Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

217 resultaten - Pagina 8 van 15

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15
[40] Beantwoord nu mijn vragen, als jullie dat kunnen, of zeg me recht in mijn gezicht, zoals ik het jullie ook zonder schroom gezegd heb, wat je nu besloten hebt te doen, als je dat tenminste durft; want ik streef niet naar heerschappij, noch, zoals jullie, naar het een of andere vorstendom, maar alleen naar het nauwkeurig vervullen van de door mijn ambt opgelegde plichten en naar het welbehagen van de Oude, - daarom beging ik ook nooit een onrecht, noch heb ik ooit een vrouw geschonden, noch een maagd en nog veel minder meisjes van twaalf jaar of jonger, zoals jullie; daarom ook hebben jullie mij de gruwelijke genoemd, omdat ik geen luie schurk wilde zijn zoals jullie!
Hoofdstuk 27: De politiek van de raadsheren van Hanoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] En zie, toen nam Molakim weer het woord en zei: "Broeders, je kent mijn ambt en vak; ik ben niet door Hanoch, noch door het volk ertoe gekomen tegen Hanoch en daardoor ook tegen het volk te liegen, maar door jullie allemaal, met uitzondering van Farak; maar alleen aan jullie moest ik de kern van hetgeen ik wist laten weten. Nu echter werp ik de leugens links en rechts voor de voeten van Farak en zeg openlijk en getrouw: als er een God uit de hemel zou komen, zou zijn redenatie niet wijzer zijn dan die van Farak!
Hoofdstuk 28: Het overleg van de tien vorsten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] En zie, nu begon deze Thahirak, terwijl hij als de bliksem van mening veranderde, ook heel in het kort enkele geweldige slotwoorden tot de bijeenkomst te richten en zei: "Broeders, jullie die voor mij hier zo wijs en krachtig gesproken hebben, dat ik tot in de diepste grond van al mijn boosheid ben geschokt en ik mijn nietigheid en mijn bodemloze zwakheid heb aanschouwd en al het grote onrecht in al mijn doen en laten heb vernomen, - ik heb jouw wijsheid nodig, broeder Farak, niet om eerst hier op al mijn schandaligheden in te gaan, want zelfs een niet-wijze is het ambt en de functie die ik tot nu toe in de allersnoodste misdadigheid bekleedde voldoende bekend.
Hoofdstuk 28: Het overleg van de tien vorsten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Daarom ging zij dus maar naar de koning terug en smeekte hem om het voorrecht een ander ambt te mogen bekleden.
Hoofdstuk 193: Het verdere verloop van het spel - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[3] Lach je mee, als er iemand anders lacht, dan ben je fout; je ambt wordt je dan ontnomen en dat is dan je verdiende straf!
Hoofdstuk 193: Het verdere verloop van het spel - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[16] Maronius, die nu wel de­zelfde opvattingen huldigt als ik, krijgt hen tot zijn beschikking. Hij gaat hen tot zijn dienaren ma­ken in een ambt, dat ik van plan ben hem op te dragen.
Hoofdstuk 122: Jozef stelt vragen over het puinruimen van de tempelruïne en over het lot van de muiters en de drie onderpriesters, alsook over de acht kinderen. De antwoorden van Cyrenius - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[11] De drie priesters nu: 'Dat moge waar zijn, maar, toen wij twee dagen geleden het hoge­priesterlijke ambt zelf wilden uit­oefenen. ..toen hebt U ons ver­vloekt!
Hoofdstuk 109: De priesters hebben bedenkingen. Cyrenius neemt de volle verantwoordelijkheid op zich. Een slecht blijk van Romeinse geldzucht. Cyrenius treedt met Tullia in het huwelijk - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[19] Maronius antwoordde ech­ter: 'Geeft U dat ambt toch liever aan iemand anders, en houdt U mi j dan bij U; dat maakt mij veel gelukkiger!'
Hoofdstuk 58: Zelfverweer van Maronius Pilla; zijn juiste besluit. Jozef als scheidsrechter. Nobel oordeel van Cyrenius - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[7] Toch, zolang Herodes leeft, en zolang je niet volledig hersteld bent, zul je niet in je ambt worden teruggeplaatst!
Hoofdstuk 51: Volledige bekentenis van Maronius Pilla. Cyrenius als wijze rechter - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[27] 'Mooi,' zei Cyrenius, 'dan schenk ik je nu, in naam van de keizer, wel het leven, maar ik zal je niet in je ambt herstellen, voor­dat je geest, die zwaar gestoord is, weer helemaal in orde zal zijn. Ik zal je hier onder mijn eigen ogen laten verplegen en intussen zal ik je functie laten waarnemen door mijn broeder Cornelius. Want je begrijpt wel, dat ik je nu niet meer echt vertrouwen kan! Je moet der­halve hier blijven, totdat je weer helemaal gezond bent!'
Hoofdstuk 50: Verhoor van de stadhouder door Cyrenius. Poging van de stad­houder om de zaak te vergoelijken. Gewetensvraag van Cyre­nius. Maronius' bekentenis - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[18] De stadhouder, die dus uit zijn ambt is gezet, moet zich bin­nen vijf dagen bij mij melden, en Herodes moet zijn boete uiterlijk dertig dagen later hier volledig ko­men voldoen! In geval van nala­tigheid zal hij van zijn leenheer­schap vervallen worden ver­klaard! Fiat! Cyrenius, vice­ Augusti. ,
Hoofdstuk 48: De uitwerking en de gevolgen van deze brief. Herodes' list. Tweede brief van Cyrenius aan Herodes - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[3] maar van dit moment af draag Ik dat huisvaderlijke ambt weer aan u over; zoals u het heb­ben wilt, zo zal het ook moeten gebeuren!
Hoofdstuk 226: De Godheid in het Kindje treedt terug. Laatste opdrachten voor Jozef en voor Cyrenius. De nachtrust. Jacob door het Kindje bijzonder begenadigd - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[21] De vrouw trilt en is niet in staat antwoord te geven. De twee gerechtsdienaren houden deze toestand voor een list, trekken de vrouw van de grond en willen haar direct meene­men. De zieke man en de vijf kinderen smeken om genade en erbarmen, maar de twee oefenen hun mooie ambt uit zonder iets te zeggen. Maar op het ogenblik dat zij de vrouw al bij de deur vasthouden, komt onze man eraan met nog drie sterke helpers. Eerst bevrijden ze de van angst halfdode vrouw uit de handen van de twee gerechtsdienaren; daarna ranselen ze hen zo stevig af dat ze nauwelijks kunnen lopen, en bedreigen hen en al hun collega's met de woorden: 'In de naam van God! Als jullie, beestmensen, het nog één keer wagen om deze heilige plaats te betreden, waar Gods engelen wonen, staat je van ons de vreselijkste wraak te wachten! Wij zijn geen mensen of wezens van deze wereld, maar wij zijn beschermgeesten van deze engelen, die hier de beproeving van het vlees doorma­ken!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[24] Daarom was de toestand waarin je verkeerde voor je gevoel wel heel onplezierig, maar voor je innerlijke wezen in geen geval slecht. Want de Heer zorgde toch voor je naarmate je dat nodig had en had veel geduld met je. Jij was op de wereld een bisschop en verrichtte je ambt weliswaar heel streng volgens de letter, maar innerlijk deed het je niets. Maar zoiets kan toch volgens jouw eigen beoordeling bij God, die alleen naar het hart en de werken daarvan ziet, onmogelijk van waarde zijn! Bovendien was je erg trots en heerszuchtig en hield je, ondanks je gezworen celibaat, bovenmate van de vrouwen. Denk je dat dit voor God welgevallige werken zouden zijn? (...)
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[5] Zelf riep hij meermalen uit: '0 Heer ontferm U over mij! Heilige Maria, lieve Moeder, help mij, erbarm U over mijn aartsbisschoppelijk ambt, dat ik draag tot eer van U en van Uw Zoon; o verlaat Uw getrouwe dienaar niet, mijn enige helpster in de nood, enige toeverlaat van alle lijdenden.'
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15