Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

737 resultaten - Pagina 8 van 50

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] Wij brengen de uit God komende levensgedachten, die zich aan jullie voordoen als vurige, lange tongen, bij elkaar en volgens Gods orde in ons scheppen wij voortdurend vormen en wezens; en als iemand zou vragen waar God of wij, als Zijn zeg maar eeuwige dienaren, boodschappers en knechten het materiaal voor het vormen van de wezens vandaan hebben gehaald, -dan hebben jullie het hier nu voor je! Deze op slangen lijkende, vurige lange tongen zijn de geestelijke bouwstenen, waaruit alles is gemaakt wat de gehele oneindigheid ook maar ooit aan reëel stoffelijks bevat.
Hoofdstuk 119: Raphaël toont het scheppen van organische wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Richt nu de ogen van je ziel hierheen, opdat jullie volgens de wil van de Heer ook zien -wat jullie nu kunnen -hoe wij, machtige en oude dienaren van God, uit deze in de ruimte rondzwevende, goddelijke gedachten, vormen en wezens maken. Jullie zullen iets meemaken dat tot nu toe nog geen sterveling op aarde heeft meegemaakt!
Hoofdstuk 119: Raphaël toont het scheppen van organische wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Hoe kon U als Jehova die oneindig is, Uw oneindigheid verlaten en U opsluiten in deze zeer eindige vorm? Intussen bleef echter de oude, oneindige ruimte toch dezelfde die deze van eeuwigheid was! Maar U, als Jehova, bent toch Zélf de oneindige ruimte! Hoe kan die dan in zijn onveranderde, eindeloze werkelijkheid bestaan terwijl U zich als de Oneindige, Zelf in deze beperkte mensenvorm bevindt?
Hoofdstuk 122: De Heer legt het innerlijk van Judas bloot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ik ben alleen het eeuwige centrum van Mij Zelf; maar van daaruit vervul Ik toch eeuwigdurend onveranderlijk de oneindige ruimte.
Hoofdstuk 122: De Heer legt het innerlijk van Judas bloot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Toen ik pas zeven of misschien ook wel acht jaar oud was, stierven er plotseling vijf mensen tengevolge van een op pest lijkende epidemie; het waren de vrouw van de buurman, twee van de oudste dochters en twee dienstmaagden die eigenlijk heel gezond waren.
Hoofdstuk 128: Het door de dood scheiden van ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar wat gebeurt daardoor? Mathaël, kom nu met de door jou geziene op tijgers lijkende zielen van de misdadigers! Deze zijn een gevolg van de ziele-oersubstanties, die niet bij hun eigen ordening pasten en te gulzig en te overmatig werden opgenomen. Die hebben vervolgens de zielen veranderd in hun eigen oerslechtheid en zo van mensenzielen echte tijgerzielen gemaakt, en op dezelfde wijze ontstond ook al het ongedierte, datje massaal uit de angstige misdadigers hebt zien komen. Maar zeg mij nu allen of je deze nogal uitgebreide les wel door en door begrepen hebt!"
Hoofdstuk 133: De vorming van de zielen van de roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Wel, Heer, dat is de gebeurtenis die ik met mijn vader in Bethanië zo waar en waarachtig beleefde als ik nu heb verteld. Toentertijd was alles voor mij natuurlijk een onoplosbaar raadsel. Nu is veel daarvan begrijpelijk voor mij, alleen twee verschijnselen zijn me nu nog een raadsel en ondanks alle verklaringen die U nu al gegeven hebt, begrijp ik die niet. En die twee verschijnselen zijn: "ten eerste de aan de natuurlijke hemel om middernacht opduikende lichtmeteoor en de geesten die deze naar het westen begeleidden, en ten tweede het daarop lijkende, puur geestelijke licht boven het hoofd van de reeds helemaal vrij boven haar dode lichaam zwevende ziel.
Hoofdstuk 137: De rabbi houdt zich niet aan zijn woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Omdat de oude Lazarus zijn aardse levensloopbaan zo goed voltooid had en niet alleen niets had ingeboet op zijn vroegere hemelse volmaaktheid, maar zelfs heel veel daaraan had toegevoegd, verenigden zich tegen de tijd van het afscheid van onze zwaar beproefde engel die zijn proef zeer goed doorstaan had, talloze volmaakte engelen en deze beïnvloedden de natuurgeesten van deze aarde zodanig dat deze hetzelfde werk moesten verrichten als de natuurgeesten van de zon. Door deze buitengewone activiteit van de talloze op een beperkte ruimte samengedrongen geesten ontstond dat door jou, je vader en de jonge Lazarus waargenomen licht, juist op het ogenblik dat de engelenziel en de geest van de oude Lazarus zich los begonnen te maken van de banden van het vlees.
Hoofdstuk 139: Verklaring van de verschijnselen bij Lazarus' dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Maar zoals je nu gezien hebt dat een enkel vonkje licht al naar gelang de kracht van het zonlicht een ontzaglijk grote, duistere ruimte ogenblikkelijk helder licht kan maken, zo verandert het genoemde, geneeskrachtige kruidje de hele ketel vol giftige thee in een heilzame drank, omdat de natuurgeesten in het kleine geneeskrachtige kruidje te intensief werkzaam zijn in de ware goede orde en daarom de tragere en tegen de orde ingaande geesten van de giftige planten ogenblikkelijk dwingen over te gaan tot werkzaamheid in de goede orde.
Hoofdstuk 146: Het wonderbare heelkruid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Mensen die op zichzelf goed zijn, zullen ook een goede invloed hebben op meer of minder goede mensen, en de minder goede zullen aan hen heel heilzame kruiden hebben. Maar als deze mensen, die alleen maar op zichzelf van nature goed zijn, temidden van door en door slechte, kwade en losbandige mensen terechtkomen, die bewust kwaad willen doen, worden zij al gauw zonder veel moeite ook verdorven, omdat hun innerlijke kracht om hun leven te ordenen daar geen tegenwicht aan kan geven; maar als een mens innerlijk volmaakt is, lijkt hij op het kleine geneeskrachtige kruidje in de grote gifketel en het vonkje zonnelicht in de oneindige, nachtelijke ruimte.
Hoofdstuk 146: Het wonderbare heelkruid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ik zei: 'Maar het wezen blijft achter, en kijkt om zich heen als iemand in een grote, lege ruimte waarin niets te zien is. Ons, lichamelijke mensen, schijnt het niet te zien. Nu hurkt het op de plaats waar de knaap uit de boom is gevallen en maakt aanstalten om te gaan slapen. Dat moet toch werkelijk de ziel van de jongen zijn!'
Hoofdstuk 149: De zelfmoord van de door de tempel vervloekte Esseen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Toen je met je vader voor de tweede maal daarheen geroepen werd, was de weduwe erg ontstemd over haar doofstomme dochter die ondanks haar doofstomheid, toch hevig verliefd begon te worden op een enigszins lichtzinnige man. Daardoor werd zowel het gif van de weduwe alsook dat van haar dochter, die dezelfde eigenschap had, te heftig in beroering gebracht; beiden werden als door duizend giftige slangen in al hun levenszenuwen gebeten en vanaf dat ogenblik was er geen lichamelijke genezing meer denkbaar, -behalve dan dat het door Mijn kracht natuurlijk wel mogelijk geweest zou zijn. Tengevolge van de grote opwinding losten de zielen van beiden zich vrijwel geheel op, dat wil zeggen, zij losten op in hun oerelementen, en omdat zij daardoor noodzakelijkerwijs meer ruimte nodig hadden, breidden zij zich zelfs hoog en ver boven het huis uit waarin de beiden lagen te sterven
Hoofdstuk 159: De giftige aard van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] IK zeg: "Volkomen juist en fundamenteel waar! Met het erg onbegrijpelijk lijkende Hooglied is het zo, dat het heel gemakkelijk begrepen kan worden als men het eerste vers maar goed, door te begrijpen wat de beelden betekenen, heeft opgevat! " Maar nu je echter het tweede vers zo uitstekend hebt uitgelegd, moet je ook het derde vers nog proberen; misschien sla je daar ook de spijker op de kop!"
Hoofdstuk 170: De sleutel tot het begrijpen van het Hooglied. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Verder staat er: 'Kijk mij er niet op aan dat ik zo zwart ben (voor jullie dochters van Jeruzalem), want de zon (jullie wereldse trots) heeft mij verbrand (door jullie hoogmoedige, wereldse gezichten)! De kinderen van mijn moeder zijn boos met mij.' Wie anders kan Uw moeder in U zijn, o Heer, dan Uw eeuwige wijsheid, zoals de Vader in U Uw eeuwige liefde is?! Uw moeder is ook tevens Uw eeuwige orde waarvan de, evenals U, o Heer, toornig zijnde kinderen de eeuwige, oneindige ruimte vullen en hun toorn uiten door de grote wanorde van de kinderen Israëls te ordenen.
Hoofdstuk 171: Simon legt enige verzen van het Hooglied uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Dit oergoddelijk wezen is voor niemand ook maar zichtbaar onbegrijpelijk, omdat het de gehele oneindigheid vervult en heel verborgen overal aanwezig en tegenwoordig is, zowel in ruimte als tijd, wat de reden was waarom het beeld van Isis steeds verhuld was. Niemand kon en mocht de geweldige sluier van Isis optillen, behalve de opperpriester slechts bij bepaalde, bijzonder heilige gelegenheden, -maar zelfs hij mocht voor het volk alleen maar de onderste rand oplichten.
Hoofdstuk 192: Over het wezenlijke van Isis en Osiris. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...