Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6469 resultaten - Pagina 8 van 432

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[15] Daarop zei Ik tegen de Farizeeën: 'De opperstadsrechter heeft jullie een heel goed antwoord gegeven; want Ik, de Heer van al het leven, heb Mozes in plaats van zijn zondige vlees allang een ander lichaam verschaft, en satan zou geen macht over het lichaam van Mozes hebben gehad als Mozes vroeger in zijn vlees nooit een zonde begaan zou hebben. Maar omdat hij ook gezondigd had wat zijn vlees betreft, hoewel zijn ziel en zijn geest zuiver uit de hemelen stamden, wilde satan bezit nemen van wat bij Mozes van hem was. Daarbij won hij echter niet alleen niets, maar verloor hij wat zijn macht betreft vrijwel alles, en vanaf dat tijdstip mocht hij aan geen enkel sterfelijk mens op de hele aarde meer verschijnen, wat zijn invloed buitengewoon veel schade berokkende; want vanaf die tijd gingen veel heidenen over naar de leer van Mozes, en het grote orakel in Dodona, een zeer belangrijk werk van satan voor het verleiden van de mensen van deze aarde, werd vernietigd en mocht daarna nooit meer opnieuw opgericht worden. Ook het veel jongere orakel in Delphi verviel spoedig na de val van de stad Troje en werd later nooit meer helemaal opgericht. - Maar laten we ons nu niet verder met die dingen bezighouden; want ze hebben geen waarde voor het innerlijk van de mens!
Hoofdstuk 178: Op de berg Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Salomo zou nooit die tempel hebben kunnen ontwerpen, als hij niet in zijn geest zo vrij was geweest dat hij met zijn innerlijke oog de afspiegeling van een zuiver hemels bouwwerk kon waarnemen om daarnaar in de veel bewonderde tempel, een zwakke afbeelding te geven van wat in Mijn rijk voor iedereen volledig zichtbaar is. Want noch op aarde noch in de hemelen kan er door mensen of geesten iets geschapen worden wat niet in grootse volheid in God en daarmee ook in Zijn werken te vinden is. Overal waar een afbeelding is, moet ook een geestelijk origineel bestaan, zoals daar waar schaduw is, een voorwerp moet zijn dat zijn schaduw werpt.
Hoofdstuk 24: Een uiteenzetting van de Heer over kunst - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[6] In de zuiver geestelijke wereld ontwikkelen deze vormen zich, al naargelang de verdere ontwikkeling van de ziel, tot een uiterst precieze harmonie, zodat de ware schoonheid pas daar goed zichtbaar is.Wie zuiver van geest is, kan daardoor stralen in een schoonheid die jullie gewoonweg zou vernietigen; want die schoonheid is enkel uitdrukking van de geheel innerlijke, zuiverste volmaaktheid.
Hoofdstuk 25: De menselijke vorm en de verlossing ervan - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[7] Verder werd het innerlijke, geestelijke gezicht geoefend en steeds meer ontsloten. Niet dat Ik het innerlijke gezicht van de Mijnen Zelf opende, maar zij moesten in staat zijn om zelfhun geestelijke blik te richten op voorwerpen die zij wilden leren kennen. Dat vermogen vereist evenwel een heel speciale loutering van de ziel; want aangezien die van huis uit aards ingesteld is, kan zij natuurlijk alleen dan zuiver geestelijke dingen vanuit zichzelf schouwen, wanneer ze zich al in aanzienlijke mate heeft vergeestelijkt, of, juister gezegd, wanneer de in haar wonende geest zo machtig is geworden dat hij de ziel, die zijn lichaam moet vormen, zoveel begrippen van het geestelijke heeft bijgebracht en die zodanig met zijn licht heeft verhelderd, dat zij de geestelijke beelden ook ziet, herkent en begrijpt. Zolang alleen de uiterlijke, puur lichamelijk materiële dingen door het kunstige mechanisme van het lichaam voor de ziel begrijpelijk worden gemaakt, is die nog geestelijk blind. Zodra zij leert door het omhulsel van de uiterlijke lichamen heen te kijken, wordt ze geestelijk ziende.
Hoofdstuk 47: De bezigheden van de Heer en Zijn leerlingen in Efraïm - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[13] Deze wedergeboorte van de ziel hebben jullie nu bijna bereikt. Ginds in Mijn rijk is er, wanneer Ik opgevaren zal zijn, echter nog een andere wedergeboorte: dat is die van de geest, die dan bestaat uit een onlosmakelijke gemeenschap met Mij. Dan heersen er de hoogste gelukzaligheid van de kinderen in het Vaderhuis en vreugden die geen menselijk hart ooit kan vermoeden, omdat die puur en zuiver geestelijk zijn, en waarvan jullie vóór die tijd nog niet de kleinste glimp begrijpelijk gemaakt kan worden.
Hoofdstuk 50: De wedergeboorte van de ziel - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[6] En zie, zo heb Ik Mij in korte tijd een volk opgewekt waarvan tot op dit uur nog afstammelingen bestaan, - waar echter, daarover later! Welnu, toen zij nu zo goed voorbereid waren, liet Ik op de achtergrond een hooglied vol wijsheid en liefde voor hen klinken door middel van Meduhed; het werd daar reeds opgetekend en is nog heden ten dage voorhanden - waar echter, ook daarover later! Het luidde als volgt: Luistert allen, gij late kinderen van Mijn genade, hoe Ik u onthaal, luistert, hoe Ik u allen uitnodig aan Mijn grote gastmaal! Komt allen, die trouw van harte zijt hier in Mijn midden, en doet mede met 't gemeenschappelijk loven van Mijn naam, nog volgens d' oude zede, die Meduhed u zo vroom en trouw wist te leren, daar hij - als eerste - Mij in zijn hart heeft willen begeren! Neemt dus zijn goed en zinnig voorbeeld wel in acht; ziet zijn ogen, mond en oren, en zijn witte baard, zo zacht, als veilige tekenen van zijn vroom en zeer wijs spreken! O, dat toch jullie allen in dit alles hem geleken! Zodat ook gij straks worden kunt Mijn lieve, trouwe kinderen, die dat kwade slangen broed niet meer vermag te hinderen. Ziet, schoon spoelen van haar gruwelen zal Ik spoedig heel deez' aarde, der zondaren streven naar Mijn liefde zal dan blijken zonder waarde! Maar als gij van binnen trouwen vroom van hart zult blijven, zal Ik Mijn watervloeden graag aan u voorbij doen drijven! En als Ik straks Mijn toorn zal ontkluisteren van zijn banden, dan zult gij veilig zijn geborgen: Ik zorg voor hogere landen! Dan zullen op aarde alle geslachten klagen,en de 'groten' zullen geen hoongelach meer wagen. En als dan d'hoge watervloeden ruisend stromen over de bergen, zullen ze slechts weinig kinderen sparen: dat zijn Mijn liefdedwergen. Ja, zeer klein werden ze en heel veel minder waard; hun groot gebrek aan liefde heeft hen zeer ontaard! Ziet op dus naar Mijn licht-doorstroomde hemelzalen, Ziet Mijn sterren stralend van Mijn genâ verhalen. Ziet hoe de vlakten der aarde worden verlicht door de zon. Ziet hoe de maan haar begeleidt, welwillend van toen ze begon. Ziet alle werelden gehoorzamen aan Mijn wil. Doet gij ook zo dus al uw werken steeds heel stil. Ge wilt het wezen van de sterren geheel doorleven? Hoor! Ik zeg: de liefde zal het juiste antwoord geven! Als het hart volkomen zuiver op de liefde zal zijn gericht, zal Ik de fakkel van Mijn genade geven als een licht; daar leest een ieder dan gemak'lijk in fel en vlammend schrift, Gods naam in grote letters heel duidelijk gegrift. O gij, klein hart, in nauwe borstkas ingesloten, kendet gij de bron, waaruit zo groots ge zijt ontsproten..., dan zouden er geen vragen over de dode materie in u rijzen; ge liet ze, onbekommerd, dan graag zweven op hun eigen wijzen, wetend dat de Schepper Zelf van al deez' nietig kleine dingen..., onbeduidend vergeleken met een hart, dit steeds met liefde wil omringen. Dàt, wat voor zwakke mensenkinderen zo vaak als groot opdoemt, wordt door Mijn liefde daarentegen slechts zo klein genoemd! Want die dingen in de ruimten, ze zijn als niets zo klein... gelijkend mensenharten, die nog niet ontkiemd in liefde zijn! Houdt daarom niets voor groot dan slechts Mijn liefde trouw en, wat direct daarna komt: des zondaars waar berouw. Ik alleen ben groot, daar Mijn liefde en machtig besturen, en een vrije geest, die in de orde is gegrondvest, zal voortduren. Wat betekenen Mijn zonnen in hun onbekende banen?! Slechts dat ze u als al het andere, steeds uw zwakte manen! Wat zijn zij meer... in het licht van Mijn volmaakte Godheid...dan 't afgevallen hulsje van een zojuist ontpopte mijt? Stel dat g' eens tot in het centrum al dezer werelden in mocht keren... om daar dan het geruis te horen van hun snelle vluchten door de sferen... Om daar ook de sterkte te meten van aller zonnen felste licht... en d'almacht te verstaan, waarmee Ik al dat groots verricht... Zoudt ge ook dan nog nader tot Mijn grote liefde kunnen komen? Neen zeg Ik; aan vertwijfeling zoudt ge niet kunnen ontkomen! Zoudt gij ook kunnen besturen daar de grote hemelwagen? En hem - net als grote geesten - snel naar de sterren jagen? Kondt g'uit uw mond ook lichtende zonnen baren, zonder weeën? En hen onderdompelen - zoals Ik de Mijnen - in de golven van de zeeën? Dan nog zou al uw kracht, naast de Mijne, een vergelijk behoeven: ze is als zand en stof in oude leem - en steengroeven! Kijk op naar 's hemels blauwe randen, kijk over golven naar der zeeën verre stranden, maar geloof gerust, omdat Ik 't u zeg: grenzen zijn daar niet, waar men overdag zeeën van licht van de zon en 's nachts de sterren ziet! En heel de inhoud van uw grote zee is zelfs niet te vergelijken met slechts een druppel der daargindse 'kleinste' sterrenrijken. Richt daarom uw oog op Mij, de Grote, gij kleine mensenrij, en beperk uw weetgierigheid maar tot Mij. Heinde en ver, ja overal moet ge Mijn liefde zoeken! Laat uw blikken alom dwalen tot in de vreemdste hoeken! De tekenen van Mijn naam zult g' overal kunnen vinden; maar laat u dan ook door niets anders dan door Mijn liefde binden! Ja, zelfs het gras zal u over Mij verblijdend informeren, mits g'u maar onophoudelijk van Hanochs zonden afblijft keren! En als g' elkaar, als broeders nu, steeds trouw wilt blijven minnen, en in bedwang houdt voor elkaar uw ongeregeld' aardse zinnen, dan zal grote genade tot u komen van boven... en u zal getoond worden hoe men de Vader moet loven. Zo kniel dan neder op deez' aard', de moeder van uw zonden, schudt af het stof der slang, 't maakt dodelijke wonden! Dank Mij, jullie Redder, vol nieuwe vreugde in het hart en laat aan Mij gewijde tijd je nooit brengen tot enige smart! Laat de macht van Mijn liefde jullie diep in de harten raken, dan zal het licht van Mijn genade je tot nieuwe mensen maken!
Hoofdstuk 32: Het hooglied van Meduhed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] En Ik gaf hem ook meteen waarom hij Mij gebeden had en zijn stem maakte Ik zo welluidend als zuiver brons, en zo sprak hij een rede uit vol waardigheid en lieflijkheid, en voor en na hem werden door geen menselijke tong woorden gesproken die hierop leken, tot aan Mozes en alle profeten die eveneens met Henochs tong en uit dezelfde geest gesproken hebben. Deze rede luidde als volgt:
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Wij brengen regelmatig ons brandoffer en geloven de Heer een genoegen te doen, als wij ons voor het brandoffer in het stof neer werpen; maar dat zijn zuiver zaken die het kleine vat overladen, terwijl daarbij het grote, het offervat van de reine liefde, waaraan de Heer alleen een welgevallen heeft, in de geest en in de waarheid slechts heel weinig bedacht wordt!
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Wat waren wij allen zonder haar? Niets dan halfverstandelijk bewegende machines, die tenslotte hun eigen waan zouden hebben verbruikt en de heer van de natuur zou een armzalige slaaf, zo nietig als een mug, zijn geworden, die bij het zien van een boomkikvors, door grote vrees gedreven, gevlucht zou zijn als een lam bij het zien van een verscheurende wolf. En wel, omdat hij niet wist wat in deze of gene woont en het allerminst, dat zijn eigen ziel een laatste en volledig gevormde onsterfelijke ziel is, ja een ziel waarin alle zielen van de schepselen verenigd zijn! En omdat hij, voor driekwart dood zijnde, dat vanuit zichzelf onmogelijk te weten kon komen, hoe zou hij dan wel zijn innerlijke leven, zijn liefde, zijn geest en de zuiver goddelijke afkomst daarvan hebben kunnen begrijpen?!
Hoofdstuk 68: Adams woorden tot de zijnen en de kinderen van de middag - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Alléén in je geest, die je liefde jegens Mij in je binnenste is en in de waarheid daarvan, die als een zuiver licht aan de gloed van je liefde ontspringt!
Hoofdstuk 185: Cyrenius dankt het Kind je voor Diens genadige leiding. Hoe men Gode welgevallig bidden moet. Voornaamste reden voor de Menswording des Heren. Cyrenius verbaasd over de vorderingen van de acht kinderen - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[8] Immers: onze grote profeet Mozes, hoe zuiver was niet diens geest. .., en toch sprak de Heer tegen hem, toen hij Hem verlang­de te zien :
Hoofdstuk 172: Overdreven eerbied en deemoed van Jonatha voor het Jezus­kind. Goede raad van Jozef. Liefdevolle aandrang van het Kindje, zodat Jonatha blijft - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[7] Natuurlijke mensen kunnen het zuiver hemelse nooit begrij­pen, omdat hun geest nog niet vrij is, nog bevangen is door de gehele wereldse materie.
Hoofdstuk 129: Vragen van Cyrenius over de wonderbaarlijke spreekvaardigheid van het drie maanden oude Jezuskindje. Het heerlijke en wijze antwoord van de engelen over het geheimzinnige Wezen van het Kindje - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[23] Terstond nam nu de Twee­de, die een Moor was en door de Geest van Kaïn werd geleid, een ietwat kleinere zak op, die niette­min hetzelfde gewicht had en die met zuiver goud gevuld was. Hij reikte die aan Maria over met de woorden:
Hoofdstuk 30: De aanbidding van de Heer in het Kindje door de drie Wijzen. Hun toespraken. Hun geesten: Adam, Kaïn en Abraham (16 september 1843) - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[34] Op de vraag hoe de door het Kindje Jezus gedane wonderen, alsmede Diens overige goddelijk-geestelijke werkzaamheden zijn te rijmen met Zijn als het ware daarvan geïsoleerde mens-zijn tijdens Zijn jaren als jongeling en als man, ...en, hoe daarmee dan weer samenhangen de in die jaren verrichte wonderen -gesteld, dat men Hem ook in die jaren nog uitsluitend als mens zou willen denken: op die vragen moge als antwoord dienen een vergelijking met de aanblik die een boom biedt in de periode van de lente tot in de herfst: In het voorjaar bloeit een boom wonderbaarlijk; hij wordt dan door een geweldige activiteit beheerst. Na het afvallen van de bloesem echter wordt hij weer schijnbaar inactief. Tegen de herfst toont de boom weer een enorme activiteit: de op zichzelf reeds wonderbaarlijke vruchten verkrijgen hun kleur en aroma, en zijn dan nog mooier dan de bloesem was. En zijn de vruchten aldus tot rijpheid gekomen, dan wordt de in hen geschonken zegen van de binding aan de boom vrij gemaakt, en die valt dan in de schoot van de ernaar hongerende kindertjes­ Dit vergelijkingsbeeld zal men slechts kunnen begrijpen met de ogen van het hart, maar nooit met de ogen van wereldse wijsheid! Immers de bovengenoemde vragen zijn heel gemakkelijk op te lossen, mits je maar van binnen uit zuiver denken wilt, zonder daarbij de Godheid van Jezus te willen abstraheren, maar die juist vasthoudend in innerlijk geloven, omdat dat juist het licht is, dat voert tot de liefde voor God. Immers, de volledige eenwording van de Goddelijke Volmaaktheid met Jezus' mensheid is niet ineens, niet plotsklaps tot stand gekomen, maar geleidelijk aan, zoals zulks onder Gods leiding steeds het geval is; juist zoals bij het geleidelijk ontwaken van de Goddelijke Geest in het mensenhart (alhoewel het Goddelijk Wezen ook reeds in al Zijn Vol­heid in het Jezuskind aanwezig was, maar Zich van daaruit slechts in noodgevallen door het doen van wonderen manifesteerde).
Hoofdstuk 0: Voorwoord van de vertaler. Inleiding door de Heer Zelf. Aanhef. - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[6] Maar omdat niet slechts één, maar alle volgens Mijn orde levende mensen naar hetzelfde volmaakte leven overgaan, is het zinloos te vragen of er ooit een weerzien zal zijn. Want als de mensen reeds in dit onvolmaakte marionettenleven het ver­mogen hebben elkaar te herkennen en in natuurlijk opzicht weer te zien -wat zij toch niet kunnen betwisten of betwij­felen -dan zullen ze dit vermogen des te meer hebben in het geheel volmaakte, zuiver geestelijke leven, waarin hun hele wezen de onvergankelijke uitdrukking en het fundamentele beginsel is van al het leven en van alle omstandigheden en gebeurtenissen daarvan! Op deze wereld herkent de ziel door de in haar wonende geest immers via het lichaam de haar bekende en verwante mensen; ze kan bevriend en volkomen verwant raken met anderen, die zij vervolgens als zodanig altijd herkent aan hun gestalte en karakter. Als nu de ziel en de geest dat kunnen door de kerkermuren van het op zichzelf dode lichaam heen, hoeveel te meer zullen zij dat dan kunnen in hun volledig vrije toestand! Dat is immers al heel dikwijls waargenomen bij veel mediamieke personen die met gesloten ogen niet alleen hun omgeving vaak tot in alle bijzonderheden zagen, maar desgevraagd ook mensen die zich ergens in verre landen bevonden en al hun toestanden en omstandigheden snel en precies herkenden! En toch is een ziel van zo'n medi­um, hoe helder ook, nog lang niet in die vrije toestand, waar­in zelfs een minder volmaakte ziel zich na het afvallen van haar lichaam bevindt!
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...