Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6040 resultaten - Pagina 8 van 403

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[12] En daarmee is ook de onoverbrugbare kloof, die door de wet geschapen was, weer weggenomen en ieder mens kan nu, wanneer hij dat wil, het juk van de wet afwerpen als hij zijn oude mens inruilt voor de nieuwe mens uit Christus. Daarom wordt ook gezegd, dat men de oude mens moet afleggen en de nieuwe aannemen, ofwel: die het oude leven lief heeft, die zal het verliezen; die het wegdoet, die zal het als een nieuw behouden. Dat is de verkondiging uit de schoot van de Vader en het levende evangelie van God.
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[24] Maar Ik, als diepste grond van al het bestaan, moest wel vanuit Mijn totale licht zien, hoe het hoogheidsgevoel, als Gods licht in de mensen, door de voortdurende strijd steeds matter en zwakker en daardoor als levenslicht duisterder en tenslotte geheel donker werd, en dat daarom het grootste deel van de mensen Mij niet herkennen zou, als Ik in die vorm tot hen zou komen, die zij, toen zij naar Mijn evenbeeld geschapen werden, ook gekregen hadden; en dat ze Mij zeker niet zouden herkennen als Ik geheelonverwacht en onvoorbereid als een Deus Ex Machina ( een plotseling verschijnende God) in de beperkte mensenvorm tot hen zou komen. Ik zou het dan aan Mij Zelf te wijten hebben, als de mensen Mij onmogelijk zouden kunnen herkennen, omdat ze niet voorbereid waren op Mijn komst.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Hun God moet ten eerste hoog boven alle sterren wonen en uit louter eindeloze verhevenheid bijna niet bestaan; iets wat minder dan een zon is, mag Hij niet scheppen als Hij tenminste een waardig God wil zijn! Ten tweede mag Hij het niet wagen de een of andere, en zeker niet de menselijke, gestalte aan te nemen, maar moet alleen maar een soort onbegrijpelijk onding zijn!
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Aan een leek of iets wat op een zondaar lijkt, mag de Heer Jezus zich nooit kenbaar maken; want in zo'n geval is de openbaring al verdacht en wordt net zo min aangenomen als dat Ik Zelf aangenomen werd door de hoge Joden, omdat Ik naar hun trotse en eerzuchtige mening met veel te weinig goddelijke waardigheid opgetreden ben; maar -dat alles doet niets ter zake! Alleen het getuigenis van Johannes geldt!
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (De volgende dag wilde Jezus weer naar Galiléa gaan en Hij vindt Philippus en zegt tegen hem: 'Volg Mij" Joh.l:43) 's Morgens zeg Ik tegen hen: 'Mijn tijd in deze woestijn is voorbij, Ik zal naar Galiléa gaan, waar Ik vandaan ben gekomen. Willen jullie meetrekken? Ik laat jullie daarin geheel vrij, want Ik weet dat jullie vrouw en kind hebben en deze niet gemakkelijk verlaten. Maar niemand, die voor Mij iets verlaat, zal het verlatene verliezen, maar het veelvoudig terug winnen.'
Hoofdstuk 9: Jordaan. Ook Philippus en Nathanaël volgen. De bruiloft te Kana in Galiléa. De tempelreiniging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] (En Jezus zegt verder tegen hem: 'Voorwaar, voorwaar, Ik zeg jullie, -van nu af aan zullen jullie de hemelen open zien en de engelen Gods zien opstijgen en nederdalen op de Zoon des mensen! (Joh. 1:51) En Iet op, Ik zeg jullie: van nu af aan zullen jullie allen de hemelen open zien en de engelen van God op zien stijgen en af zien dalen naar de Zoon des mensen, -wat zoveel wil zeggen als: In het vervolg, als jullie uit Mij de wedergeboorte van jullie geest zullen verkrijgen, dan zullen de levenspoorten geopend worden. Jullie zullen dan, zelf engelen zijnde, de door Mij in de wedergeboorte tot engelen en daardoor tot 'kinderen Gods' gemaakte mensen, van de dood naar het eeuwige leven zien trekken. Daarentegen zullen jullie ook veeloorspronkelijk geschapen hemelgeesten uit alle hemelen naar beneden naar Mij, de Heer van al het leven, zien afdalen en daar in Mijn voetstappen, de voetstappen van de Mensenzoon, zien treden, Mijn voorbeeld en Mijn getuigenis volgend.
Hoofdstuk 9: Jordaan. Ook Philippus en Nathanaël volgen. De bruiloft te Kana in Galiléa. De tempelreiniging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] (Jezus zegt tot haar: 'Vrouw, waarom meng je je in Mijn zaken? Mijn uur is nog niet gekomen.' Joh. 2:4) Daarop geef Ik Maria heel zachtjes temidden van alle gasten een tweeduidig antwoord en zeg, rekening houdend met de toen rond Nazareth gebruikelijke gewoonte: 'Vrouw, waar maak je je druk over? - Ik, als uitgenodigde gast, ben nog niet aan de beurt om voor de wijn te zorgen, Mijn tijd is nog niet gekomen!' - (In deze tijd en omgeving moest namelijk iedere op de bruiloft genodigde mannelijke gast een vrijwillige gift, in de vorm van wijn, als bijdrage meebrengen. Daarbij moest men met een zekere volgorde rekening houden, zodanig dat de gaven van de naaste familie het eerst gebruikt werden en pas als deze op waren, op volgorde van belangrijkheid, de gaven van de gasten die geen familie waren) Maria wist echter dat de wijnvoorraad van allen reeds verbruikt was; daarom richtte ze zich tot Mij en vroeg Mij als het ware om dit keer de gebruikelijke volgorde niet in acht te nemen, vooral omdat er juist een nieuwe gast aankwam en er voor diens verwelkoming geen druppel wijn meer was! Dat was een ongewone vraag voor haar, maar dat kwam omdat ze er zo op gesteld was, dat bij zo'n gelegenheid alles volgens het oude gebruik verliep. Ofschoon Ik Mij niet erg toeschietelijk toonde, kende ze Mij wel zo goed, dat ze wist dat Ik haar nooit iets weigeren zou wat ze graag wilde.
Hoofdstuk 10: Kana. De drie stappen tot wedergeboorte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] De verkopers en wisselaars antwoordden: 'In de tempel woont God en de priesters zijn gewijd aan God, kunnen zij tegen Zijn raad iets doen? -Degene, die zij beschermen, wordt ook door God beschermd!'
Hoofdstuk 13: Jeruzalem. De tempelreiniging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Toen zeiden de Joden: 'Welk teken toont u ons, dat u dit moogt doen?' Joh. 2: 18) Terwijl Ik nog sprak met Mijn bange leerlingen, kwamen er al enige Joden naar Mij toe en zeiden: 'U heeft nu wel iets geweldigs gedaan, mensen en vee vlogen voor uw hand weg als kaf in de storm, en er kwam niemand terug om zijn rondgestrooide geld te halen! Maar wie bent u en waarmee kunt u zich legitimeren, om uw optreden te rechtvaardigen?! - U kent toch wel de onverbiddelijke strengheid van de wetten, die u voor zoiets te gronde kunnen richten?!'
Hoofdstuk 14: Het afbreken en opbouwen van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Volgens de ordening der dingen behoort het buitenste aan de buitenkant; de bast mag zich nooit in het merg van een boom bevinden, omdat hij op zichzelf iets doods is, maar alles wat tot de bast behoort moet in de bast zitten. De bast is van groot nut voor de boom, als hij zich in de juiste hoeveelheid op zijn eigen plaats bevindt. Als iemand echter eerst het merg uit de boom haalt en daarna de bast ervoor in de plaats brengt, dan zal de boom verdorren en sterven.
Hoofdstuk 16: De geestelijke betekenis der tempelreiniging. Jezus spreekt met Nicodemus. Johannes spreekt over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] En daarom worden de duivenverkopers verwezen naar de plaats waar ze thuishoren, ten teken dat de mensen alle uiterlijke deugden niet tot iets geestelijks moeten verheffen, waardoor de edele mens verlaagd wordt tot een sprekende pop. Parallel daaraan moeten in ruimere zin alle uiterlijkheden, en in engere zin al de voorvechters van deze uiterlijkheden, die hun waren tot innerlijke levensbehoeften trachten te verheffen, door Mij, op een wat vriendelijker manier, uit en naar hun juiste plaats worden gestuurd.
Hoofdstuk 16: De geestelijke betekenis der tempelreiniging. Jezus spreekt met Nicodemus. Johannes spreekt over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Maar geloof me geachte Meester, het is mij ernst met het komende Rijk van God. Als U daarom iets naders weet, zeg het mij dan op een manier, die ik begrijpen kan! Praat over het hemelse met hemelse en over het aardse met aardse woorden, maar in begrijpelijke beelden, anders heeft Uw uitleg nog minder nut dan het Oudegyptische vogelschrift, dat ik niet lezen en nog minder begrijpen kan. Mijn berekeningen geven maar al te duidelijk aan, dat het Rijk Gods er al moet zijn, alleen weet ik nog niet waar en hoe men er in komt en er in wordt opgenomen. Deze vraag zou ik door U in begrijpelijke en heldere taal beantwoord willen zien.'
Hoofdstuk 18: Het onbegrip van Nicodemus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] (Nicodémus antwoordde en zei tot Hem: 'Hoe kunnen deze dingen gebeuren?' Joh.3:9) Bij deze woorden schudt Nicodémus bedenkelijk het hoofd en zegt na een poosje: 'Dan zou ik toch graag van U vernemen, hoe zoiets in z'n werk gaat! Want wat ik weet en begrijp, dat weet en begrijp ik door mijn lichaam; als het lichaam mij afgenomen wordt, dan zal ik toch nauwelijks nog iets begrijpen en verstaan! -Hoe, hoe -wordt ik van lichaam tot geest en hoe zal mijn geest dan een andere geest in zich opnemen en opnieuw baren?! -Hoe, hoe zal dat mogelijk gemaakt worden?!'
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Als U echter al zo iets eenvoudigs in een begrijpelijk gesprek niet bevatten en begrijpen kunt, terwijl Ik toch op een volkomen aardse wijze spreek over geestelijke dingen, die daardoor gewoon aardse dingen worden, dan zou Ik wel eens willen weten wat uw geloof zou doen, als Ik over hemelse dingen op een hemelse manier met u zou spreken!
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Daarop antwoordde Ik: 'Mijn vriend, u bent nog niet rijp genoeg dat Ik u het tijdstip, de dag en het uur kan zeggen! Zie, zolang de nieuwe wijn niet behoorlijk is uitgegist, blijft hij troebel en als u hem in een kristallen beker doet en dan de beker tegen het zonlicht houdt, dan zal zelfs dat onovertroffen licht niet door de vertroebeling van de nieuwe wijn heen kunnen dringen, en precies zo gaat het met de mens. Als hij niet behoorlijk uitgegist is en door het gistingsproces al het onreine uit zich verwijderd heeft, kan het hemelse licht zijn wezen niet doordringen. Ik zal u echter toch iets meedelen; als u het begrijpt dan zult u voor u zelf vast kunnen stellen, wanneer het gebeuren zal! Luister dus naar Mij!'
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...