Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 44 van 215

...  32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57  ...
[1] SIMON zegt: "O Heer, dat is eenvoudig en snel gedaan! U bent geestelijk de Zoon van God, en voor ons hier bent U God en Mens tegelijk. U bent uit U Zelf de enige in de hemel alsook op deze aarde. Niemand in de gehele oneindigheid is aan U gelijk! Een engel maakt zich nooit ondergeschikt aan de wil van een mens, maar als U hem ook maar het minste teken geeft, voert hij in een nauwelijks denkbaar snelogenblik Uw wil uit. Wat U wilt gebeurt zonder meer; een door U uitgesproken woord is een uitgevoerde daad!
Hoofdstuk 174: Simons mening over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Maar hier wordt niet alleen het binnenste van de tempel voor alle mensen geheel toegankelijk gemaakt, maar God, de eeuwig ontoegankelijke, openbaart Zich Zelf in eigen persoon geheel zoals Hij was, is en eeuwig zijn zal, aan de mensen. Dat maakt het anderzijds echter ook noodzakelijk om God niet slechts ten dele, maar met lichaam, ziel en geest geheel in zich op te nemen, door enkel en alleen Hem lief te hebben. Deze toenadering van de Schepper tot het schepsel en omgekeerd, moet immers uiteindelijk onvermijdelijk een volledige vereenzelviging van het scheppende Oerwezen met het later geschapen wezen ten gevolge hebben.
Hoofdstuk 176: De eenwording van de mens met God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Heer, U ziet dat ik niet bang ben om te spreken, en ik geloof ook ditmaal de spijker weer op de kop geslagen te hebben! Maar voegt U nu Uw almachtige zegen daarbij, opdat deze prachtige tarwekorrel, die u, o heilige Vader, Zelf uit Uw eeuwige hemel naar hier op deze helaas erg magere aarde verplant hebt, in de aarde van onze zwakke harten duizendvoudig vrucht mag dragen! O heilige Vader, word één met ons, Uw schepselen, Uw nog armzalige kinderen, opdat wij eens, aan U gelijk, ook één met U kunnen worden!" -Hier barst Simon helemaal ontroerd in tranen uit.
Hoofdstuk 176: De eenwording van de mens met God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Toen ik mij verloor in zulke gedachten, brak mijn hart en ik moest huilen en daarbij zei ik luid: 'O, waarom zijn wij zwarten dan niet geheel en al dieren, die niet kunnen denken en ook niets kunnen voelen?! Wat een prachtige dingen kunnen de echte mensen, deze ware aardse goden, scheppen, en wij kunnen niets daarbij vergeleken, wij zwarte halfmensen en halfdieren! En toch maken al die prachtige dingen die de echte mensen geschapen hebben zo'n machtige indruk op ons!'
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Veel dingen stemmen daar wel mee overeen: aan de oever van een kleine binnenzee een tegen een berg gebouwd vissershuis; een aantal mensen van stand en hoog aanzien; ook u heeft echt veelovereenkomst met die onbegrijpelijk stralende mens, die ik zevenmaal in mijn visioenen heb gezien en die mij in opperste verrukking bracht. Maar die lichtmens deed alles door zijn woord; hij sprak, -en het was er! Hemel en aarde waren hem onderdanig en onafzienbare scharen wachtten op zijn wenken!
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ver en moeilijk was de reis hierheen; maar al was zij nog duizendmaal zo ver en ook nog duizendmaal moeilijker dan nu, dan zou zij toch niet in het minst opwegen tegen de grootte van deze onbegrijpelijk hoogste, door ons allen in eeuwigheid niet verdiende genade! Want daar zit die eeuwige, almachtige geest in de gedaante van een mens, die hemel en aarde en alles wat bestaat enkel door Zijn wil en uit Zijn wil heeft gemaakt, zoals de wijze overste in Memphis ons dat voldoende heeft uitgelegd.
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] IK zeg: "Ja vriend, als je steeds die ontzettende en voor meer dan driekwart overbodige eerbied voor Mij aan de dag wilt leggen, zal het voor Mij Zelf nauwelijks mogelijk zijn je enig licht mee te geven naar je vaderland! Overigens doe je Mij als Schepper beslist geen erg grote eer aan als je jezelf, terwijl je toch zichtbaar Mijn werk bent, helemaal niets waard acht en ver beneden de waarde plaatst van een worm die zich kronkelt in het stof van alle vergankelijkheid! Want door die geringschatting van jezelf voor Mij, je Schepper, haal je toch ook Degene, die je uit Zijn hoogste wijsheid en liefde geschapen en gevormd heeft, heel merkwaardig naar beneden!
Hoofdstuk 188: Overdreven deemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Zo ziet ons leven en wonen en doen en laten er uit! We beleven zeer veel ongerief en heel weinig aangenaams. O, wat een hemel zijn toch deze streken vergeleken bij de onze! Hoe lieflijk moet het bestaan in deze ware hemel op aarde zijn en hoe woest en treurig ziet het er daarentegen bij ons uit! Maar U, o Heer, heeft gewild dat wij het niet anders in onze zwarte huiden zullen hebben, en het zal zo dus ook wel volkomen juist zijn, en er heeft nog nooit iemand gemord tegen deze goddelijke instelling van U!
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Wij zouden er niet aan begonnen zijn als niet vlug na jullie vertrek een werkelijk onbeschrijflijk mooie, verblindend witte jongeman als uit de hemel naar ons afgedaald was en ons er letterlijk toe had aangedreven. Wij stelden een kudde koeien, stieren en een kleine kudde schapen samen en kwamen daarmee tot Memphis; daar kwam de goede overste ons al van verre met zijn mensen tegemoet en zei dat ook hij van zo' n zelfde jongeling bericht over ons kreeg en ons daarom tegemoet was gekomen.
Hoofdstuk 191: De nagereisde zwarten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Kijk eens naar het oneindig grote firmament met de talloos vele sterren, die volgens een heel geheime mededeling van de overste louter reusachtige werelden moeten zijn en alleen vanwege de onmetelijke afstanden er zo klein uit zouden zien! Kijk eens naar deze overgrote aarde van ons en alles wat daarop leeft en beweegt! Kijk eens naar de zee, de machtige Nijl, het zand, het gras, de talloze struiken en bomen, en al de dieren in het water, op de grond en in de lucht! Kijk eens naar de wolken aan de hemel en hun kracht, naar de maan, de zon! Kun je je ook maar bij benadering indenken en op de een of andere wijze verstandelijk voorstellen dat deze mens, die verder beslist zeer wijs is, vanuit dit aardoppervlak dat eigenlijk nauwelijks een hand breed is, de gehele, eeuwige oneindigheid van het kleinste tot het grootste kan overzien, onderhouden, leiden en besturen? Ja, hij kan als een man die zeer vertrouwd is met de geheime krachten van de natuur, voor ons zelfs wonderen doen zoals wij er in Cahirou en Alexandria een aantal hebben gezien; maar wat stelt dat voor vergeleken met de eeuwige oneindigheid en haar talloze, ons eeuwig onbekende, wezens en dingen?!
Hoofdstuk 195: De twijfel van de zwarten aan de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Deze mensenregen duurde van de eerst gevallene tot de laatste meer dan tien dagen. De bewoners van het land hebben gedurende die tijd veel angst en schrik door moeten maken, want vooral 's nachts waren zij bang, dat zo'n reus op hen zou vallen en hen allemaal gruwelijk zou verpletteren. Daarom staarden zij heel angstig steeds naar de hemel of er niet weer zo'n onuitgenodigde gast van plan was hun uit de wolken een zeer onwelkom bezoek te brengen.
Hoofdstuk 203: De zeven reuzen en de sarcofagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] En zo, op die manier, mokken dan ook de zielen van de onderste hemel aan een stuk door, vooral wanneer zij zich herinneren dat zij veel doorgemaakt hebben en nu, als zaligen, zelf moeten werken, en zelfs heel ijverig moeten werken om, net als toen zij mensen op aarde waren, in het nodige levensonderhoud te voorzien, alleen met het vervelende verschil dat zij zich daar geen overmatige overvloed kunnen verwerven, want dat bestaat in het hiernamaals niet, omdat de leiders van de verenigingen dat heel zorgvuldig weten te vermijden en te voorkomen. En zo zijn dan deze zalige zielen nooit helemaal gelukkig, omdat zij door hun aard altijd wat te kort komen.
Hoofdstuk 238: Ontwikkelingsmoeilijkheden van een wereldse ziel aan gene zijde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Ah, bijeen ziel die over zichzelf beschikt en zichzelf volgens het gehoorde woord van God ontwikkelt, is dat heel wat anders! Wat zij heeft, is haar volledige eigendom en zij kan zich daaruit duizend en meer hemelen bouwen, want zij heeft nu haar eigen stof en haar eigen materie, en door de in haar gewekte geest der liefde ook volkomen dezelfde kracht als God om dat te doen, en in alles net zo volmaakt te zijn als ook de Vader in de hemel volmaakt is! En nu verder!
Hoofdstuk 245: De zelfstandige ontwikkeling van een mensenziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Luister! Onze Shivinz had als herderskoning een van de grootste honden, waarvoor werkelijk geen leeuwen geen panter veilig was. Deze hond bewaakte lange tijd de kudden van de Shivinz. Toen echter na verloop van tijd de hond van ouderdom stierf, nam Shivinz zich voor om uit achting en als nagedachtenis dit dier in een sterrenbeeld aan de zuidelijke hemel voor altijd te verzinnebeelden. Hij gaf dat sterrenbeeld de naam van de grote hond die jarenlang de kudde van de koning trouw bewaakt had. Dat de koning zijn hond tussen de sterren onderbracht is te zien aan het feit, dat onder de buik van de hond de zon en de maan te zien zijn. Alles waar de zon en de maan onder staan, bevindt zich zinnebeeldig tussen de sterren, ter nagedachtenis aan iets van grote betekenis.
Hoofdstuk 204: De sterrenbeelden op de vierde parel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Wanneer echter, omdat Ik dat toelaat, de zon helemaal ontwricht zou worden en haar zeer kunstig en wijs geschapen, buitengewone organisme en mechanisme verwoest zou zijn, en haar grote natuurziel der natuurzielen tenslotte helemaal beangst en verkommerd alleen maar bezig zou kunnen zijn met het in orde brengen van haar in kleine stukken uiteengereten lichaamsorganisme of dit in het ongunstigste geval zelfs zou verlaten en de grote brokstukken over zou laten aan hun eigen ontbinding, hoe zou het er dan met de alles tot leven wekkende, uitstralende levenssfeer uitzien? Meteen zou er in haar planetengebied de grootste wanorde optreden; alle vegetatie en al het lichamelijke leven zou heel gauw ophouden te bestaan!
Hoofdstuk 215: De uitstralende sferen van mens en zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57  ...