Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

262 resultaten - Pagina 8 van 18

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18
[3] Weer ANDEREN zeiden: 'ja, wat moeten we er dan anders onder verstaan? Als hij een wijze is en het volk wil leren - bovendien nog in een openbare school -, dan moet hij toch zo tegen de mensen spreken dat zij hem kunnen begrijpen; want wij mensen zijn nu eenmaal mensen en geen geesten, en iemand die echt wijs is, moet goed weten en duidelijk inzien met wat voor toehoorders hij te maken heeft. Maar dit waren zulke onzinnig harde woorden dat werkelijk geen enkele man met enig menselijk verstand begaafd, daarnaar kon luisteren! (Joh.6,60) Het heeft ons alleen maar verwonderd dat er zoveel zijn die hem zolang hebben kunnen aanhoren. Als hij deze les in het Indisch had uitgesproken, dan zouden wij er evenveel nut van gehad hebben!'
Hoofdstuk 45: Het oordeel van het volk over de woorden van de Heer (Ev.Joh. 6,59-64) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Ik vermeld hier het karakter van deze leerling om begrijpelijker te maken waarom Ik hem dit keer een duivel noemde; want ongemerkt was hij degene die het meeste bezwaar had tegen de toespraak die Ik in de school hield en waaraan zich zo velen ergerden, zodat zij zich van Mij afkeerden; want bij zichzelf had hij al allerlei besluiten genomen waarin zij een rol speelden en daarom ergerde hij zich ook heimelijk het meest. ja, hij merkte zelfs zachtjes tegen Nathanaël op dat Ik Mij in het huis van Petrus heel scherp uitgelaten had over het kwaad van de ergernis, maar nu Zelf zo velen groen van ergernis liet worden, en hoe dat nu samen kon gaan met Mijn leer.
Hoofdstuk 47: Judas Iskariot (Ev.Joh. 6,71) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Nathanaël liet Judas wel zien dat zijn rechtvaardiging van de diefstal zich niet liet rijmen met zijn zeer economische streven en dat de geoorloofde diefstal iedere spaarzaamheid, hoe terecht ook, teniet deed. Maar dan verborg hij zich weer achter zijn spitsvondigheden, en daarom was er met hem niets aan te vangen. Alleen wanneer Ik hem een terechtwijzing gaf, liet hij een tijdje zijn ideeën varen en gaf zich heimelijk over aan betere beschouwingen. Daarom gaf Ik hem in de school ook nog deze zet, die hij best begreep, terwijl de andere leerlingen slechts een vermoeden hadden maar toch niet bepaald met de vinger naar hem konden wijzen, want dat wilde Ik ook niet, hoewel Ik wist wat hij nog allemaal zou doen; want voor hem moest ook zijn maat vol worden, en hij moest er tenslotte in zichzelf helemaal van overtuigd zijn dat zijn hele aardse handelwijze door en door slecht was en een afschrikwekkend voorbeeld voor alle mensen, want anders zou er voor zijn zielook aan gene zijde geen verbetering mogelijk geweest zijn.
Hoofdstuk 47: Judas Iskariot (Ev.Joh. 6,71) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar onze sofist wist ook daar wat tegenin te brengen, en toen Ik omstreeks het vierde uur 's namiddags met de leerlingen de school verliet en weer naar onze goede herberg ging, ging Judas Iskariot niet mee, maar hij ging naar de stad naar een paar kennissen, waar veel over Mijn onbegrepen toespraak gesproken werd. Daar liet hij zich echter weer als Mijn leerling en als een goed spreker kennen en hij maakte door allerlei oratorische kunstgrepen Mijn toespraak voor hen acceptabeler, al was het niet in het juiste licht. Wij zagen hem zeven dagen lang niet, gedurende welke tijd wij ons in en om Kapérnaum ophielden. Maar toen kwam hij weer bij ons.
Hoofdstuk 47: Judas Iskariot (Ev.Joh. 6,71) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen wij van de school in onze herberg aankwamen, vonden wij de tafel reeds rijk voorzien met wijn, brood en vissen klaarstaan, en het deed de waard veel genoegen Mij en Mijn leerlingen, waarvan er nu aanmerkelijk minder waren, bij zich te gast te hebben.
Hoofdstuk 48: In de herberg van de waard van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Pas toen wij allen uitgebreid gegeten en gedronken hadden, zei DE WAARD tegen ons: 'Heer, ditmaal schijnt Uw geheimzinnige leerbij de vele in en uitheemse toehoorders in de grote, openbare school niet zo erg in de smaak gevallen te zijn, want zij gingen allemaal geërgerd weg. Sommigen schimpten wat meer, anderen wat minder, en de uitheemsen en ook velen die gisteren nog als leerlingen bij U waren, zeiden dat U daar opzettelijk zo gesproken had om op een nette manier van hen verlost te zijn, wat ze niet aardig vonden van U, omdat zij zelf wel op eigen kosten gegeten zouden hebben.
Hoofdstuk 48: In de herberg van de waard van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Zelf was ik ook in de school en ik heb het voornaamste deel van Uw woorden heel goed gehoord; maar ik vond er niets in wat mij ook maar in het minst had kunnen verwonderen. Want dat U, hoewel thans in volmaakt menselijke vorm, Heer bent over hemel en aarde en over de hele geesten en zinnenwereld, was mij allang duidelijk. Wie buiten U kan voor het voedende brood voor alle mensen en dieren zorgen, en wie buiten U geeft de geesten, zoals ook nu onze zielen, eeuwig leven, liefde en wijsheid, hetgeen ik zie als het ware levende brood dat uit de hemelen komt?! Op deze wijze heb ik dat nog een paar van de betere mensen willen verduidelijken; maar hun domme opgeblazen verstand begreep het niet.
Hoofdstuk 48: In de herberg van de waard van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Omdat de aarde dus een dergelijke school is, wordt zij ook door Mij met zoveel geduld, consideratie en lankmoedigheid behandeld. Wie van jullie dat begrijpen kan, begrijpe het; maar laat hij het voor zich houden, omdat het niet iedereen gegeven moet worden alle geheimen van het Godsrijk te begrijpen. Mochten jullie echter toch iemand ontmoeten die daar mogelijkerwijs zeer geschikt voor is, dan kunnen jullie hem stukje bij beetje de verschillende geheimen openbaren, maar ook alleen maar voor hem zelf; want Ik wil dat een waar mens zich dat alles door eigen inspanning volgens Mijn leer moet verwerven.
Hoofdstuk 61: Over reïncarnatie. De aarde als school voor de kinderen Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Bij menselijke schepselen op andere hemellichamen is dat echter in hoge mate het geval, omdat zij reeds alle denkbare gaven hebben als zij op de wereld komen. Zij hoeven niets meer in een of andere school te leren. Omdat de liefde zich echter slechts heel geleidelijk als een produkt van hun wijsheid ontplooit, hebben zij scholen waarin geleerd wordt hoe men van de zuivere wijsheid tot de vrije liefde en een vrije wil kan komen. Pas zodra zo'n mens dat dan na heel veel moeite geleerd heeft, is hij in staat om God en ook Zijn kinderen van deze aarde te naderen.
Hoofdstuk 190: Het verschil in levensopgave van engelen en mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'Gesproken heb je nu wel en met die toespraak zou je in een school van Sadduceeën, Stoïcijnen en Epicuristen veel opzien gebaard hebben; maar hier heb je net zo geoordeeld als een blinde over het licht en de kleuren, en als een dove over de harmonie van een goedgestemde harp.
Hoofdstuk 225: Invloeden van geesten en contact met het hiernamaals - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Ik zei: 'O, absoluut niet, omdat je heel terecht en juist hebt geoordeeld! Maar toch is je kritiek niet helemaal in orde, omdat Mozes door Mijn geest maar al te duidelijk besefte, dat het echt niet nodig is om de ouders nog uitdrukkelijk de liefde voor hun kinderen voor te schrijven, omdat Ik deze liefde toch al in zekere zin instinctmatig aan de ouders heb meegegeven, wat echter bij de kinderen, die pas in de school van dit aardse leven zijn gekomen, niet zozeer het geval kan zijn, omdat zij eerst tot de juiste en ware liefde opgevoed moeten worden.
Hoofdstuk 30: De kritiek van Helias op het vierde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Een voornaam MAN UIT KAPÉRNAUM, die Simon Petrus erg goed kende, riep hem bij zich en zei: 'Beste vriend! Je weet dat ik altijd vis van je kocht en je huis zoveel mogelijk ondersteund heb; maar het duurt nu al meer dan een jaar dat jij en een aantal rechtschapen en degelijke mensen helemaal voor niets met de Nazareese profeet rondtrekken en je daardoor een hoop vijanden bij de Joden op de hals haalt. Tegelijkertijd verwaarlozen jullie je huis en je familie, en dat kan God volgens de wetten van Mozes niet welgevallig zijn! Het is wel waar dat de Nazareeër af en toe heel buitengewone tekenen doet en je bijna in de verleiding zou komen hem voor een door God gezalfde profeet te houden; maar hoor je hem daarna spreken, dan weet je niet of er iets in z'n bovenkamer niet in orde is, of dat hij opzettelijk zoveel onzin uitkraamt dat een normaal mens het niet aan kan horen, zoals bijvoorbeeld gisteren in de school. Iedereen was benieuwd naar wat hij daar zou zeggen, omdat men al zoveel over zijn werkelijk buitengewone krachten zelf meegemaakt had en veel van zeer geloofwaardige ooggetuigen had gehoord; maar zijn toespraak van gisteren was toch zo dom, dat iedereen zich daaraan wel flink moest ergeren! Waarlijk, als jullie van hem niets beters leren, dan zijn jullie ter wille van jezelf en nog meer ter wille van jullie brave gezin, erg te beklagen! -Heb ik gelijk of niet?'
Hoofdstuk 58: Petrus en de rijke inwoner van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] Ja, als hij met zijn wonderdaden bijvoorbeeld uit Egypte of Perzië naar ons toe was gekomen, dan zou zijn hele persoon voor ons kortzichtige mensen duidelijk belangrijker zijn en ook zeker gemakkelijker een sterkere aantrekkingskracht op ons uitoefenen; maar wij kennen hem al vanaf dat hij een kind was en hij heeft vroeger zolang zijn vader leefde, nooit ook maar in het minst laten merken dat hij iets meer was dan een heel gewoon, stil, vlijtig en uiterst welgemanierd mens! Nu heeft hij zich opeens opgeworpen tot leraar en buitengewoon genezer van zieken en zelfs schijndode mensen, wat des te opvallender is en moet zijn omdat hij vroeger van dat alles nooit iets heeft laten blijken, en wij heel goed weten dat hij voorheen nooit een school heeft bezocht en nooit in het buitenland is geweest, waar hij zich zoiets eigen had kunnen maken.
Hoofdstuk 58: Petrus en de rijke inwoner van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Bovendien heeft hij toch op sabbat in de school gepreekt. Als u iets tegen hem hebt, zou het immers dáár de juiste plaats geweest zijn om hem te grijpen en rekenschap te vragen! Ik als waard heb daartoe geen recht. Hij is nu echter nog bij mij; als u iets tegen hem heeft, dan staat het u net als ieder ander helemaal vrij er zelf naartoe te gaan en met hem te praten. Want hij zei mij uitdrukkelijk, dat niemand in de hele wereld voor hem rekenschap hoeft af te leggen; omdat hij helemaal alleen voor zichzelf instaat, en voor zover ik uit ervaring weet, niemand uit de weg gaat en voor geen mens bang is. Maar wel zouden alle mensen hem moeten vrezen, want de macht van zijn wil is oneindig. Wat hij maar wil, gebeurt en is er.
Hoofdstuk 78: Een gesprek tussen de waard en de overste over de Heer De Heer in het noorden van Galilea (Ev.Joh. hfdst.7) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] Pas na een poosje zei HIJ: 'U heeft weliswaar gelijk, en als ik geen overste was, zou ik er waarschijnlijk net zo over denken als u; maar ik ben hier overste en moet volgens mijn plicht handelen. Tegenover iemand als u denk en gedraag ik me echter niet als overste, maar als mens. Zou ik echter meer met de tempel verbonden zijn dan nu, dan zou ik volgens de opdracht van de tempel de man moeten oppakken en hem aan Jeruzalem uit moeten leveren. Omdat ik echter meer mens ben dan overste, liet ik hem zelfs in de school prediken en ging er zelf niet heen, om het de schijn te geven dat ik er geen weet van had. Maar de Nazareeër , die anders heel verstandig en wijs schijnt te zijn, moet daar een heel raadselachtige en voor niemand begrijpelijke toespraak gehouden hebben en uiteindelijk bijna alleen in de school overgebleven zijn. Nu, als ik me vrij kan maken, dan kom ik morgen of overmorgen eens langs; want op z'n minst wil ik hem toch wel eens zien!'
Hoofdstuk 78: Een gesprek tussen de waard en de overste over de Heer De Heer in het noorden van Galilea (Ev.Joh. hfdst.7) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18