Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

153 resultaten - Pagina 8 van 11

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11
[10] De nieuwe opperpriester zei echter: 'Ja, nu hebben jullie het beste idee gevonden dat tot je volledige ondergang leidt! Laat de boeven van Hanoch maar een dergelijke zwakte van jullie zien, dan zullen zij veel gemakkelijker dan jullie denken aan die beloning komen!
Hoofdstuk 221: Het vruchteloze beraad van de wraaklustige opperpriesters over een aanval op de hooglanders. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[11] En de koning zei tegen de generaal: 'Voorwaar, dat interesseert me! Zorg er daarom voor dat deze zuster hier bij haar broer komt, en de broer moet je daarbij helpen; dat een beloning niet zal uitblijven weet je wel!'
Hoofdstuk 254: De bode van Noach voor koning Gurat. Het verleiden van de bode en zijn besluit in Hanoch te blijven. De wens en het vurig verlangen van de bode naar zijn zuster. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[7] Hierop omarmde Fungar-Hellan Drohuit, gaf hem een kus en zei tegen hem: 'Drohuit, zo waar als ik Fungar-Hellan heet en alle macht in handen heb, zo waar ook zal dit offer je een beloning opleveren waarvan de wereld tot nu toe niet heeft kunnen dromen!
Hoofdstuk 277: Fungar-Hellans verlangen naar de beide zusters van Agla. De ruilhandel van Fungar-Hellan met Drohuit. Drohuit als koning; Agla als vrouw van Drohuit. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[5] Evenmin konden wij 's nachts zien of de kleding en de uitrusting uit Hanoch of ergens anders vandaan komt. Daarom grepen we dan ook naar de stenen en verdedigden uw eigendom zo goed we konden! En wij zijn van mening dat we ons niet strafbaar hebben gemaakt, want een trouwe dienaar van zijn heer zal toch eerder een beloning dan een of andere straf waard zijn!'
Hoofdstuk 310: Het gesprek van de generaal met de gevangenen en hun vrijlating. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[6] Toen Fungar-Hellan die gewiekste uitvlucht van de gevangenen had gehoord, zei hij tegen hen: 'Goed; omdat je het uit trouw aan mij hebt gedaan, zullen jullie ook in plaats van straf een beloning krijgen! Jullie zijn nu vrij; ga weg van hier en handel drie dagen lang naar eigen goeddunken! Kom na die tijd terug opdat ik dan jullie zaak bekrachtig en je een nieuw ambt zal geven!'
Hoofdstuk 310: Het gesprek van de generaal met de gevangenen en hun vrijlating. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[8] Als jullie nu deze mensen bekijken, oordeel dan zelf of zij een tuchtiging verdiend hebben. Jullie moeten zeggen: dat zeker niet! Volgende vraag: verdienen ze een beloning? Dan is het de vraag, welke beloning moeten zij dan krijgen? De hemel verachten zij en ze willen ook niet erkennen dat God boven hun verstand staat. Daarom is het toch het meest billijk dat ze het loon mogen behouden, dat hun eigen verstand hun oplevert.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Kijk, zo verhouden zich de zaken! De ene bergbeklimmer gaat met liefde de bergen op en op die bergen is de liefde de schepper van zijn zaligheid. Wie alleen met zijn verstand de bergen intrekt, zal zeker geen zaligmakende beloning vinden, maar hij zal voor zijn, moeite bitter weinig of helemaal niets vinden omdat dit door zijn verstand geweldig wordt belemmerd. En de derde, die helemaal niets heeft, zal op de bergen alles verliezen, want een dode kan toch geen vreugde in het leven vinden omdat hij daar ongevoelig voor is. Zo kost het ook veel moeite om een steen op een berg te brengen; maar als hij boven wordt losgelaten, stort hij met grote snelheid neer in de diepte van de dood. Als jullie dit nu allemaal duidelijk op een rijtje zetten, zal de geestelijke zon jullie zeker niet meer zo eenvoudig voorkomen als voorheen. Wat zich daarop echter nog allemaal zal voordoen, zullen we in het hierna volgende duidelijk vernemen. Daarom genoeg voor vandaag.
Hoofdstuk 5: Over het rijk Gods in de mens - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Wanneer jullie onze ringmuur met wat meer aandacht bekijken, zullen jullie zien dat daarbinnen niet slechts een, maar verscheidene banen aan de rand van het erbinnen liggende terrein beginnen en spiraalvormig draaiend naar de afgesloten tent toelopen. Als jullie er nog aandachtiger naar kijken, zullen jullie bovendien nog ontdekken dat al deze banen op een welberekende manier zo naar de tent toe zijn aangelegd, dat men langs geen enkele bij de ingang van dc tent kan komen. Toch wordt er aan de rand van het aanzienlijke terrein gezegd: wie het smalste pad kan vinden en er dan, zonder op zijwegen af te dwalen, overheen loopt, zal vast en zeker de tent bereiken, waar hem een grote beloning wacht.
Hoofdstuk 14: De ringmuur in zijn overeenstemmend beeld. Vormen van de verschillende christelijke kerken - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Als het dan zover komt dat hij zich ten gevolge van zijn naastenliefde zo van zijn hebben en houden heeft ontdaan dat hij dan werkelijk met zijn pelgrim naar de bedelstaf grijpt, dan wordt hij enige tijd in die situatie gelaten zodat hij moet bedelen voor het levensonderhoud, ten eerste voor zijn opgenomen arme medemens en daarnaast pas voor zichzelf; maar voor zichzelf dan zo, dat hij steeds het grootste deel aan zijn arme broeder geeft. Dan gebeurt het, dat de Heer een engelgeest, die hij niet als zodanig herkent, naar hem toestuurt; deze informeert naar zijn situatie, waarop hij dan zegt: beste vriend, je ziet dat ik arm ben; deze armoede is me evenwel niet tot last, maar ik ga er het meest onder gebukt dat ik mijn broeder hier niet meer kan helpen. Wat denken jullie dat er dan gebeurt? Nu keert de arme broeder zich om en zegt tegen hem: ik kwam naakt naar je toe en jij hebt mij gekleed; je hebt mij, hongerige en dorstige te eten en te drinken gegeven en je sloeg geen acht op jouw gaven zodat je zelfs met mij naar de bedelstaf moest grijpen en overal brood voor mij zocht. Kijk, daarom ben Ik nu echter ook jouw grote beloning want Ik, jouw arme broeder, ben de enige Heer van de hemel en alle werelden en Ik kwam bij je om je te helpen.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] A zegt: ja, mijn beste, achtenswaardige vriend, wat moet ik daarop zeggen? Ik was geen priester maar leefde toch, men kan wel zeggen, bijna even streng, zoals mij de, vanzelfsprekend betere priesters dat onderwezen hebben. Ik had in zekere zin ook wel heel wat twijfels, maar ik dacht bij mezelf, het mag zijn zoals het is, ik leef heel rustig zoals de priesters het mij geleerd hebben; dat kan voor mij toch onmogelijk verkeerd zijn. Want ik dacht bij mezelf: is hun leer verkeerd en onzinnig, dan is dat hun verantwoording maar ik was mijn handen in onschuld! En mocht God werkelijk zo'n rechtvaardige rechter zijn, als alle priesters op de preekstoel over Hem hebben gepreekt, dan moet Hij mij belonen, vooropgesteld dat Hij werkelijk bestaat. Bestaat er echter geen God, dan is het toch zonder meer allemaal om het even hoe men leeft. Bestaat er een leven aan gene zijde., dan moet dit toch zeker overeenkomen met het al dan niet eerlijke karakter van de mens. Bestaat er geen leven na de lichamelijke dood, dan zal er zeker ook weinig van afhangen hoe iemand op aarde geleefd heeft. Daaruit kun je nu zien dat ik op aarde als een volkomen eerlijke, verstandige en steeds gehoorzame man heb geleefd. Nu ben ik al zo lang hier, en dit is nu de beloning!
Hoofdstuk 29: In het rijk van de duisternis van het ongeloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[17] Mijn lieve vrienden! Dat zouden jullie toch op het eerste gezicht moeten zien. Hoe is het dan met de liefde gesteld van iemand die bepaalde dingen doet waarvan hij of zij zelf vindt dat ze goed zijn, maar dan vooral omwille van het loon dat daar onmiddellijk of in de toekomst op volgt? Is dat geen eigenliefde? Want wie het goede en juiste doet uit wat voor eigenbelang dan ook, houdt teveel van zichzelf en doet alles om zichzelf zo goed mogelijk te verzorgen. Zo was het haar ook enkel om de hemel te doen, waarvoor ze haar hele have en goed heeft weggegeven, zoals een ander met zijn vermogen een of ander aards goed koopt. Van waarachtige liefde voor Christus, die altijd hoogst onbaatzuchtig moet zijn, had ze echter geen flauw idee! Daarom moet hier haar honger naar beloning ook helemaal worden uitgedreven en moet zij genoodzaakt worden God omwille van Hem Zelf te zoeken en naar Hem te verlangen. Pas dan zal het voor haar mogelijk zijn om dichter bij de ware liefde en genade van de Heer te komen. - Zo moet ook hij zich eerst gevoelsmatig als volkomen vernietigd beschouwen eer hij in staat is om een hogere genade te ontvangen.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Wat is nu jullie beloning voor zulke voortreffelijke en eervolle handelingen? Waar is de hooggeprezen hemel die beloofd was aan degenen die zich steeds als zuivere en voorbeeldige christenen hebben waargemaakt? (Zeer grote instemming van alle kanten en verscheidene stemmen zeggen nog klagend na: ja, waar is de bedrieglijke hemel waarvoor we om die te verwerven zoveel offers hebben gebracht?)
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Geachte toehoorders, deze zandgrond hier, deze meer dan `Egyptische duisternis' en onze geprezen karige 'moskost' zijn de beloning en de hemel die de priesters ons zo buitengewoon fraai hebben afgeschilderd! (Weer bijzondere bijval.)
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] Hier hebben we het: de hemelse schat is deze duisternis en de hooggeprezen beloning die in de hemelen overvloedig over ons uitgestort zou worden, bestaat uit het schaarse mos dat op aarde hoogstens door de eland wordt gevreten, maar waarmee wij ons nu moeten verzadigen als een hooggeprezen hemels loon.
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Denk echter nooit aan een hemel alsof het een oord van beloning is voor de goede werken die de mens op aarde heeft volbracht, maar bedenk dat de hemel uit niets anders bestaat dan uit jullie eigen liefde voor de Heer!
Hoofdstuk 32: Geboorte vanuit de duisternis. In een eerste graad van het levenslicht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11