Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

290 resultaten - Pagina 8 van 20

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20
[9] Toen ik 's morgens ontwaakte en uit de grot naar buiten stapte, kwam er ook al een geweldige leeuw heel behaaglijk naar de grot toe, die vermoedelijk zijn woning was. Toen hij mij zag stond hij stil en begon geweldig met zijn staart te slaan. Ik kwam hem met mijn onverschrokken, vaste wil tegemoet en beval hem, terwijl ik hem vast aankeek, om deze omgeving voor altijd te verlaten. En zie, de leeuw keerde zich om en verdween ergens in de woestijn! Datzelfde gebeurde al gauw daarna met twee panters, en op dezelfde dag met een reuzenarend die een oogje op onze grazende geiten had.
Hoofdstuk 160: Geloven en schouwen De geestelijke ontwikkelingsgang van de man uit Opper-Egypte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] En Ik zei: 'Wees nu stil; die zijn op aanwijzing van Mijn dienaar al ter plaatse, je zult ze allemaal op de Olijfberg aantreffen!'
Hoofdstuk 181: Terugkeer naar de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Vanaf dat moment liepen we snel doch heel stil door naar de Olijfberg.
Hoofdstuk 181: Terugkeer naar de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Jozef zei nu: 'Dat duurt bij hem nooit zo lang! Het is nu verstandiger hem met rust te laten; want hij heeft nu werkelijk wel heel veel gepraat en gesproken. En als hij eenmaal zo optreedt, is het maar het beste hem te laten gaan en te doen wat hij heeft aangeraden. Daar kan ik, als het ware zijn vader, ook niets aan doen. Opeens wordt hij dan stil en laat ons praten wat we willen. Laat hem daarom, eerbiedwaardige vrienden en beschermheren, maar een tijdje met rust; dan zal hij zelf wel weer met iets komen!'
Hoofdstuk 215: De opvoeding van de mensheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Toen werden de leerlingen stil, en Ik liep naar de blinde toe en zei: 'Hier sta Ik voor je. Wat wil je dat Ik voor je doe?'
Hoofdstuk 54: De hebzuchtige tollenaar en de Heer Over het geloof met de praktische werken der liefde Over schadevergoeding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[25] Jullie zijn ons weliswaar achterna gereisd, alsof jullie de waarheid uit Zijn eigen mond wilden horen; maar eigenlijk zijn jullie alleen maar met ons mee hier naartoe gekomen om de Heer van Gods heerlijkheid te beproeven. Maar Hij heeft jullie laten zien hoe onzinnig het is om als zwak, sterfelijk mens de Heer van leven en dood op de proef te stellen. En daarom zijn jullie dan ook stil en hadden jullie verder niets meer om Hem nog eens te beproeven. Daarom is.het voor jullie wel het verstandigste om deze geheiligde plaats weldra te verlaten en je in jullie oude zondenesten terug te trekken, zodat jullie niet iets nog ergers overkomt dan jullie al overkomen is!'
Hoofdstuk 63: Een schriftgeleerde stelt de Heer op de proef - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Toen werd het een tijdlang volkomen stil aan onze tafel; alleen aan de tafel van de jongeren werd af en toe een woord gezegd, aangezien de jonge mannen Rafaël allerlei dingen vroegen en hij hen daarover ook steeds zeer vriendelijk onderwees.
Hoofdstuk 68: Het opvoeden van kinderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Maar aangezien jullie nu unaniem van deze slechte opvatting afgestapt zijn en een ander besluit hebben genomen, kunnen jullie nu ook het geluk hebben om de Messias te zien en ook te spreken. Kom Hem echter vooral niet met een onderzoekend hart en een onderzoekende blik tegemoet, maar met geloof en liefde, dan zal ook Hij jullie met Zijn liefde tegemoet komen -maar in het andere geval met Zijn alles doordringende wijsheid en dan zouden jullie in de verste verte niet in staat zijn die te beantwoorden! Want zoals Hij heel goed wist met welke gedachten jullie hierheen gekomen zijn, zoals ik jullie nu openlijk meegedeeld heb, zo kent Hij ook iedere gedachte die wellicht nog, hoe stil en geheim ook, in jullie gemoed opkomt. Laat dit dus een vriendelijke raad aan jullie zijn, waarvan ik hoop dat jullie die opvolgen tot je tijdelijk en eeuwig welzijn!'
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Toen de vlucht kraanvogels boven onze hoofden vloog, minstens vierhonderd manslengten hoog, hield hij stil, de rij werd opgeheven, en de honderdzeven kraanvogels begonnen in cirkels te vliegen en daalden steeds lager en lager en dat zolang, tot ze nauwelijks zeven manslengten boven ons rondcirkelden en ons met hun nu niet zo welluidende gezang in zekere zin eer betuigden. Dit duurde een paar minuten en daarna daalden de vogels heuvelafwaarts naar de vlakte beneden, waar zich een tamelijk grote vijver bevond, waar Lazarus voor zijn huis de vissen kweekte, die weliswaar slechts van de gewone soort waren. In deze vijver dronken de vogels water, zoveel als ze nodig hadden voor hun verdere vlucht. Toen ze daar kennelijk allemaal van voorzien waren, gaven de zeven oudste het goed herkenbare teken om op te breken en verhieven alle vogels zich in één klap in de lucht, maar maakten vóór hun definitieve vertrek nogmaals enkele cirkels om de heuvel heen, waar wij ons bevonden. Daarop vlogen ze in cirkels snel tot hun oorspronkelijke hoogte, vormden daar direct weer de vroegere opstelling en trokken toen naar het noordoosten; pas op tamelijk grote afstand wijzigden ze hun noordoostelijke vliegrichting in een zuidoostelijke en raakten buiten ons gezichtsveld.
Hoofdstuk 101: De vlucht kraanvogels - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Ikzelf sprak weinig, liep meestal zwijgend voorop en had niemand naast Mij. Ik deed dat om sneller vooruit te komen, want anders zouden degenen die veel met elkaar te bespreken hadden ieder ogenblik stil zijn blijven staan om met elkaar te praten zodat we nauwelijks voor middernacht in Bethanië gekomen zouden zijn; want we moesten immers ook nog een uurtje bij de waard in het dal blijven, aangezien Ik dat 's morgens aan die familie beloofd had.
Hoofdstuk 124: De opwinding van de leerlingen van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] Na deze woorden werd het een poosje stil in de zaal; want iedereen dacht een tijd lang na over alles wat hij gehoord en gezien had.
Hoofdstuk 138: Over het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Dit vuur vervult echter Gods hele eindeloze scheppingsruimte en maakt in zijn volkomen rust de ether uit, waarin al die talloze grote hemellichamen rondzweven, ongeveer zoals vissen in het water. Als de hemellichamen in de eindeloos grote scheppings en tevens etherruimte ergens op één punt zonder enige beweging voor of achterwaarts stil zouden blijven staan, dus volkomen in rust, dan zouden ze spoedig als een dood lijk bederven, vergaan, helemaal oplossen en overgaan in de rustige ether. Maar daarom heeft de Schepper er met Zijn wijsheid en macht wel voor gezorgd, dat al die talloos vele hemellichamen in de grote etherruimte voortdurend en op allerlei manieren bewegen, en deze aldoor in hoge mate in een onrustige beweging brengen en bijgevolg tot een actief ontwaken dwingen.
Hoofdstuk 143: Het wezen van de elektriciteit - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Toen nu de voorhoede het dorp bereikte en ook zonder stil te staan verder trok, dook ook de zon al boven de verre horizon op en verlichtte de hele omgeving met haar stralen; ook het stof van de weg, waar het licht van de zonnestralen nu op viel, was heel mooi om te zien.
Hoofdstuk 157: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Van deze woorden van Mij stonden allen versteld, en de waard zei: 'Beste en wonderbare Meester! Dat er meer achter U schuilgaat dan bij een of andere profeet, dat ben ik stil in mijzelf direct gewaar geworden, hoewel ik het niet hardop durfde uit te spreken; maar aangezien U nu Zelf een groots en betekenisvol woord over Uzelf hebt uitgesproken, kan ik nu niets anders meer doen dan zeggen: Heer, ik ben het niet waard om mijn ogen naar U op te slaan, maar wees mij, arme zondaar, genadig en barmhartig!'
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Maar de leerlingen die vooruit waren gegaan waarschuwden hem en zeiden dat hij niet zo geweldig moest schreeuwen, maar dat hij stil moest zijn, omdat het zo dicht bij de kennelijk grote plaats teveelopzien zou baren.
Hoofdstuk 168: Aankondiging van het lijden. De leerlingen en de blinde langs de weg naar Jericho (Luc. 18: 31-43) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20