Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

330 resultaten - Pagina 8 van 23

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23
[4] IK zei: 'Verbaas je daar niet te veel over, want deze mensen hebben gisteren beneden in de stad al wat teveel van het goede genoten en daarna hier ook nog wel zevenmaal meer dan wij allen. Daarom hebben zij ook meer gedroomd dan gewaakt, want iemand die dronken is, droomt met open ogen. Daarom komt alles wat zij gisternacht beleefd hebben hen des te meer als een heldere droom voor. Maar het mooiste van de zaak is dat zij elkaar nu hun droom vertellen, en iedereen precies dezelfde droom vertelt. Dat begrijpen zij niet en zij geven de wijn de schuld, die misschien door een magiër betoverd was. De jonge vrouw missen zij nog niet eens.
Hoofdstuk 194: De Heer karakteriseert de dertig Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Daarom heb Ik ook juist tijdens hun roes zo'n buitengewoon teken voor hen gedaan. Want als zij volledig nuchter waren geweest, zouden zij Mij beslist voor een van hun goden hebben aangezien en als zodanig hebben uitgeroepen; maar zo is het goed, en het is voor de vrijheid van een menselijk hart altijd beter dat het een onthullend teken in de droom krijgt, dan in volledig nuchtere, wakende toestand. En dat was dan ook gisteren bij deze Romeinen het geval. Jullie zullen dadelijk zien wat er uit deze zaak voort zal komen.'
Hoofdstuk 194: De Heer karakteriseert de dertig Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] En LAZARUS zei tegen Mij: 'Maar Heer, toch is er echt iets vreemds met de Romeinen, en met name met Agricola, die gisternacht zo spraakzaam was! Vandaag is de spraakzaamste zo stil als een muis en allen houden ze het gisteren door U gedane buitengewone teken voor een droom; en het mooiste is dat ze natuurlijk allemaal precies dezelfde droom tot in detail aan elkaar vertellen! Een deel zoekt de oorzaak bij de werking van de wijn, die beslist betoverd moet zijn geweest; Agricola zegt echter dat de droom ontstaan is doordat hun fantasie zich al teveel bezig houdt met de beroemde jood, en daardoor bij allen tegelijk, zonder dat zij zich daarvan bewust waren, dat beeld geschapen heeft dat hen allen gedurende deze nacht heeft beziggehouden. Maar het allermooiste is, dat zij eigenlijk helemaal niet weten hoe zij in deze bergherberg gekomen zijn! Ik zei tegen Agricola, dat zij al vrij laat op de avond door een jong meisje naar boven gebracht waren; maar nu kunnen zij zich ook dat niet meer herinneren! Ja, laat iemand maar proberen deze mensen te begrijpen, - ik weet er geen weg mee!'
Hoofdstuk 194: De Heer karakteriseert de dertig Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] DE ROMEIN zei: 'Ach, wij zochten gisteren en ook eergisteren al heel intensief naar de beroemde jood en door een toeval zijn wij in deze herberg terechtgekomen! Maar we waren allemaal door de zware wijn wat dronken, en toen wij sliepen hadden we allemaal dezelfde wonderlijke droom: Wij vonden de wonderbare Jood. Die bracht ons onder meer juist naar dit punt en toonde ons daar zijn hele goddelijke macht en heerlijkheid, zodat wij buitengewoon enthousiast waren, en de wonderbare jood voor een god aanzagen die voor enige tijd pro forma een mensenlichaam aangenomen had om zo de betere mensen te onderrichten over een hoger leven. Maar dat is slechts heel in het kort de inhoud van ons droombeeld. Evenwel, als slechts één van ons dat gedroomd zou hebben, - wel dan zou dat een heel aardige, zeldzaam mooie droom geweest zijn; maar nu hadden wij allemaal zonder uitzondering volmaakt één en dezelfde droom, wat beslist niet normaal is! Wij gaven de wijn de schuld en wilden u nu vragen, als u hier ook overnacht hebt, of u zelf soms ook een soortgelijke droom had. Neem me dat niet kwalijk!'
Hoofdstuk 195: De dertig Romeinen zoeken de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] DE ROMEIN zei glimlachend: 'Hm, hm, beste vriend, u maakt zeker een grapje? Maar ik zeg u: Die vreemde droom was beslist geen grap; want als u ook zo'n droom gehad zou hebben, zou u daar ook erg opgewonden over zijn!'
Hoofdstuk 195: De dertig Romeinen zoeken de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Voor zij echter met hun koopwaar uit hun land vertrokken, raadpleegden zij ook een waarzegger of zij geluk zouden hebben met hun handel. En hij zei met een heel ernstig gezicht: ' Als jullie geen bliksem zullen zien en geen donder zullen horen, zullen jullie je waar wel aan de man brengen.' Dat was alles wat de waarzegger tegen hen zei. De slavenhandelaars beschouwden dat als een goede voorspelling, omdat zij dachten dat er zo laat in het jaar wel geen onweer meer zou komen. Maar deze geweldige bliksem met die hevige donderslag heeft hen nu uit de droom geholpen, en nu staan ze radeloos beneden aan de berg. Maar voor wij naar beneden gaan, zullen er nog een paar van die bliksems volgen, waardoor onze slavenhandelaars nog meer schrik wordt aangejaagd, en wij gemakkelijker met hen kunnen praten!'
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[24] Maar onze Rafaël ging op Mijn innerlijke bevel naar de slaven, die nog niet sliepen, en bracht hen op dezelfde wijze tot rust, en bleef tot zonsopgang bij hen en zorgde ervoor dat zij allen zeldzaam mooie dromen hadden; want het was kenmerkend voor deze kinderen uit het noorden om allerlei voorspellende dromen te hebben. En als zij in hun droom mooie en wonderbaarlijke dingen gezien hadden, dan waren zij overdag in een verheven stemming en vroom, geduldig en opgewekt.
Hoofdstuk 55: Het zien van Gods wijsheid door de wedergeboorte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Door die gedenkwaardige droom werd ook aangetoond, hoe uit Jacob een ladder zou voortkomen als een waar verbond tussen zijn nakomelingen en God, waarop de kinderen Gods in de nu eens stijgende en dan weer afnemende kennis van God zouden toe en afnemen, en dat op het hoogste punt van de ladder die hij zag, Jehova Zelf Zich in Mijn persoon als mens zou openbaren en het oude verbond zou vernieuwen en het door en door tot de meest levende waarheid zou verheffen.
Hoofdstuk 57: De Jakobsladder. Over het wezen van de droom. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Nikodemus zei: 'Heer en Meester van eeuwigheid, nu zie ik pas werkelijk volledig in dat U alleen waarachtig Christus bent, de Gezalfde van God die in Zijn volheid in U woont! Want zo heeft nog nooit een profeet op deze aarde onderwezen. Nu U ons echter al zoveel onthuld heeft, zou U ons, als dat Uw heilige wil is, ook nog opheldering kunnen geven over de hemelladder van vader Jacob, waarop ook engelen tussen hemel en aarde opstegen en neerdaalden. Uit dit visioen werd me nooit goed duidelijk, wat Jehova, die boven aan deze ladder gezien werd, Jacob heeft willen zeggen. Want Jacob heeft deze droom beslist veel beter begrepen dan ik, omdat ons tot nog toe geen verdere uitleg over dat visioen van hem is overgeleverd. -Heer, terwille van mijn grote liefde voor U , vraag ik U daarnaar!'
Hoofdstuk 57: De Jakobsladder. Over het wezen van de droom. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] In dat geval ziet en hoort zij echter niets van de natuurlijke wereld die zij in haar lichaam bewoond heeft, hoewel zij zich ruimtelijk precies in diezelfde wereld bevindt. Haar bestaan is min of meer als een heldere droom, waarin de ziel in een streek of omgeving leeft die als het ware uit haar is ontstaan, en waar zij zich helemaal gedraagt en handelt alsof zij zich in een heel natuurlijke wereld bevindt, en waar zij de wereld die zij heeft verlaten niet in het minst mist.
Hoofdstuk 66: Het wezen van de ziel en van de geest. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Daardoor verrast, vroeg hij (Agricola) aan de engel: Ja, wat is er nu met de vogel en met de vis? Waar zijn die nu? Alles wat ik zag was dus toch meer een droom dan volledige werkelijkheid!'
Hoofdstuk 76: De bevrijding van het materiële - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Dat zelfs in jouw nog zeer stoffelijke ziel scheppende kracht aanwezig is, kun je heel gemakkelijk uitje dromen afleiden. Want waar is die wereld eigenlijk die je in je levendige dromen bewoont? Die bestaat alleen maar in de intelligentie en de wil van je ziel, die ook in de droom een wil heeft, hoewel je dat overdag in je lichaam meer als iets toevalligs beschouwt. Denk daar over na, dan zal het ook in dit opzicht iets lichter in je worden! - Maar voor deze dag is Mijn werk nu ten einde, en om goed uit te rusten tot morgen gaan we nu niet in huis, maar in de goed ingerichte tenten. Morgen zullen er dan pas grotere onthullingen volgen.'
Hoofdstuk 128: De plaats van de hemelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Wat Jacob in zijn droom zag, was precies wat Ik jullie allen nu meer dan genoeg duidelijk heb uitgelegd. De ladder is de band tussen het hart en het verlichte hoofd van de mens. Het hart is hier eveneens de aarde die Jacob zag en die destijds ook in hem, toen hij zich in grote nood en verlegenheid bevond, te woest, verlaten en slecht verlicht was. Maar juist in die toestand begon hij veel aan God te denken, en hij dacht na over wat hij mogelijkerwijs gedaan had dat God hem in zulke grote moeilijkheden had laten komen. Toen sliep hij buiten op het veld in en zag in zichzelf de verbinding tussen zijn hart-aarde en de lichthemel in zijn hoofd. Toen zag hij hoe de gedachten, ideeën en begrippen van zijn hoofd als langs een ladder afdaalden naar zijn hart, het verlichtten en troostten, en zo, door de verhoogde liefde van het hart zelf levendiger en gesterkt weer omhoog naar God stegen om daar weer meer en sterker verlicht te worden. En als je nu naar het hele verloop van Jacobs leven kijkt, dan zul je zien dat hij van toen af aan steeds meer aan God dacht en ook steeds strikter volgens de wil van God leefde.
Hoofdstuk 57: De Jakobsladder. Over het wezen van de droom. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Toen zei Nikodemus: 'Heer, wanneer ik dus eenmaal gestorven ben, zal mijn voortlevende ziel niets meer van deze aarde te zien krijgen, maar in haar zelfgeschapen wereld verder leven, - en toch is er op en in deze aarde nog heel veel wat een ziel die naar hogere kennis verlangt graag nog beter zou hebben willen leren kennen! Wij zien bijvoorbeeld vaak met groot verlangen naar de sterrenhemel en zouden willen weten wat de maan, de zon, de planeten en alle andere sterren zijn, en we zouden ook de diepten der zeeën willen doorgronden. Maar als de ziel na de dood alleen maar in een lichte, uit haar fantasie ontsproten droomwereld zal leven en handelen, en alleen met zulke schijnbare menselijke gestalten zal omgaan, die ook alleen maar produkten van haar eigen fantasie zijn, dan zal dat volgens mijn mening, aan de eeuwig voortlevende ziel, gesteld dat zij zich alles blijft herinneren, geen al te groot genoegen kunnen schenken. Natuurlijk, als aan de ziel bij het afleggen van het lichaam de herinnering slechts in zoverre gelaten wordt als in een heldere droom, waarin men meestal zijn ik herkent, maar zich daarbij niets of slechts zeer weinig werkelijke dingen van deze aarde herinnert, dan kan zo'n ziel natuurlijk wel heel vrolijk voortbestaan, want naar hetgeen haar met het lichaam volledig ontnomen werd, zal zij ook nooit meer terug verlangen. Ik praat nu zoals ik het me voorstel, maar ik vraag U ook in dit opzicht om nadere uitleg.'
Hoofdstuk 57: De Jakobsladder. Over het wezen van de droom. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Maar zelfs zo'n vleselijke ziel sterft eigenlijk niet nadat zij met veel pijn het lichaam verlaten heeft, maar leeft verder in de geestenwereld; dat voortleven is dan net zo pover als haar besef en haar zelfbewustzijn in een zuiver geestelijke sfeer. Welnu, zo'n ziel leeft dan aan gene zijde weliswaar verder, maar alleen zo als in een wat helderder droom en weet vaak niet dat zij ooit al eens in een andere wereld geleefd heeft, maar zij leeft en handelt volgens de haar eigen zinnelijkheid.. En als zij door lichtere geesten die zich aan haar kenbaar maken, wordt vermaand en onderwezen over het feit dat zij zich nu in een andere en geestelijke wereld bevindt, dan gelooft zij dat niet en hoont en bespot hen die haar de waarheid vertellen.
Hoofdstuk 58: Ziel en lichaam. Toestand van een verwereldlijkte ziel aan gene zijde. De maan en zijn bewoners - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23