Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

25552 resultaten - Pagina 8 van 1704

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[6] De overste zegt: 'Als die kerels nog tien jaar zo doorgaan, dan zullen er in Judéa niet veel mensen in leven blijven. Het is maar goed dat er in hun hoge raad een gematigd persoon zit, anders was er niet lang nadat U zo dapper de tempel gereinigd heeft van het gespuis, een kolossale herrie ontstaan! Maar een echt rechtschapen man, Nicodémus genaamd, is het gelukt om deze kerels, waarvan er nu al bijna net zoveel zijn als er gras is op de aarde, in toom te houden. Het was bijna om je dood te lachen, hoe buitengewoon slim hij het voor elkaar kreeg hen te doen geloven, dat deze tempelreiniging met opzet door God werd toegelaten om Zijn dienaren daardoor veel geld te verschaffen, ten nadele van de verkopers, wisselaars en duivenverkopers, die behalve hun kleine plaatshuur nooit een offer in de tempelkas deden terwijl ze toch het meeste geld van heel Jeruzalem bezaten! De meesten waren het daar mee eens, en sommigen zeiden zelfs: 'Nu, laat die op het volgende feest maar weer komen met zijn toverkracht; we kunnen hem gebruiken!' Maar degenen, die zelf in de tempel als bijverdienste ook via vertrouwde agenten wisselhandel bedreven hadden, waren het natuurlijk met deze wens helemaal niet eens. Maar desalniettemin sta ik er toch voor in, dat U wegens een eventuele tempelreiniging bij een volgend feest door het gespuis geen haar gekrenkt zal worden; want U heeft hen de laatste keer aan een aanzienlijke som gelds geholpen. Wanneer U daarom bij een zelfde gelegenheid weer eens naar Jeruzalem zoudt gaan, sluip dan maar heel in het geheim naar binnen, anders zult U de tempel van zelf al gereinigd vinden; want deze kooplui, wisselaars en veehandelaren hebben naar alle richtingen spionnen uitgestuurd, die al Uw doen en laten in de gaten moeten houden, net zoals de ons bekende ontzettend slechte tempeldienaars dat doen. Degenen, die ik onderweg gevangen liet nemen, waren voornamelijk dat slag kerels en ik geloof niet dat er ook maar twee eerlijke bij waren!
Hoofdstuk 88: Overste Cornelius en de tempelreiniging. (4.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Wat verlies Ik dan aan uw vriendschap? Ik zeg u: Helemaal niets! Maar als u Mijn vriendschap moet missen, wie zal dan in Mijn plaats uw dode kinderen weer levend maken?!
Hoofdstuk 118: Onthullingen over de tempel. (25/26.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik hield daarna het gezelschap bezig met allerlei gelijkenissen, waarin het menselijke leven in zijn zwakheid, en de uit deze zwakheden maar al te vaak voortkomende verworpenheid, op een heel duidelijk begrijpbare manier voorgesteld werd. Zo gaf Ik hen ook kernpunten voor het juiste opvoeden van kinderen en liet hen zien, hoe een slechte opvoeding op den duur alle mogelijke kwalen, zowel geestelijk als lichamelijk, ten gevolge moet hebben.
Hoofdstuk 120: Aan de zee. Matthéus de tollenaar. (27.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Hoewel niet ieder deze lessen begreep, is het is wel te begrijpen dat ze toch heel positief en dankbaar aanvaard werden. Zelfs de Farizeeën en schriftgeleerden verbaasden zich zeer over Mijn wijsheid, en vroegen zich af waar Ik die vandaan haalde, Want ze kenden Mij, Jozef en Maria en alle kinderen van Jozef, en daarom zeiden ze dan ook tegen de leerlingen: 'Het is werkelijk niet te begrijpen! Zijn vader stond bij zijn vakgenoten bekend als een bekwaam ambachtsman, een buitengewoon trouw, redelijk en eerlijk mens, daarbij ook een strenge Jood die heel gewetensvol rekening hield met Mozes en de profeten voor zover hij met deze bekend was. De een of andere bijzondere wijsheid was bij hem nooit waargenomen; en zijn andere vier eigen zonen, die herhaalde malen bij ons werkten, zijn van ieder spoortje wijsheid net zo ver verwijderd als zon, maan en sterren van de aarde.
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Toen zei de ondervraagde man met tranen in zijn stem: 'O beste en goede mensen! Dat heeft de grenzeloze hardheid en hebzucht van de pachtkoning Herodes gedaan! Zijn vader was de linker en hij is de rechterarm van satan. Wij konden de verlangde belasting niet betalen die hij tien dagen geleden van ons eiste; zijn gerechtsdienaars gaven ons zes dagen uitstel. Wat zijn echter zes dagen? In die tijd aten de gerechtsdienaars bijna geheel het beste deel van onze voorraad op en op de zevende dag namen ze, omdat we de verlangde onbetaalbare belasting onmogelijk betalen en vereffenen konden, alles wat we hadden, en het scheelde maar weinig of ze hadden dit naakte ellendige leven ook nog van ons afgenomen! O vrienden, het is hard, onvoorstelbaar hard! Als God ons niet helpt, dan verhongeren wij vandaag nog tesamen met onze kinderen! Help ons toch zoveel als in jullie vermogen ligt! Als die slechte knechten van Herodes ons nu maar niet tot op ons naakte lichaam uitgekleed hadden, dan konden we tenminste nog gaan bedelen; maar waar kunnen we in déze toestand nu heen gaan? Voor onze kinderen is het in alle richtingen te ver om te gaan; en wij zijn, zoals jullie zien, poedelnaakt! O God, o God, waarom moesten nu juist wij zo ontzettend in de ellende gestort worden? Aan welke van al onze zonden hebben wij deze straf te wijten, o Jehova?'
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik ken bijna alle plaatsjes langs de langgerekte Galilese zee, en haar inwoners ken ik dikwijls evengoed. Er zijn er veel onder hen, die Mozes en alle profeten allang vervangen hebben door Pythagoras; die zijn nu juist niet zo gevaarlijk voor Uw nieuwe leer. Maar er zijn ook families, die zo gezegd voor Mozes en eigenlijk nog meer voor de tempel, leven en sterven, - en meestal geldt dat meer voor de ouders dan voor de kinderen, hoewel het ook wel voorkomt dat het net omgekeerd is. Als nu kinderen van zulke aan de tempel verknochte Joden Uw op zo vele punten anti-tempelse leer aannemen, terwijl hun ouders dat zeer waarschijnlijk niet doen, - wat zal daar dan uit voortkomen?
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Ik zeg je, wees in alles ijverig en verzamel van alle dingen de juiste kennis! Onderzoek alles wat je tegenkomt, en behoud daarvan wat goed en waar is, dan zal het gemakkelijk voor je zijn om de waarheid te vinden en het voorheen dode geloof weer levend te maken en het te doen groeien tot een waar levenslicht.
Hoofdstuk 155: Het verschil tussen wetenschap en geloof. (28.2.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Maar de oude had gehoord wat de drie engelen tegen de vrouwen zeiden; daarom ging hij naar hen toe en zei: 'Ik heb zojuist gehoord, dat u de naam van mijn stamvader hebt genoemd en u liet toen merken dat mijn naam u niet onbekend is; door Gods genade gaf u het dode oog van de oude Tobias weer licht en leven.
Hoofdstuk 170: De genezing van de blinde Tobias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Het zal jullie wel bekend zijn dat de timmerman uit Nazareth, Jozef genaamd, waarvan altijd al gezegd werd dat hij ingewijd was in de kennis van de Egyptische en Perzische magie, tevens in direkte lijn afstamt van David en zich zo nu en dan de bijnaam 'Davids zoon' gaf. De vader van Jozef, die Eli heette en ook een timmerman met een overigens geheel onbesproken gedrag was, had echter in het geheim toch als hoofddoel gekozen om zijn stam weer op de troon van Juda en het gehele beloofde land te brengen. Hij liet zijn zoon Jozef, onder het voorwendsel dat deze zich in de bouwkunst zou bekwamen, in goed gezelschap naar Perzië en misschien zelfs naar Indië reizen. Maar dat was niet voor de bouwkunst, maar voor de buitengewone magie, opdat Jozef dan met die wetenschap en die kunst alle mensen kon verblinden en zich als een door God gezonden wezen kon laten verheffen op de troon van Joden en Romeinen tesamen. Want met de sterk tot verafgoding ge neigde Romeinen zou makkelijker gemanipuleerd kunnen worden dan met de Joden. Alleen moest Jozef, ondanks zijn geheime kunst, naar buiten toe een strenge Jood zijn en voor de wet geen smetje hebben, opdat zelfs de hogepriester geen aanmerking op hem kon maken! Na een aantal jaren kwam Jozef van zijn reis terug en bezat toen de kunst wel, maar had geen middelen en gelegenheid om deze toe te passen. Ook had hij geen durf genoeg, zoals mij oude mensen verteld hebben, maar het voornaamste wat hem ontbrak was het sprekerstalent; want spreken kon hij niet en daarom was hij erg kort van stof. Eli zag, dat zijn opzet niet slaagde, en liet toen zijn zoon Jozef, die helemaal geen geschiktheid voor de troon toonde, alleen maar zijn bekende handwerk uitoefenen. Toen Eli stierf, zegende hij zijn zoon wel, maar zei heel wijs dat Jozef ten opzichte van zijn kinderen voor dat bepaalde doel niets meer moest doen, want er zat geen toekomst meer in. En daarom heeft Jozef ook helemaal niets meer voor de kinderen van zijn eerste vrouw gedaan.
Hoofdstuk 171: De verzinsels van Rhiba. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Nu moet je eens goed luisteren! Een mens, aan wiens wenken wind en zee en alle slechte en goede geesten gehoorzamen, - een mens, die de doden weer tot leven wekt en iedere ziekte, al' is deze in een nog zo vergevorderd stadium, zonder medicijnen, maar slechts door zijn wil geneest, zou wel eens iets meer kunnen zijn dan alleen maar een buitengewoon begaafd magiër! Wij hebben toch vaak magiërs gezien, en waargenomen hoe ze met louter tovertekens, toverspreuken, amuletten en toverstaven omgeven zijn en hoe ze altijd iedere kleinigheid die ze tot stand brengen, bovenmatig opblazen.
Hoofdstuk 172: De vervloeking van de Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[22] Het is een schande voor ons, terwijl wij ons nog wel kinderen van de Allerhoogste noemen; en de heidenen, tollenaars en zondaars zijn ons in alles voor! De Grieken, Romeinen, Egyptenaren, Perzen, Assyriërs en bijna alle ons als heidens bekend staande volkeren hebben uit dankbaarheid voor hun afgoden de grote wijze mannen verafgood, omdat ze dachten, dat zulke mannen hen door hun goden uit genade gegeven werden, en ze bewezen hen goddelijke verering, bouwden tempels voor hen en verklaarden de plaats waar zo'n wijze gewoond had tot heilige plaats. In slechts heel weinig gevallen is het voorgekomen dat de goddeloze heidenen onmenselijk tegen hen opgetreden zijn.
Hoofdstuk 172: De vervloeking van de Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Hoeveel geld en andere grote kostbaarheden hebben jullie van ons ontvangen, opdat je iets voor ons welzijn zoudt doen; maar waar is het resultaat?! Ons goud en zilver heb je wel genomen; maar we kregen niets daarvoor terug dan lege beloftes, die nooit vervuld werden. Als wij aan jullie vroegen wanneer de vervulling zou komen, dan wezen jullie op de weelderige gewassen en onze goddank gezonde kudden. Maar wij wezen jullie op de nog weelderiger gewassen en de net zo gezonde kudden van de Grieken, die door jullie op iedere sabbat voor zonsopgang zeven maal vervloekt werden. Dan zeiden jullie: Zo'n weelderige groei wordt veroorzaakt door de satan, en het brood van zulke velden en het vlees van zulke kudden brengt geen leven, maar de verdoemenis! Maar jullie versmaadden toch niet de verplichte en zeker niet geringe bijdrage van de Grieken, die zij ieder jaar als gedoogbelasting in de vorm van alle mogelijke soorten gewas af moesten dragen! Zeg eens, wat hebben jullie dan wel met de volgens jullie sprookje door satan gezegende gewassen gedaan?'
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Wij voeren echter in een geheel andere richting weg van Jesaïra, en weer moest het gebeuren dat ook wij midden op zee door een storm werden overvallen, bij welke gelegenheid alle leerlingen en allen, die op het schip waren, nogmaals zeer angstig werden, zoals het al een keer eerder was gebeurd, en weer begonnen ze van angst en vrees te roepen dat Ik ze moest helpen omdat anders alles zou vergaan!
Hoofdstuk 193: Op zee. De verwondering. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Allen antwoorden: 'Ja, ja, Heer. Wij geloven allemaal. Wie zoals u een dode dochter van de overste Jaïrus in het leven kan terugroepen, die kan ook alle andere ziekten genezen die nog lang niet zo erg zijn als de dood! Want over die daad werd tot voorbij Bethlehem, de stad van David, gesproken!'
Hoofdstuk 218: Genezingen in Kis en bij Kisjonah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Baram gaat nu vlug aan dek en zegt: 'Geëerde afgezanten van de overste! Ik vind het echt jammer voor u dat ik u van Jezus, de Heer, geen gunstig antwoord kan brengen! Maar daaraan hebben de Kapérnaumers zelf schuld; want nadat Hij destijds het dochtertje van de overste wezenlijk uit de zichtbare en voelbare dood weer tot het volle leven gewekt heeft, verklaarden zij, de Farizeeën van deze door Hem vervloekte stad, al gauw daarna dat Hij een bedrieger was. Zij hebben voor het hele volk bewezen en verklaard dat Jaïrus Jezus slechts op de proef wilde stellen en daarvoor zijn kerngezonde dochtertje op een speciaal gemaakt doodsbed had gelegd; en toen had de bedrieger Jezus, die niet vermoedde dat het een val was, haar natuurlijk heel gemakkelijk uit de dood tot leven kunnen wekken, hetgeen hij deed - zoals ik van een paar mensen gehoord heb - door haar behoorlijk hard in haar hand te knijpen, omdat hij inmiddels gemerkt had dat ze leefde, en toen was ze maar liever opgestaan dan de pijn in haar hand nog langer te moeten verdragen.
Hoofdstuk 227: Een tochtje op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...