Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22474 resultaten - Pagina 47 van 1499

...  35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60  ...
[10] Nauwelijks zijn deze woorden verklonken, waarbij Ik nog wat door praat over de oude kleren en over de jonge wijn en over de zakken, als in aller ijl een overste uit Kapérnaum ( de Romeinse overste Cornelius) binnenkomt, gewoonweg op Mij afstormt, voor Mij neervalt en bijna buiten adem uitbrengt: 'Heer! Vriend! Goddelijke meester en heiland! Mijn liefste dochter, die mijn naam draagt, mijn heerlijke, goede en mooie dochter is gestorven!' (Toen huilde de overste en kon een tijdlang niet spreken van verdriet. Na een poosje, waarin hij wat op verhaal kwam, sprak hij pas verder:)
Hoofdstuk 127: De dood van de dochter van overste Cornelius. (5/6.12.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Heer, U aan Wie niets onmogelijk is, kom met mij mee naar mijn huis en leg Uw wonderhand op haar, dan wordt ze zeker weer levend, net als het dochtertje van de schooloverste Jaïrus, dat ook helemaal dood was en levend geworden is! Ik smeek U mijn verhevenste vriend: Kom en bewijs mij deze genade!' (Matth. 9:18)
Hoofdstuk 127: De dood van de dochter van overste Cornelius. (5/6.12.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Nadat wij al tamelijk Iaat in de middag uit het huis van Matthéus weggegaan waren, kwam er zo ongeveer halfweg naar Kapérnaum een vrouw snel achter ons aan, die, net als al eerder een Griekse vrouw, ongeveer twaalf jaar aan bloedingen leed, en die door niemand geholpen kon worden. Deze vrouw, die het verhaal van de vorige Griekse gehoord had, raakte slechts de zoom van Mijn opperkleed aan (Matth. 9:20) en werd op slag gezond. Want haar innerlijke gevoel dwong haar om tegen zichzelf te zeggen: ' Als ik slechts de zoom van Zijn gewaad zal aanraken, dan zal ik genezen!' (Matth. 9:21) En zo gebeurde dan ook ogenblikkelijk wat ze geloofd had. En ook zij merkte dadelijk, dat door het gelovige aanraken van Mijn gewaad de bron van haar twaalfjarig lijden verdroogd was.
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Deze vrouw was een Jodin en geen Griekse; maar ze woonde niet ver van een Griekse nederzetting, kwam vaak bij de Grieken en hoorde veel van hen en zo hoorde ze ook van de genezing van de vorige Griekse, waarover Markus en de schilder en dichter Lucas later schreven. Omdat deze twee voorvallen zo veel op elkaar lijken, worden ze zelfs door de geleerdste godgeleerden als één voorval gezien, hetgeen beslist bezijden de waarheid en koren op de molens van de twijfelaars is.
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Er waren binnen echter een aantal muzikanten en andere lawaaimakers; want het was daar gebruik om veellawaai voor de overledenen te maken opdat deze weer zouden ontwaken, of, als dat niet meer gebeurde, de afgezanten van de hellevorst Pluto te verschrikken, zoals het gewone, blinde, voor het grootste deel heidense volk, dat hier de grootste herrie maakte, dacht.
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De overste ging naar haar toe en zei, vol opperste vreugde: 'Mijn zeer geliefde Cornelia! Je bent ziek geworden en je bent aan die kwaadaardige ziekte ook dood gegaan, je was dood en je zou reddeloos dood gebleven zijn, als deze waarlijk almachtige Heiland aller heilanden je niet met Zijn goddelijke kracht had opgewekt, net als Hij een paar dagen geleden ook het je wel bekende dochtertje van de schooloverste Jaïrus heeft opgewekt. Verheug je daarom weer over het schone leven en wees voortaan deze vriend der vrienden buitengewoon dankbaar, die de enige is, die je het verloren hoogste goed, het onbetaalbare leven, heeft teruggegeven!'
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De dochter zegt: 'Ja, ja, nu herinner ik me weer heel precies, dat ik erg ziek was; tijdens het ziek zijn kwam er een heel prettige slaap over mijn oogleden, ik sliep in en had een wonderheerlijke droom. Naar welke kant ik ook keek, overal was licht en niets anders dan licht, en in het licht vormde zich een wonderheerlijke wereld. Onbeschrijfelijk prachtige tuinen zag ik, omstraald door het helderste licht, en het ene schitterende na de andere dook op. Maar geen levend wezen scheen deze heerlijkheden te bewonen, en toen ik zo vol verbazing deze grote pracht bekeek en er maar steeds geen levend wezen te zien was, begon ik banger en banger te worden door al dit onbeschrijfelijk prachtige. Ik begon te huilen en te roepen; maar van geen enkele kant kreeg ik ook maar door; de geringste echo het een of andere schijnbare antwoord. Toen werd ik! steeds treuriger tussen de steeds groter wordende heerlijkheden.
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Toen ik zo treurig te moede neerzonk en hard om jou, mijn vader, begon te roepen, zie, toen kwam opeens deze vriend uit de tuinen, pakte mijn hand en zei: 'Sta op mijn dochter!' Toen verdwenen in één keer al de heerlijkheden, die mij treurig hadden gemaakt, en ik ontwaakte terwijl deze vriend me nog bij de hand hield. Ik kon me niet direkt al datgene herinneren, wat ik had gezien; maar toen mijn volle herinnering mij als het ware uit de hemel werd teruggegeven, herinnerde ik me al het geziene en in de droom beleefde weer net zoals ik het je nu heb verteld.
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Het komt me nu buitengewoon vreemd voor dat ik dus, zoals uit dit bed blijkt, in alle ernst voor deze wereld dood was en toch in de droom heb doorgeleefd. En nog vreemder is het, dat die heerlijke vriend die in de droom naar mij toe kwam, hier nu net zo is, als ik hem in de droom heb gezien.
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Cornelius wordt verlegen bij deze vraag en weet niet, wat hij daarop zal zeggen. - Maar Ik zeg tegen hem: 'Laat de dochter datgene wat ze nu voelt, want dat alleen zal haar het leven in al zijn volheid teruggeven!'
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Dan zegt Cornelius: ' Als dat zo is, dan mag je van mij boven alles van deze vriend houden, want degene die jou, terwijl je dood was, door zijn kracht en macht het leven kon geven, zal je nooit kwaad kunnen doen; want als je weer zou sterven, dan zou hij je zeker het leven weer teruggeven! Dus mag je Hem gerust boven alles liefhebben, zoals ik Hem ook uit de grond van mijn hart lief heb!'
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik zeg: 'Wie Mij liefheeft, heeft ook Degene lief Die in Mij is, en Deze is het eeuwige leven. AI stierf hij dan ook duizendmaal in de liefde voor Mij, dan zal hij toch in eeuwigheid leven.' Bij de omstanders waren er velen, die bij het horen van deze woorden bij zichzelf dachten: 'Wat betekent dat? Kan een mens dat wel zeggen? Maar kan een mens wel doen wat hij doet?!'
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Een Romein, die op dat tijdstip te gast was bij Cornelius, neemt nu het woord en zegt: 'Vrienden, een wijze heeft eens gezegd, dat ieder groot man door de goden vervuld is met hun adem. Als er echter ooit een man het sterkst door de goden beademd zou zijn, dan is het beslist deze Jezus, die naar aardse maatstaven van heel geringe komaf schijnt te zijn; maar de goden houden niet van de praal van de aarde, als ze de aarde betreden verbergen ze zich steeds achter het zo mogelijk nederigste uiterlijk en laten alleen door hun daden aan de sterfelijke weten, wie en wat ze zijn. En dat zal ook bij deze overigens zeer eenvoudige man het geval zijn. Jullie kunnen wat mij betreft menen en denken wat je wilt; maar ik zeg dat Hij een God van de eerste rang is! Want een dode is door geen sterfelijke meer op te wekken!
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] In Kapérnaum leefden twee bedelaars, die vanaf hun geboorte stekeblind waren en zodoende nog nooit het daglicht en het nachtelijke sterrenlicht gezien hadden. Ook deze beiden hoorden over Mij en wat Ik gedaan had. Toen Ik van Kapérnaum terug naar Nazareth ging, en de overste met zijn vrouwen al zijn kinderen en veel van Zijn vrienden Mij begeleidden, kwamen wij heel rustig wandelend langs een plaats. waar een aantal wegen elkaar kruisten. Op deze plaats zaten de beide blinden gewoonlijk te bedelen. Toen die twee van de voorbijgangers hoorden, dat er een grote groep mensen aankwam en dat daar zelfs de hoogste machthebbers van Galiléa bij waren, en dat temidden van die machthebbers zich de heiland Jezus uit Nazareth bevond, van wie net als van zijn vader gezegd werd dat hij in rechte lijn afstamde van David, gingen ze vlug staan en volgden Mij daarna zo goed hun dat mogelijk was, waarbij ze hard riepen: ' Jezus, ach, zoon van David, ontferm U over ons! (Matth. 9:27) Die titel gaven ze me maar, omdat ze dachten dat Ik daar wat om gaf, en daardoor gevleid, eerder iets voor hen zou doen. .
Hoofdstuk 130: Nazareth. De twee blinde bedelaars. (11.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen deze twee nog maar net het huis hadden verlaten, brachten anderen, die juist waren aangekomen, een mens die stom en tevens bezeten was. (Matth. 9:32) Er waren echter ook verscheidene Farizeeën en schriftgeleerden, die wij twee dagen eerder in het huis van Matthéus achtergelaten hadden, nagekomen om te zien wat Ik thuis zou doen en waarheen Ik verder zou gaan. Zij kwamen voor het huis de twee blinden tegen, die hen meteen vertelden, dat er nu een stomme en tevens bezeten man genezen zou worden; maar over zichzelf zeiden ze niets, want in hun hart waren ze nog te bang om daarover iets te vertellen.
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60  ...