Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2083 resultaten - Pagina 48 van 139

...  36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61  ...
[3] Al die buitengewone mensen hebben ook grote dingen en tekenen gedaan; maar toch zijn ze wat hun lichaam betreft allemaal gestorven. Waar hun zielen gebleven zijn, weet nu geen levend mens met absolute zekerheid. Men gelooft wel, om vele steekhoudende verstandelijke redenen, dat de zielen van bijzonder grote en deugdzame mensen eeuwig voortleven in een zalig geestenrijk en dat heel vrome mensen ook vele malen met zulke zalige geesten zijn omgegaan -alleen hebben ik en zeker ook jij en verscheidene van je metgezellen daar geen ervaring mee opgedaan, en wij moeten ons in deze kwestie enkel met het geloof tevreden stellen.
Hoofdstuk 163: De twijfel van de rechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[17] Daarop ontnam Ik de Romein direct het vermogen om de lagere, smerige wereld van de onreine zielen te zien, en toen de zeer slechte geesten zich ijlings hadden verwijderd en onzichtbaar waren geworden, vroeg Ik hem: 'Welnu, vriend, heb je je verwanten goed herkend wat hun gestalte, spraak en karakter betreft? Hoe bevielen ze je?'
Hoofdstuk 169: De Romein in gesprek met zijn gestorven vader - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] De armzalige geesten die jullie hebben gezien zijn voor het grootste deel ook wel reeds aan gene zijde, maar voor een deelleven ze nog lichamelijk op deze aarde; maar omdat de door jullie waargenomen reële geesten, samen met hun soortgenoten vol eigenliefde, hoogmoed en heerszucht, tijdens hun aardse leven als heersers te maken hebben gehad met vele duizenden onderworpen mensen, zijn de evenbeelden of in zekere zin schaduwbeelden daarvan in afgezwakte vorm in het bewustzijn van hun ziel blijven hangen.
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Men zegt wel dat de goden steeds alleen maar onzichtbaar voor ons mensen werken en dat hun een ontelbaar aantal van allerlei natuurkrachten en dienstbare geesten ten dienste staat -maar dat moeten de mensen maar geloven, en nog nooit heeft er iemand achter de dichte sluier van de omineuze Isis gekeken. Maar onze man doet goddelijke dingen voor onze ogen en spreekt, leert en neemt zelfs leerlingen aan, die van hem de kunst leren gelijk te worden aan de goden, en misschien ook wel om net als zij onsterfelijk te worden. Zo'n man verdient toch ontegenzeglijk de voorkeur boven alle goden die nooit voor het oog van een mens hebben bestaan en hem van hun bestaan en werken slechts een halfwaar getuigenis hebben gegeven.
Hoofdstuk 160: Wat de Griekse arts had vernomen en zijn getuigenis over de Heer (9.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[19] Hierna sprak de Romein alleen verder: 'Ik heb mijn vader onmiddellijk herkend; want hij was dezelfde meer dan trotse Romein, die hij tijdens zijn lichamelijk leven was. Wie geen patriciër was, gold bij hem minder dan een rondzwervende hond, en ik, die wat mijn lichaam betreft zwakkelijk was en dus ongeschikt voor de bij hem boven alles verheven krijgsdienst, was niet zijn lieveling. Maar toch moest ik iets worden waar het hele volk voor moest beven, en daarom werd ik in het steeds tot opstand geneigde Azië geplaatst met de opdracht om als opperrechter met uiterste strengheid tegen de overtreders van de wet op te treden -wat ik als min of meer lijdende mens, toch niet deed; want ik dacht bij mijzelf 'Jullie zijn toch ook mensen als ik, ondanks de ongeremde hoogmoed van mijn verwanten, en jullie worden steeds maar weer opnieuw gekweld. Ik wil wel naar recht en billijkheid oordelen; maar met tirannieke gestrengheid zullen jullie door mij niet gekweld worden!' En daarom was ik bij de opperstadhouder steeds geliefd.
Hoofdstuk 169: De Romein in gesprek met zijn gestorven vader - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Maar nu is de vraag: is die buitengewoon duistere en vunzige omgeving, die wij allemaal eender hebben gezien met alles wat we daarin zagen, toch nog plaatselijk op deze aarde, of werd die alleen zichtbaar voor ons als een beeld, dat overeenkomt met een toestand -ongeveer zoals een droombeeld, uitgaande van de onbetrouwbare fantasie van de geesten die wij zagen? En waren de andere geesten die wij in die omgeving zagen ook zielen van mensen, die eens op deze aarde hebben geleefd, of behoren ze ook tot het rijk van de boze fantasie van de geesten die wij in onze buurt zagen? Want bij het aanschouwen van die treurige omgeving aan gene zijde was het eigenaardige, dat wij daar doorheen zonder enige belemmering ook de omgeving van deze aarde konden zien, en tegelijkertijd zagen wij die treurige wereld aan gene zijde ook heel helder van punt tot punt. En tenslotte dringt zich vanzelf de vraag op: zien de geesten die wij zagen, onze aarde ook of alleen hun fantasiewereld?'
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Ik zei: 'De geesten die jullie hier zagen, en nog vele duizenden van hun soort, bezitten volmaakte realiteit. Ze bewonen de burchten en vestingen die jullie in die smerig duistere omgeving hebben waargenomen. De omgeving, alle burchten en vestingen, de smerige hutten, de tenten, de armzalig uitziende onderdanige geesten en de kampementen met de soldaten zijn niets anders dan wanproducten van hun boze fantasie, met name de omgeving en de inrichting ervan. Want de armzalige geesten die jullie zagen, bezitten, als jullie je duizend als één geheel kunnen voorstellen, voor een duizendste deel realiteit. Voor het grootste deel behoren ze dus tot het gebied van de boze, bedrieglijke fantasie van de geesten die jullie hebben gezien, en voor een duizendste deel toch min of meer tot een ware geestelijke realiteit, zoals op aarde jullie schaduw ook tot jullie wezenlijke realiteit behoort. Een schaduw is op zichzelf weliswaar geenszins iets wezenlijk bestaands, maar toch zou hij er niet zijn als jullie er zelf niet eerst zouden zijn.
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Omdat de boze geesten die jullie zagen, samen met nog vele anderen die volkomen aan hen gelijk zijn, nauwelijks het kleinste vonkje van het licht der volle waarheid in zich hebben en dus ook van hetgeen zich naar volle waarheid buiten hen bevindt niets kunnen zien en waarnemen -zoals ook iemand die diep slaapt niets ziet en waarneemt van wat er in de werkelijkheid om hem heen is -zien ze in hun innerlijke, uiterst zwakke bedrieglijke licht alleen datgene wat hun fantasie, die uit hun boosaardige eigenliefde voortkomt, schept met behulp van de herinnering die in hun bewustzijn is blijven hangen.
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Datgene wat zij hebben geschapen kan door iedere volmaakte geest gezien worden, en als zo'n volmaakte geest af en toe met zijn wil en schouwen vanuit Mijn wil en licht in zekere zin dichtbij zo'n boze vereniging komt of daar aandacht aan schenkt, dan weet hij door de bedrieglijke schijnomgeving, die onmiddellijk geheel en al zichtbaar voor hem is, van welke aard en karakter de eigenlijke, reële geesten van een vereniging zijn, en zulke boze geesten kunnen hun innerlijke kwaad voor de ogen van volmaakte geesten dan ook onmogelijk bedekken of verbergen.
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] En zo zal het ook de geesten vergaan die jullie gezien hebben; als er echter enkelen onder hen zijn die door allerlei overeenstemmende, door Mij toegelaten verschijnselen het zinloze van hun streven beginnen in te zien, zullen die ook gemakkelijker opstijgen naar het licht der waarheid.'
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Voor deze geesten is datgene wat hun boze fantasie heeft geschapen, een vaste, materiële realiteit; en wat die lijkt te zijn, blijft ze, zolang de herinnering van de geest en de daaraan ontspringende fantasie niet door de voortdurend toenemende hartstochten verbroken en beschadigd wordt. Als dat gebeurt, dan is zijn wereld met al haar burchten, vestingen en schatten ook meteen weg.
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[18] Maar zo snel als jij, Mijn vriend, het je nu voorstelt bereikt zo'n geest het volle licht niet; want zodra hij een zodanig vrijer bewustzijn bereikt, dat hij zich verschillende dingen herinnert, duikt zijn oude fantasie weer op en daarmee schept hij al gauw weer een wereld voor zichzelf die overeenstemt met zijn oude liefde, en hij schept daar behagen in. Hij moet zijn zelfgeschapen paradijs dus nogmaals kwijtraken en het irreële ervan zien, waarna hij weer op een hoger niveau van licht geplaatst kan worden.
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Het is te vergelijken met iemand die een schat, die boven alles waardevol voor hem is, op een bepaalde plaats heeft begraven, welke plaats hij goed heeft onthouden. Maar omdat hij steeds meer gekweld wordt door de zorg dat die schat toch door iemand anders ontdekt zou kunnen worden, vervalt hij geleidelijk tot een steeds grotere geestelijke verwarring, zijn geheugen wordt steeds zwakker en ook zijn herinnering en zijn fantasie; hij vervalt zelfs tot een soort hersenkoorts, die hem zijn hele geheugen en herinnering zodanig ontneemt, dat hij niet meer in staat is om zich zijn zo trouwen goed verborgen schat te herinneren. Wat betekent die schat nu nog voor hem, waar is die gebleven? Kijk, hij is voor hem uit zijn bestaan verdwenen! En zo vergaat het deze geesten met hun wereld ook.
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[19] Dat komt heel dikwijls voor bij veel geesten zoals je hier hebt gezien; want een verkeerde liefde, die ondanks al haar verkeerdheid het enige is dat het zelfbewustzijn van een geest teweeg brengt, is langs de noodzakelijke weg van vrije wilsbeschikking niet zo gemakkelijk en snel in een echte, ware liefde om te vormen als jij je voorstelt.'
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] De arts zei: 'O Heer en Meester, nu is alles mij duidelijk, en wij danken U, ten eerste omdat U de wereld van de geesten zo duidelijk voor ons heeft onthuld en wij nu weten hoe het verdere leven van de zielen van mensen met een wereldse instelling in de grote wereld aan gene zijde vorm krijgt en moet krijgen; en ten tweede danken wij U, o Heer en Meester, voor Uw toelichting over de toestand van de voleindigde geesten in het Godsrijk.
Hoofdstuk 172: De Heer roept Rafaël om de betekenis en het bestaan van het rijk Gods toe te lichten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61  ...