Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 44 van 1490

...  32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57  ...
[5] Bij de eerste zendingstocht zullen jullie weliswaar niet alles meemaken wat Ik je nu ga zeggen; maar nadat Ik in levende lijve van deze aarde naar Mijn hemelen opgevaren zal zijn om eeuwige woningen voor jullie klaar te maken in het huis van de Vader, zullen jullie alles meemaken wat Ik je nu als één geheel voor nu en voor de hele toekomst zal openbaren. Let daarom goed op en begrijp, wat voor nu en wat voor later bedoeld is!
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Thomas zegt: 'Ik corrigeer je niet; maar bij bepaalde gelegenheden mag ik je toch wel een vraag stellen? Waarom trok je dan daarnet niet zo'n zuur gezicht, toen de Heer ons allerlei wonderbare macht toebedeelde en toonde hoe we deze kunnen en moeten uitoefenen? Toen de Heer echter zei, dat we dat voor niets moeten doen, kreeg je gezicht meteen die azijnzure uitdrukking; ja, waarom dan? Heb je soms kramp gekregen, waardoor je wangen en je voorhoofd zulke zure rimpels kregen? Geef eens eerlijk antwoord, als je dat durft!'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik zeg: Vriend! Als iemand vals beschuldigd wordt, dan lacht hij in zijn hart daarom; want daar weet hij, dat hij onschuldig is. Maar als iemand, ook al is het schijnbaar toevallig, een ander van iets beschuldigt waaraan hij werkelijk schuldig is, -zeg dan eens, zal ook die mens in zijn hart lachen? O nee! Ik zeg je: Deze mens wordt in zijn hart boos op degene, die hem als bij toeval beschuldigde, en wordt nooit zijn vriend! Wind je daarom niet op, anders beken je op die manier zelf nog je schuld!'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Op deze woorden trekt Judas meteen een zo vriendelijk mogelijk gezicht, om maar niet te verraden dat hij ergens aan schuldig is! Maar Thomas zegt bij zichzelf: 'O vos, ik ken je; mij ontsnap je niet!' .
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Heer, als U ons toestaat om zo te werken, dan zullen we ook heel zeker deze huidige zending met goed gevolg uitvoeren; als we echter niet zo mogen handelen met de uitermate bedorven en ontaarde mensheid, dan is al onze moeite en al ons werk voor niets. Uiteindelijk worden we gestenigd, en u Zelf zult, als daar een mogelijkheid voor is, gedood worden, en onze immens vele tegenstanders zullen in een overwinnaarsroes lachend over onze lijken verder gaan. En dat zal dan ook alles zijn, wat wij met al die misplaatste goedheid, toegevendheid en zachtmoedigheid zullen bereiken. Kort en goed, om iets bij de satan te bereiken moet men hem volkomen meester zijn, of hem als knecht dienen, anders wordt het niets!'
Hoofdstuk 136: De tegenwerpingen van Judas. (1.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Ik zeg: 'Omdat je een mens van deze aarde bent, daarom spreek je ook als een mens van deze aarde. Hij echter, die van boven is gekomen, spreekt anders, omdat Hij alleen inziet en het beste weet, wat de mens te allen tijde nodig heeft opdat diens geest vrij zal worden van de almacht en van de toorn van God, en voor eeuwig de ware zelfstandigheid zal bereiken.
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Hoeveel beter zijn de mensen op deze aarde geworden na wat er gebeurde ten tijde van Noach, dan er voor? Wat gebeurde niet lang daarna met Sodom en Gomorra?,
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Daarom kom je met je raad aan Mij veel te laat; want dat heeft allemaal al plaats gevonden en heeft voor de geestelijke weg ook datgene te weeg gebracht, wat het moest teweeg brengen; maar voor de uiterlijke aardse levensomstandigheden van de mensen kan en mag uiteraard geen merkbaar effect optreden, omdat deze nooit een reden waren om van boven iets te laten gebeuren.
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Maar nu is de tijd gekomen, die aan Elia getoond werd toen hij verborgen lag in de grot op de berg. Niet in de storm, ook niet in het vuur, maar in het fluisteren van de wind kwam Jehova voorbij! En deze tijd van het zachte fluisteren van Jehova voor de grot van deze wereld is nu aangebroken! Daarom willen en mogen we ook nu noch met stormgeweld, noch met vuur er op uittrekken, maar volgens de eeuwige ordening van God slechts met alle liefde, zachtmoedigheid en geduld! Maar je moet de voorzichtigheid niet uit het oog verliezen! Want Ik zie wel dat jullie nu als lammeren onder de verscheurende wolven komen; maar als je voorzichtig bent, dan zul je toch veel tot stand brengen!
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Als jullie dus door de slechte dwazen van deze wereld naar de door Jesaja beschreven narrenkoningen gebracht en daaraan overgeleverd worden, maak je dan geen zorgen over wat je zeggen moet en hoe je je verantwoorden moet; want in dat uur zal jullie gegeven worden, wat je zeggen en hoe je je verantwoorden moet! (Matth. 10:19) Want jullie zijn het niet die daar spreken; maar Mijn geest, des Vaders geest is het, die door jullie spreekt! (Matth.10:20)
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[22] Want wat de profeet aan het eind zegt, dat zeg Ik jullie nu ook: Het ga jullie goed die gaan zaaien aan de oevers van de wateren. want op deze grond mogen jullie je ezels en ossen, dat betekent jullie vlijt om het goede en juiste te doen waarvoor Ik jullie geroepen en uitgekozen heb, best laten lopen! Je zult daar geen narrenkoning tegenkomen en ook geen trotse en hoogmoedige vrouwen, maar wel lichamelijk en nog meer geestelijk armen, zieken, bezetenen, lammen, doven en blinden; ga daarheen en predik hen het evangelie van het Godsrijk, en genees ieder die gelooft en verzwijg hem Mijn naam niet!'
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Wij zullen nu gaan naar wie ons nodig hebben, Wij zullen prediken wat U ons op de berg hebt geleerd. Uw bergrede is zuiver goddelijk en dus oprecht en hemels. Maar deze leer gaat voor het grootste deellijnrecht in tegen de oude mozaïsche wetten.
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] In het omgekeerde geval zou het eenvoudiger kunnen zijn, omdat de kinderen alleen al door de staatkundige wetten nooit de baas over hun ouders kunnen spelen. Zo zullen we nu dus behalve de zegen ook dikwijls tweedracht, twist, toorn, haat en wraakzucht zaaien en door duizenden gehaat, vervolgd en algeheel vervloekt worden! Wie zal deze schade weer herstellen en wie zal de duizendvoudige vloek van onze hoofden wegnemen?'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Judas zegt: 'Het wordt steeds mooier! Als iedereen ons moet gaan haten vanwege deze opdracht, dan beveel ik zo'n onderneming wel in Gods handen aan! Veel geluk en een krijgshaftige stemming! Zij, die ons haten, zullen zich zeker net zo over ons ontfermen en ons bewaren als de hete zomer zich over de sneeuw ontfermt en deze bewaart! Heer, als U dat volle ernst is, dan zeg ik U als heel eenvoudig, maar enigszins ervaren mens: Blijf samen met ons liever thuis; want dit zaad zal niet opkomen en geen vrucht dragen! -Luister! Als we het in een stad met onze prediking en onze daden zover gebracht zullen hebben, dat we daar door iedereen dodelijk gehaat worden, wat staat ons dan te doen? Moeten we ons dan ook nog heel gewoon laten doden? En als dat ook moet, -wie zal Uw leer dan verder verbreiden? - Ha, bedenk eens, wat U vraagt! Om 's hemelswil, ziet U dan niet in, dat U Zich daardoor helemaal onmogelijk maakt en Uw Eigen grootste vijand en vervolger bent? Waar, waar in de hele wereld vind je iemand, die mij meer dan de dood haat en toch luistert naar mijn prediking die zijn huis vervult met alle mogelijke tweedracht, haat, toorn en dodelijke wraak? Zeg, -wat moet er in zo'n geval gedaan worden?'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[22] Maar als je dan toch ergens bang voor bent, vrees Hem dan veel meer Die Heer over jullie zielen is, en Die deze kan veroordelen tot de hel als Hij dat wil! (Matth. 10:28) En je kent Hem ook al, want Hij is het die dit tegen jullie zegt!
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57  ...