Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1220 resultaten - Pagina 8 van 82

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] Wel, de zon is ook, net als onze aarde, een bewoonbare en ook geheel bewoonde wereld. Alleen is zij duizendmaal duizend keer groter dan onze aarde die, zoals u ziet, toch ook niet klein is. Maar het licht dat van die grote wereld afkomstig is, ontstaat niet op de bewoonde zonneaarde, maar op een haar geheelomgevende luchtlaag met een spiegelgladde oppervlakte. Deze wekt in de eerste plaats, door wrijving met de haar aan alle kanten omgevende ether, voortdurend een onvoorstelbare hoeveelheid onnoemelijk krachtige lichtenergie op en neemt in de tweede plaats, op haar enorme, bolle oppervlak het licht van aeonen zonnen op en zendt dat weer naar alle zijden uit.
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] MARCUS zegt: "Dat is allemaal mooi en goed, maar waarvan zullen de arme mensen nu moeten leven? Want U ziet toch wel dat de onophoudelijke hagel alles totaal verplettert en het stromende water alle aarde in zee spoelt! En duizenden mensen en huisdieren worden nu gedood en zij die het leven ervan afbrengen, zullen naderhand zeker aan de hongerdood zijn overgeleverd! Dat is toch een wel wat al te harde en zware bestraffing met de allerdikste tuchtroede ter wereld!"
Hoofdstuk 187: De storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] Kijk, zo heb Ik nu hier met één slag een aantal kwade vliegen platgeslagen, de leugenachtige priesters moesten op de loop en nu zullen ook de woekergrieken hetzelfde doen! Hun paleizen liggen in puin en hun grote akkers, tuinen en weiden zijn volledig weggespoeld. Als zij na de storm hun landerijen bekijken en zich ervan zullen overtuigen dat iedere toekomstige bewerking volkomen zinloos zou zijn, dan zullen zij hun biezen gaan pakken en zich merendeels naar Europa begeven. Daarna heb Ik altijd nog middelen genoeg deze streek in korte tijd weer zo veel mogelijk tot bloei te brengen."
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Toen Elia in een grot verborgen lag, gaf de geest hem aan, dat hij zólang in de grot moest blijven tot Jehova Zelf voorbij zou komen. En Elia stelde zich vlak bij de uitgang op en luisterde. Opeens kwam er een geweldige storm, die met zoveel kracht voorbijraasde dat de gehele berg ervan beefde. Toen veronderstelde Elia dat nu Jehova wel voorbij was gegaan? De geest antwoordde echter:. 'In de storm was Jehova niet.
Hoofdstuk 194: Opvattingen van de Perzen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Want zie je, diezelfde mens die toen in Bethlehem in een schaapsstal werd geboren uit een jonge maagd en aan wie de drie wijzen, die jullie sterrenkoningen noemen, goud, wierook en mirre ten geschenke brachten, ben Ik - tóen een pasgeboren kind en nu een man in de bloei van zijn leven! Hoe bevalt jullie deze vreemde samenloop van omstandigheden en wat vinden jullie ervan?
Hoofdstuk 202: De uitwerking van het wonder op de Perzen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] SCHABBI zegt: "Hoorde je, dat in Jesaja geschreven staat: 'En Hij zal het omhulsel, waarmee de heidenen omhuld zijn, wegnemen.'! Dat betekent zo ongeveer: Aan deze vooraanstaande heidenen heeft Hij Zich reeds geopenbaard! Zij kennen Hem reeds en betonen Hem da~rom..zo eerbiedig hun genegenheid. Zij zullen reeds ten volle ervan overtuigd zijn, dat Hij, de eeuwige Almachtige, hen met één zucht voor eeuwig als los kaf kan wegblazen en daarom hebben zij de grootste hoogachting voor Hem en het lijkt mij, dat Hij hen reeds heeft overwonnen en dat de goede Joden vrij zijn! -Dat is zo mijn mening.
Hoofdstuk 208: De eerbied van de Perzen voor de heiligheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[28] Zij houden hun arme medemensen dom door allerlei beloften over het hiernamaals, opdat zij zelf hier des te vrijer een goed leven kunnen leiden. Ik ken deze zaken en weet wat ik van een toekomstig leven aan gene zijde moet denken en wat ik ervan kan verwachten. Daarom ben ik ook niet bang -niet voor een almachtige God en nog minder voor een grote wereldheerser, al is hij nog zo machtig.
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] In de stad van de koning had een rijke Griek, die zich echter tot ons geloof had bekeerd, een jonge, wondermooie en lieftallige vrouw die haar man zo trouwen toegenegen was, als mijn rechterhand mijn lichaam en de wil van mijn hart. Het duurde echter niet zo lang totdat de charmante duivel van een man hoorde over de mooie vrouwen aanstonds zijn gangen zo aanpaste, dat de vrouw hem wel tegen moest komen. Het toeval wilde dat de Griek op een gegeven moment in een afschuwelijke klachtprocedure verstrikt raakte met een geboren en getogen Pers, vanwege een geweigerde terugbetaling van een heel aanzienlijke en rechtmatige schuld die de Pers bij onze Griek had gemaakt. De Pers had zijn landslieden als scheidsrechters, die dezelfde beschaving hadden als hij en daarom kon onze Griek geen recht op de trouweloze en zijn woord niet houdende Pers verkrijgen. Toen zei de vrouw, die wel wist dat die schone hoveling zijn ogen al vaker op haar had laten rusten: 'Wat denk je ervan, als wij die mooie hoveling zover zouden kunnen krijgen ons goede recht bij de koning aanhangig te maken?' De Griek zei: ' Ja, ik weet, dat hij je vaak met zeer begerige ogen nakijkt en één woord van jou of van mij zou veel kunnen doen, ook al zou daar alleen maar een totaal zinloze hoop tegenover staan, maar men hoort over deze mooie hoveling beslist niets goeds! Ja, men zou zelfs beter zijn vijand dan zijn vriend kunnen zijn! Wie nóg zo vriendelijk met hem omging, werd zonder meer erg ongelukkig! Daarom schijnt mij het verlies van onze vordering het minst kwade van de twee te zijn en we zullen er beter aan doen het eerste en kleinere aan God de Heer als offer te brengen.'
Hoofdstuk 200: Misplaatst vertrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Kijk, zoals je hier nu met eigen ogen kunt zien, staan wij altijd klaar voor de eervolle dienst van de Heer en wij dragen Zijn wil van de ene oneindigheid naar de andere, en wees ervan verzekerd dat wij jou in je Pontus omgeving heel zeker zullen vinden en je altijd van alles op de hoogte zullen brengen wat je volgens Gods orde noodzakelijk moet weten! Wat er ook mag gebeuren, je zult, als je wil blijft zoals hij nu is, van alles wat voor jou nodig is ogenblikkelijk in kennis gesteld worden, en meer zul je voorlopig wel niet nodig hebben.
Hoofdstuk 232: Het geweten en de invloed van de engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Voel maar eens aan deze massa hoe gloeiend heet die nog is en dan zal dat jullie wel helemaal overtuigen van wat ik je nu hierover heb verteld! Langs heel natuurlijke weg kan ik jullie nóg een bewijs leveren, want ik kan namelijk een experiment uitvoeren, waarbij ik een steen neem die hier ligt, deze met bliksemsnelheid door de lucht slinger en na enige ogenblikken weer hier laat brengen door geesten, die mij dienen. Dan kunnen jullie je ervan overtuigen dat deze steen, met een gewicht van slechts een paar pond, straks net zo sterk zal gloeien als deze meteoor zojuist gegloeid heeft."
Hoofdstuk 233: De meteoor. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Hoe actief derhalve de geesten van de zonnelucht vooral aan haar oppervlakte zijn, bewijst het zeer sterke licht van de zon.
Hoofdstuk 234: De wezen van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] De BEWAKER antwoordt: "O, meteen nadat de verheven, allergenadigste prinses de tent aan mijn hoede toevertrouwde! Er zaten nog precies 600 groschen in. Nu zijn er echter nog maar 570 - er ontbreken dus precies 30 groschen, die niemand anders heeft kunnen ontvreemden dan de bewuste leerling! Omdat ik als bewaker van de verheven schatten voor alles verantwoordelijk ben, moet ik toch ook weten waarover en over hoeveel ik moet waken, en het kan mij, als oude, trouwe dienaar, toch niet kwalijk genomen worden als ik mij van tijd tot tijd ervan overtuig waarover en over hoeveel ik moet waken! Ik heb nu echter het gemelde tekort bemerkt en dat plichtsgetrouw meegedeeld.
Hoofdstuk 7: De ontrouwe dienaar van Helena. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[17] ZINKA zegt: "Wel, wat vindt u ervan? Staan wij dertigen in ons recht of niet?"
Hoofdstuk 9: De spionnen van Herodes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Dit bracht tenslotte Herodes ertoe met ons naar Johannes te reizen in de zeer woeste omgeving aan de Jordaan, om zichzelf ervan te overtuigen of Johannes' activiteiten werkelijk zo gevaarlijk waren! Maar bij Johannes aangekomen, vond hij zelfs bij het meest kritische onderzoek niet het minste spoor van al datgene wat de tempel hem had voorgelogen. Daardoor werd hij uiteindelijk zelf erg woedend en boos over de onuitsprekelijke verdorvenheid van de tempel en zijn bewoners.
Hoofdstuk 12: De gevangenneming van Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De vijf boden hebben echter de gevraagde volmacht, die geheel overeenstemt met de noot uit het door mij geschreven verzoek, geschreven op mooi perkament en versierd en voorzien met alle bekende keizerlijke waarmerken, binnen zes weken aan Herodes overhandigd en Herodes daarmee luisterrijk gelukgewenst. Ik dacht echter het mijne ervan en verwed er nog vandaag mijn hoofd onder dat de vijf boden bij de onderhavige gelegenheid net zo min in Rome waren als ik!
Hoofdstuk 15: De raadselachtige Romeinse volmacht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...