uit het roemen van de liefde voor God en de naaste.
Hoofdstuk 23: Judéa. Dopen met water, en met de heilige geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Onder hen waren er ook veel die Mijn leer al aangenomen hadden, maar voordien nog niet door Johannes gedoopt waren. Deze vroegen Mij of het nodig was om zich eerst door Johannes te laten dopen. En Ik zei tegen hen: 'Eén ding is noodzakelijk, en dat is het daadwerkelijk uitvoeren van Mijn leer! Wie zich echter eerst door Johannes wil laten reinigen, zolang hij nog vrij zijn werk doet, die zal zo'n reiniging goed van pas komen.' Naar aanleiding van dit gezegde van Mij gingen toen velen daarheen en lieten zich door Johannes dopen
Hoofdstuk 23: Judéa. Dopen met water, en met de heilige geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56  ...