Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3023 resultaten - Pagina 8 van 202

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[13] Een kritisch mens zou hier kunnen vragen: 'Waar is dan het echte origineel gebleven? Bevindt het zich nog niet ergens op aarde. en was het bij het toenmalige aantal mensen dat de heilige geest ontvangen had. voor God dan onmogelijk om het oorspronkelijke evangelie woordelijk te reproduceren?'
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] In hun grote angst zagen de Farizeeën nu wel in, dat niemand medelijden met hen had en een goed woordje voor hen wilde doen bij de overste, die over geheel Galiléa het Romeinse, meestal onverbiddelijke, scherprecht uitoefende. Ze vielen daarom, bij elkaar zo'n dertig man, voor de overste op de knieën, zwoeren dat ze het echt zo kwaad niet hadden gemeend met hun eerdere opmerkingen tegen Jezus, en dat ze daarmee alleen maar op een wat indringender manier duidelijk hadden willen maken, dat de onmiskenbare kracht van God in Jezus, de Meester van alle Meesters, ook de opperste van de duivels aan zich dienstbaar kan maken en moet maken; want het zou toch erg droevig voor de mensen zijn, als God geen macht over de duivel zou hebben. Daar in Jezus zonder de geringste twijfel de allerhoogste macht en kracht van God aanwezig was, moest deze zowel over alle duivels als over alle engelen macht hebben en hen zonder uitzondering tot absolute gehoorzaamheid kunnen dwingen! 'Wij wilden daarom met het gezegde, dat hij die duivels met behulp van hun aanvoerder uitdreef, alleen maar zeggen, dat zijn kracht van God sterker is dan alles, wat in de hemel, op de aarde en onder de aarde is. Als u nu begrijpt, hoge gebieder van Rome, dat wij alleen maar dit en beslist niets anders hebben bedoeld met wat we zeiden, en dat we daarvoor ter dood zijn veroordeeld, hoe is het dan mogelijk, dat u ons zo hebt kunnen veroordelen? Wij vragen u daarom in de naam van de goddelijke Meester Jezus, of u zeer genadig uw uitgesproken oordeel weer in wilt trekken!'
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Drijf de duivels uit en zorg dat ze niet terug kunnen komen! Maar bij dit alles geldt wel steeds, dat je je daarvoor door niemand iets Iaat betalen! Want jullie hebben het voor niets van Mij gekregen, en net eender moeten jullie het ook weer in Mijn naam geven!' (Matth. 10:8) - Dit laatste zei Ik toen voornamelijk ten behoeve van Judas Iskariot, omdat hij meteen heimelijk bij zichzelf begon uit te rekenen, hoeveel hij zich Voor een bepaalde eenmaal bewezen dienst zou laten betalen. Alleen al voor de opwekking van een dode, voor wie de een of andere zeer rijke erg veel over zou hebben, wilde hij duizend pond vragen! Maar omdat Ik die rekenarij in het hart van de verrader maar al te gauw bemerkte, maakte Ik direkt bovenstaande toevoeging, waarop de desbetreffende wel een wat zuur gezicht trok, wat de tegenover hem staande Thomas niet ontging, die niet kon nalaten er tussendoor te zeggen: 'Nou, nou, je zet een gezicht als iemand, die woekerwinsten had te vorderen, waar het gerecht nu een armdikke streep door haalt!'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Maar als een echte profeet in een huis komt en als zodanig aangenomen wordt, zal degene die hem als een echte profeet opneemt, of ook als hij een door de profeet gezondene in naam van de profeet opneemt, hem aanhoort en in zijn hart rekening houdt met diens woorden, in het hiernamaals in het Rijk van God het loon van een profeet krijgen. En wie een rechtvaardige in de naam van een rechtvaardige opneemt, -dat wil zeggen, als zo iemand als rechtvaardig bekend staat en die naam hem toekomt, of ook als hij niet als zodanig bekend staat, maar door degene die hem opneemt als zodanig erkend wordt en hem zo opneemt, zonder van de rechtvaardige een bewijs te vragen -, die zal eenmaal in het hemelrijk het loon van een rechtvaardige ontvangen. (Matth. 10:41)
Hoofdstuk 141: Eerste uitzending van de apostelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Omdat Johannes dus in de gevangenis hoorde hoe Ik leerde en werkte, zond hij al spoedig twee van zijn betrouwbaarste leerlingen naar Mij toe (Matth. 11:2) en liet hen vragen: 'Bent U het, Die voorzegd is, of moeten wij nog op een ander wachten?' (Matth. 11:3)
Hoofdstuk 143: Aan de zee. Het antwoord van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Hier zal men vragen: 'Hoe is het mogelijk dat Johannes, die als eerste het grootste en schitterendste getuigenis over Mij gaf, zoiets kon vragen?' Voor degenen, die iets verder kunnen denken dan alleen maar aan het materiële, is de reden hiervoor eenvoudig en zelfs logisch.
Hoofdstuk 143: Aan de zee. Het antwoord van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Omdat Ik de reden wel wist waarom Johannes dat aan Mij liet vragen, antwoordde Ik de leerlingen heel kort en zei tegen hen: 'Ga heen en vertel aan Johannes, wat je ziet en hoort (Matth. 11:4): De blinden zien, de lammen lopen, de melaatsen worden rein, de doven horen, de doden staan op, en de armen wordt het evangelie gepredikt. (Matth.11:5) Maar zalig is en wordt degene, die zich niet aan Mij ergert!' (Matth.11:6) Toen wisten de leerlingen niet, wat ze daarop moesten zeggen.
Hoofdstuk 143: Aan de zee. Het antwoord van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Deze woorden kalmeerden de leerlingen, en de Farizeeën en al de aartsjoden begonnen te vragen wat ze dan wel gezien hadden, en hoe dat zo zichtbaar angstaanjagend kon zijn.
Hoofdstuk 150: De bestraffing van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] De oudste stelde toen vragen aan de drie geesten over de maan, en die antwoordden: 'Bekoorlijke! Over de aarde waarop jij woont zouden wij aan jou precies dezelfde vraag kunnen stellen. Je weet niet waarom het nu donker is op aarde en toch stel je daar geen vragen over; waarom wil je dat dan wel over de maan weten, die toch zoveel verder van je af staat dan de aarde, die je draagt?
Hoofdstuk 153: Drie maangeesten spreken over de maanwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Na deze beschrijving verwijderen de drie maangeesten zich, en de dochters vragen Mij heel vertrouwelijk of het er op de maan wel zo uitzag als de drie maangeesten hen nu verteld hadden.
Hoofdstuk 153: Drie maangeesten spreken over de maanwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Na deze uitleg, waarvan Kisjonah zei, dat zij een antwoord gaf op al zijn vragen, begon het in het oosten te dagen en een heel frisse ochtendkoelte besloop de spits van onze berg waar we het nog steeds best naar ons zin hadden, en Kisjonah stelde voor dat we zolang af zouden dalen naar de dichtstbij gelegen berghut tot de zon opgegaan zou zijn.
Hoofdstuk 156: Het scheppingsverhaal van Mozes. (2.3.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] 'Om te voorkomen dat u Mij nu in dit opzicht verder nog vragen zult stellen over hoe het dan met de vijfde en zesde scheppingsdag staat, zeg Ik u hierbij kortheidshalve, dat de daarop volgende schepping van de gehele dierenwereld en tenslotte van de mens zelf, alleen maar betrekking heeft op het geheel tot leven komen en de zekere verwerkelijking van alles wat de mens van nature in zich heeft.
Hoofdstuk 162: De vijfde en zesde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Ik zeg: 'Vriend! Wat je Mij nu gezegd hebt, wist Ik allang! Ja, Ik zeg je, zo zal ook het einde van Jeruzalem zijn! Maar eerst moet in die stad al datgene nog gebeuren, wat door al de profeten over haar voorspeld is, opdat de schrift vervuld en haar maat vol wordt. En het zal nu geen zeventig jaar meer duren tot er geen steen meer op de andere gelaten zal worden! En als dan iemand zal vragen waar de tempel stond, dan zal er niemand zijn die de onderzoeker kan inlichten!
Hoofdstuk 163: Het einde van Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De ondervraagden gaven echter allemaal dezelfde beschrijving van wat ze gezien hadden. Daar keken de Farizeeën raar van op en ze begonnen onder elkaar vragen te stellen en zeiden; 'Hoe kan dat, hoe is het mogelijk dat ze allemaal op hetzelfde ogenblik hetzelfde visioen hebben gehad? Hoe kan een magiër alleen bij een paar mensen een visioen te weeg brengen en de anderen er buiten laten? Waarom zagen alleen zijn volgelingen iets, en waarom zagen wij niets? Nu zijn wij, getrouwe volgers van Mozes, door hem, die toch ook Jood wil zijn, verdoemd -en hoe! , zoals blijkt uit de beschrijving van het visioen. Maar van zijn kant bezien zou het toch veel raadzamer geweest zijn als hij ons het visioen had laten zien, zodat we daarna uit angst zijn leerlingen zouden zijn geworden. Maar hij is slim en laat ons zo'n spektakel niet zien; want hij is bang dat wij het direct zouden herkennen en het dan bij de juiste naam zouden noemen, en daardoor misschien vele van zijn aanhangers de ogen zouden openen zodat deze dan zouden zien wie hun beroemde meester was! We moeten tegen deze steeds gevaarlijker wordende mens strengere maatregelen treffen, anders groeit hij ons heel snel boven het hoofd, en dan komen de Romeinen en bezorgen ons allen een onprettige dood!'
Hoofdstuk 150: De bestraffing van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik kan op zulke begrijpelijke vragen niets anders antwoorden dan wat Ik al eerder gezegd heb, namelijk: Als u zo wijs bent als de engelen, dan kunt u uitgaande van het zuiver geestelijke standpunt haarfijn op overdrachtelijke wijze de hele natuurlijke schepping reconstrueren uit hetgeen Mozes in zijn Genesis zegt. Dan zult u zien, dat de natuurlijke schepping, weliswaar over zeer uitgestrekte periodes, haast dezelfde volgorde heeft als in Genesis wordt verteld. Het ontstaan van het eerste mensenpaar staat vrijwel op de juiste plaats aangegeven en zijn test en tenslotte zijn voortplanting heeft, behoudens een kleinigheid dat in passende beelden weergegeven wordt, in dezelfde volgorde plaatsgevonden die in het verdere verloop van Genesis aangehouden wordt.
Hoofdstuk 162: De vijfde en zesde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...