Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

851 resultaten - Pagina 8 van 57

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[16] De schippersknechten zijn het hier helemaal mee eens en wij gaan naar de stad en daar naar het huis van Ebahl waar de bedienden druk bezig zijn om een goed avondmaal voor ons klaar te maken, want de zon is al ondergegaan. De HOOFDMAN neemt de tweehonderd ponden zilver in ontvangst en geeft ze aan Ebahl met de woorden: "Neem dit aan als een kleine schadeloosstelling voor de vele honderden en nogmaals honderden armen en zieken die je verpleegd hebt en van wie je nooit ook maar een stater verlangd hebt! Jij bent echt de enige mens in de stad die de naam van mens verdient! Al het andere volk van deze stad verdient die erenaam niet; want het is morsdood, bekommert zich nergens om en voert ook niets uit! Denken jullie dat al de wonderen die hier in deze paar dagen gebeurd zijn, ook maar enige indruk op dit volk gemaakt hebben? Zeker niet! Deze bangeriken lopen rond alsof er niets aan de hand is! Ja, de zieken hebben zich wel laten genezen, maar hebben daar nauwelijks voor bedankt en denken er nu ook nauwelijks meer aan, dat ze ziek waren en dat zij van hun ziekte bijzonder wonderbaarlijk zijn genezen! Daarom is Ebahl ook de enige mens in deze stad; al het andere is echt meer dier dan mens!"
Hoofdstuk 164: Over het volgen van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] De ARME gaat meteen, neemt twaalf kruiken en giet ze tot de rand toe vol. Reeds bij het gieten komt hem een uitstekende wijngeur in de neus, en wanneer hij dan de vloeibare inhoud proeft, weet hij zich van pure verbazing haast geen raad en zegt tegen zijn kinderen, die hem assisteren: "Luister, dat begrijpt geen mens! Het water waarmee wij de zakken hebben gevuld en waarmee ik nu de kruiken volgegoten heb, is veranderd in edele beste wijn! Proef en overtuig jullie zelf!"
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JOSOË zegt: "Dat betekent, dat er in de hemel geen materie binnen kan komen. Daarom lost deze engel iedere stoffelijke spijs vooraf op in iets geestelijks en neemt daarvan dan alleen het zuiver geestelijke op. De jongeman is een zuiver geestelijk mens uit de hemelen en is als zodanig ook een beeld van de hemel op heel kleine schaal. 'De spijzen komen overeen met ons wereldse mensen, nu nog begraven in onze materie. Die materie is weliswaar, net als deze spijzen, al goed voorbereid aan de vuurhaard van deze grote meester, die ons dat geleerd heeft en Zich lichamelijk nog onder ons bevindt, - maar toch kunnen wij met deze lichamen van ons niet het hemelrijk binnengaan.
Hoofdstuk 195: Materie en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Als JARAH dat hoort, neemt ze een echte redenaarshouding aan en zegt: "Goed dan! Het tuintje is vol met zegen van boven en ik zal graag mijn kinderlijke vlijt, die ik natuurlijk pas sinds een paar dagen daarop losgelaten heb, hier ten bate van allen beschrijven! Materiële winst heeft het tuintje weliswaar nog weinig gegeven -wat echter in die korte tijd van zijn bestaan ook niet verlangd zou kunnen worden -; maar ondanks dat, heeft het tuintje mij al een des te grotere geestelijke winst bezorgd!
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] JOSOË snauwde hem echter letterlijk toe: "O vreselijk onzinnig en bovenmatig dom mens! Heb je dan niet gehoord wat voor getuigenis de Heer Zelf aan de lieftallige Jarah heeft gegeven, en wil jij het dan met alle punten van haar antwoord oneens zijn? Oh, laat ons dan maar eens wat horen van je onbevredigde, overgrote domheid, en dan zullen we wel zien met wat voor vuil die gevuld is! Doe je domme ogen toch open, oude os! Kijk eens, hier naast mij zit een engel van God uit de hoogste hemel, zijn wezen is puur licht. En hier zie je de jonge wijze spreekster naar het hart van God, en naast haar hopelijk de Heer Zelf, wiens Geest hemel en aarde en alles wat bestaat schiep, en toch wil jij ondanks het getuigenis van God het niet geheel eens zijn met iets uit de toespraak van de lieftallige Jarah?! Zeg eens wie je wel bent om nu zo onbeschaamd met God te willen redetwisten!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Maar ook kan een ziel zich reeds geheel gereinigd hebben, waarna haar dan toch nog vaak geruime tijd gegeven wordt om haar ijdele op zichzelf onzuivere lichaam en diens geesten ook te reinigen. Het edelste deel van het lichaam neemt dan uit de ziel uiteindelijk ook de onsterfelijkheid in zich op, en wordt op de jongste dag, na de dood van het grofste deel van zijn wezen, ter meerdere versterk mg van de ziel, mee opgewekt.
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Kijk, een vrouw, die haar uiterlijk erg belangrijk vindt, zal tenslotte niets anders meer doen, dan zich de gehele dag tooien en met sieraden behangen. Na verloop van tijd zal ze het prettiger vinden om zich door anderen te laten wassen, tooien en op te laten smukken. Maar dat duurt ook nooit erg lang; uiteindelijk wordt zo'n verwekelijkte vrouw zelfs te traag om zich te laten verzorgen, en zakt letterlijk af tot het bestaan van een varken of zelfs een luiaard, welke dieren je vindt in Indië en Midden-Afrika. Dan is het de vraag: Wat is er dan nog met zo'n vrouw te beginnen? Welke geestelijke ontwikkeling is daar nog mogelijk? Ik zeg je: Zij deugt zelfs niet meer voor hoer! Dat was ook de eigenlijke reden waarom het volk in Sodom en Gomorra zich onnatuurlijk begon te bevredigen! -Begrijp je dat?"
Hoofdstuk 213: Het gevolg van een verzorgd bestaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] De ringen, die de geest aanlegt, zijn de deemoedigingen voor de ziel. Als de laatste ring eenmaal gelegd is, ontwikkelt de geest zich verder zelf en neemt alles wat in de ziel met hem verwant is in zich op, beveiligt zich en neemt als laatste de gehele ziel en wat in het lichaam met de ziel verwant was, in zich op en is dan voor eeuwig geheel onverwoestbaar , zoals wij dat verloop ook bijna bij iedere plant meer of minder goed kunnen waarnemen.
Hoofdstuk 217: De geestelijke ontwikkeling van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar, o Heer, zoals U ons nu de Genesis van Mozes verklaard heeft, kan er geen twijfel meer in het hart van de mens achterblijven, en het opvolgen van zo'n leer zowel met het juiste begrip als met de juiste daad kan dan alleen maar op de goede manier gebeuren.
Hoofdstuk 223: De mening van Cyrenius over het scheppingsverhaal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Kijk, als je dit letterlijk zou willen nemen volgens wat de woorden weergeven, dan zou je, tenminste als het ook werkelijk zo letterlijk bedoeld zou zijn, het volste recht hebben om God van een domheid te beschuldigen! Maar omdat zo'n uitspraak alleen maar psychisch en eigenlijk geestelijk opgevat moet worden, vervalt die beschuldiging vanzelf. De mens is er zelf altijd voor verantwoordelijk als zijn bestaan moeilijker wordt, zoals hij het ook aan zich zelf te wijten heeft als in een bepaald land de oogst vaak slechter is dan zij normaal zou moeten zijn, want de weersgesteldheid hangt niet helemaal van de wil van God af, maar ook van de wil van de mensen.
Hoofdstuk 225: De macht van de erfelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "Maar nu komt er iets dat eigenlijk moeilijker te begrijpen is dan het voorafgaande. Want er staat verder: 'Toen scheidde God het licht van de duisternis en noemde het licht dag en de duisternis nacht.' Dit wordt echter gemakkelijker begrijpbaar, als je in plaats van de beide door Mozes gebruikte algemene begrippen, de overeenkomstige meer bijzondere neemt, zoals in plaats van dag: het reeds zelfstandige leven en voor de nacht: de dood, of voor de dag: de vrijheid en voor de nacht: het oordeel, of voor de dag: de zelfstandigheid en voor de nacht: de gebondenheid, of voor de dag: het zich reeds zelf kennende liefdeleven van de Goddelijke geest in het nieuwe creatuur en voor de nacht: de gedachten en ideeën van God die nog geen leven hebben.
Hoofdstuk 221: Scheiding van licht en duisternis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Kort en goed, u moet zelf ook inzien dat deze zaak heel buitengewoon is, en haars gelijke op deze aarde nog niet heeft gehad! Dat wij dus tijdens het merkwaardige proefje, waarmee de engelons een bewijs gaf van zijn hemelse afkomst, wat van ons stuk raakten, zal ook wel te begrijpen zijn, als men al onze vroegere levensomstandigheden daarbij in overweging neemt. Wij vragen u daarom, verheven Julius, of u ons voorbijgaande domme gedrag niet als een boosaardige zonde wilt aanrekenen!"
Hoofdstuk 243: De verontschuldiging van de jonge Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Al het leven kan voortdurend in een steeds volmaakter leven overgaan als het de moeite neemt om verder te gaan op de weg van de vastgestelde, goddelijke orde. Blijft het leven echter in een bepaald opzicht achter , speciaal aan het begin van de grote levensweg, wel, dan komt het ook vanzelfsprekend niet verder, maar blijft staan en verkommert uiteindelijk als een halm in de winter wanneer die, volgens Gods orde, zijn levensvrucht eenmaal heeft verloren.
Hoofdstuk 3: Over de bestemming en ontwikkeling van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] Na het verschijnen van zulke grote profeten gaan de mensen door eigen activiteiten ook weer in de goede richting, zoal niet in algemene zin dan toch wel op het persoonlijke vlak. Maar als de geestenwereld dan weer een grote voorsprong neemt, is het steeds wat afgeschermde licht van een voormalige, grote profeet niet meer zo werkzaam; een nieuwe profeet wordt opgewekt en uitgezonden en de mensheid gaat dan weer, al is het aanvankelijk individueel, achter de grote voorsprong van de geestenwereld aan.
Hoofdstuk 3: Over de bestemming en ontwikkeling van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Hij moet alle leven van vermaak vermijden als de pest; maar daarentegen alles inzetten om door Mijn levende woord In zijn eigen hart letterlijk een nieuwe geest te vormen en om vervolgens eeuwig geheel in deze geest verder te leven in de overvloed van alle geestelijke kracht.
Hoofdstuk 8: De voorwaarden die de Heer aan leerlingen stelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...