Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

11264 resultaten - Pagina 48 van 751

...  36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61  ...
[16] Daarop antwoord Ik hem: 'U heeft niet helemaal ongelijk, als u dat van ze denkt. Maar toen ze Mij uit Jeruzalem en Judéa volgden, waren ze dat nog niet; maar nu kunnen en zullen enigen van hen dat tot hun eigen grote nadeel worden. Want het tempelgebroed houdt wel van het verraad, maar is banger voor de verrader dan voor de verraden vijand en laat daarom geen verrader zo maar gaan. Bijna ieder moet het vervloekte water drinken, en van de tien komt er nauwelijks één met z'n leven vanaf; degenen, die uit elkaar zijn gebarsten, worden dan gewoonlijk van boosaardig verraad beschuldigd en vervolgens in Josafat waar zich een vervloekte plaats bevindt, in vervloekte aarde begrave; En zo zal ook het lot van enigen zijn, die Mij als verrader bij het tempelgebroed zullen aangeven! Want het is Mijn tijd nog niet!'
Hoofdstuk 87: De Joden verlangen terug naar hun zuurdeeg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Maar deze kerels zijn doortrapte huichelaars! Uiterlijk doen ze zich streng en vroom voor, alsof ze allemaal zakkenvol levende goden met zich meedragen; innerlijk echter zijn ze nog te slecht voor de alleronderste onderwereld die wij uit onze mythen kennen. Werkelijk, als onze ongelofelijke drie furiën, voor wier afschuwelijkheid alles van angst en schrik In steen verandert, een van deze Jeruzalemse tempelkerels te zien kregen, dan zouden zij waarschijnlijk zelf ten gevolge van te grote angst en vrees in diamant veranderen! Ik zeg U: Voor de uiteindelijke ontwarring van deze allerboosaardigst verworden tempel en haar priesterkluwen moet zo snel mogelijk het scherpe zwaard van de koning van Macedonië komen, anders wordt binnenkort nog de hele aarde ingekapseld in deze noodlottige kluwen! O vriend! Ik zou U dingen over deze kerels kunnen vertellen waarvan de hele aarde koorts zou krijgen! Maar laat ik erover ophouden, dit is voorlopig wel genoeg; als U mij opzoekt, zullen we er nog veel met elkaar over spreken!'
Hoofdstuk 88: Overste Cornelius en de tempelreiniging. (4.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Toen we nu zo bij elkaar waren, wilde Ik opbreken voor de verdere reis. Maar de gastheer verzocht Mij toch nog tot de avond te blijven, omdat het buiten zeer heet was. En Ik bleef tot aan de avond. Toen de zon echter bijna onderging, wekte Ik het gezelschap op om zich reisvaardig te houden, omdat Ik van plan was bij zonsondergang verder te gaan.
Hoofdstuk 89: Twee rustdagen in Kana. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Zodra Ik weer op de aarde zal komen, zal Ik een grondig onderzoek instellen; en niemand zal Ik aannemen, die met wat voor verontschuldigingen dan ook bij Mij aankomt! Want iedereen, die serieus zoekt, kan en moet het vinden! De zieke schapen en ezels aan de voerbak zullen een geneesmiddel krijgen, waarna ze zeker honger krijgen naar het voer uit de hemel; maar dan zullen ze als herstellenden heel lang homeopathisch gevoerd worden! En dan nu weer terug naar het Evangelie!'
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] En wanneer ze eenmaal in het hiernamaals voor God staan en luidkeels roepen: 'Heer, Heer!', dan zal God hen antwoorden: 'Ga weg van Mij, jullie vreemden; want Ik heb jullie nog nooit gekend!' En zulke zielen zullen dan veel te dulden en te strijden krijgen voordat ze Hem weer naderen kunnen omdat Hij ze nu kent. Begrijp je het nu?'
Hoofdstuk 92: Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] 'Ja, Heer', zegt Matthéus, 'dat begrijp ik nu allemaal erg goed, zuiver en helder. Maar vindt U niet dat ik deze heerlijke leer, die de mensen toch erg zou moeten aansporen om God zonder ophouden te zoeken en Hem te vragen ze bij de hand te nemen en op de goede wegen te leiden, niet onmiddellijk moet opschrijven?'
Hoofdstuk 92: Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Er komen echter nog tijden die slechter zullen zijn dan diegene waarin Noach de ark bouwde, en hun ellende zal te wijten zijn aan het goud en het zilver, -en slechts een vuur uit de hemel dat al de produkten van de hel zal verteren zal de mensen verlossen van de ellendigste van alle ellendes!'
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Ik zeg: 'Wat iemand lief heeft, daarvoor heeft hij ook verstand genoeg om het te prijzen; jij houdt uitermate veel van het geld en kunt daarom het geld heel goed bejubelen. Ik zal je daarom ook verder niets meer zeggen, want waar men van houdt, dat wil men ook prijzen! Je zult echter binnen niet al te lange tijd de vloek van het geld nog leren kennen! Nu houden we er echter over op! De weg naar Kapérnaum is vrij pittig, en we moeten toch voor zonsondergang daar zijn en er onderdak voor ons vinden!'
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg: 'Ik heb hem niet gevraagd om te komen en zal hem daarom; ook niet wegsturen; als hij echter wil gaan zoals hij gekomen is, dan;j zullen we daar geen traan om laten! Maar jij moet uit zijn buurt blijven, want jullie passen niet bij elkaar. Vergeef hem echter alles, zoals Ik hem vergeef, dan zal je hart vrij blijven!'
Hoofdstuk 96: De wil van Judas. (16.10.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Judas zegt: 'Goed, Ik neem van U aan dat het toen zo gebeurd is! Maar nu is door de koning van Rome en de halve aarde het geld eenmaal als wettig ruilmiddel Ingevoerd ter vergemakkelijking van het noodzakelijke onderlinge menselijke verkeer, en we zijn verplicht het te gebruiken. Daarom meen ik, dat, als het geen zonde is om geld in de tempelkas te offeren, het ook geen zonde zal zijn datzelfde geld aan de een of andere arme te geven, opdat hij zich daar een paar dagen mee verzorgt. Dus is het alleen al vanwege de armen goed, om wat geld, dat nu eenmaal toch door de staat wettig is ingevoerd, op reis mee te nemen, en dus had gastheer Koban best dat beetje geld bij zich kunnen houden!'
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Thomas zegt: 'Ik zeg je alleen maar, dat je helemaal door de duivel bezeten bent; want zoals jij nu gesproken hebt, kan alleen maar de duivel spreken! Het lijkt op redelijke taal, maar dat lijkt alleen maar zo, en wat je zegt is de onbeschaamdste leugen ter wereld. Ik heb er spijt van dat ik je hierheen gebracht heb, Er waren vele honderden mensen in Sichar, en allen werden gevoed uit de hemel! En het vervallen huis van Irhaël heeft hij in weinige minuten zo herbouwd, dat het nu verreweg het kostbaarste huis in deze stad is! En jij grenzeloos onbeschaamde, oerdomme dwaas wilt dan mij, die met mijn eigen natuurlijke ogen de hemel geopend heeft gezien en talloze scharen van Gods engelen naar boven en naar beneden zag gaan, in zekere zin als de wijze der wijzen er van overtuigen, dat Jezus een arme sloeber is, die zich op andermans kosten wel laat doen!? O, wat ben je toch een arme sukkel! Hij, aan Wie hemel en aarde volkomen toebehoren, omdat Hij ze gegrondvest heeft door Zijn almacht, zal zeker mijn of jouw schatten nodig hebben om op deze wereld, waarop Hij de vruchten laat groeien en rijp worden, te kunnen leven?! O, jij ontzettend blinde dwaas! Ga naar Sichar, overtuig je van alles en kom dan terug, en we zullen zien of je nog zo dom in 't wilde weg redeneert als nu!'
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Aan U zijn echter alle geesten ondergeschikt, en U bent de totale gebieder over wat in de hemel en wat op de aarde en in de aarde is; U behoeft dus alleen maar Uw voor ons onzichtbare machten een aanwijzing te geven, en ze zullen onmiddellijk doen wat U wilt!'
Hoofdstuk 97: Kapérnaum. De zieke knecht van de hoofdman. (17.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Toen Ik hoorde hoeveel vertrouwen de hoofdman in Mij had, zei Ik verwonderd -weliswaar niet voor Mijzelf maar voor de leerlingen - niet speciaal tegen de hoofdman, maar meer tegen degenen, die bij Mij waren: 'Werkelijk, zo'n geloof ben Ik in heel Israël nog niet tegen gekomen! (Matth. 8,10) Maar ik zeg jullie daarbij: Velen zullen uit het oosten en uit het westen komen en met Abraham, Isaäk en Jacob in het hemelrijk zitten (d.w.z. delen in de heerlijkheid des Vaders) (Matth. 8,11); maar de kinderen van het Rijk zullen uitgestoten worden in de grootste duisternis, waar een ontzettend gekerm en beklagenswaardig tandengeklapper zal zijn!' (Matth. 8,12)
Hoofdstuk 97: Kapérnaum. De zieke knecht van de hoofdman. (17.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Daarna trekken we dan met deze door u wonderbaar genezen zieken de hele stad door, en zullen voor ieder huis Gods eer en uw grote roem luid verkondigen. De Nazareeër verliest daardoor zeer aan populariteit en zal, volgens de zegswijze, tenslotte onder schande, spot en smaad het hazenpad moeten kiezen!'
Hoofdstuk 98: Het volk daagt de priesters uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De priesters en schriftgeleerden, zich maar al te goed bewust van hun totale onmacht, zeggen plechtig, om hun onmacht te verbergen: 'Wat een dwazen zijn jullie toch! Waarom vragen jullie dingen van ons, die alleen God mag doen? Wanneer heeft er ooit een priester of een schriftgeleerde een wonder gedaan?! Dat kan alleen maar God en de ene hogepriester in de tempel te Jeruzalem, als hij in het allerheiligste gaat! Breng je zieken dus naar Jeruzalem; daar zullen ze, als je het juiste daarvoor offert, wel genezen worden; als God het tenminste wil! Wil God het echter niet, dan zul je het moeten aanvaarden om je zieken nog net zo ziek weer mee naar huis te nemen.
Hoofdstuk 98: Het volk daagt de priesters uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61  ...