Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

640 resultaten - Pagina 8 van 43

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[5] Dan vraag ik, waar deze talloos vele padden vandaan gekomen zijn en wie ze zo gemaakt heeft? Wie anders dan de natuurkrachten, die toevallig zo tegen elkaar zijn opgebotst dat uit hun tegengestelde krachten juist de padden moesten ontstaan! Die in het water terecht kwamen, vonden waarschijnlijk in hun voornaamste element geschikt voedsel, en vele daarvan zullen wel behouden zijn; maar die op de gloeiend hete aarde vielen, troffen een hun wezenlijk vijandig element aan en krachten die zich zeer tegen hen teweer stelden, en het gevolg was het volledige oplossen van hun door hun korte bestaan nog te weinig vaste lichaam. De natuur werkt, zoals men uit zoveel verschijnselen heel duidelijk kan aflezen, altijd blind, zonder welke economische berekening dan ook; zij schept dingen van een bepaalde soort steeds in onnoemelijke aantallen, waarvan gewoonlijk nauwelijks het honderdste deel degelijk en duurzaam blijft bestaan. Kijk maar eens naar een boom die in het voorjaar bloeit! Wie zou de duizendmaal duizend bloemen willen of kunnen tellen? Men behoeft echter maar acht dagen na de bloeitijd onder de boom rond te lopen om reeds een grote hoeveelheid afgevallen bloemen met vruchtbeginsel op de grond te vinden; vervolgens gaat echter het afvallen van overtollige, aankomende vruchtjes steeds maar door tot dat, wat aan de boom overblijft, volledig rijp is geworden"
Hoofdstuk 32: De natuurfilosofie van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (ROCLUS:) 'Als de een of andere zeer wijze god de schepper zou zijn van de boom en zijn vruchtbeginselen, zou hij beslist economischer te werk gaan, want binnen de sfeer van de wijsheid valt toch ook een wijze economie! Maar uit het vaak zeer oneconomisch beginnende kiemen van de dingen blijkt toch wel meer dan duidelijk, dat de dingen die uit de ruwe natuurkrachten tijdens hun wederzijdse, zich meestal op dezelfde wijze steeds herhalende strijd tevoorschijn komen, met enorme aantallen beginnen te groeien, waarvan er dan slechts een aantal tot rijping komen in zover de strijdende krachten elkaar niet wederzijds tot zwijgen brengen; want met dit zwijgen houdt de aandrijvende kracht van het worden en onderhouden op en daarmee noodzakelijkerwijs het ontstane werk zelf In zover zich echter de eenmaal begonnen strijd nog in stand houdt en voortduurt, zal ook zijn werk met hem voortbestaan, gedijen en een bepaalde rijpheid bereiken.
Hoofdstuk 33: De god van de natuurfilosofen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Men moet in zichzelf liefde door liefde vergaren en de liefde daardoor steeds machtiger maken! Door deze geconcentreerde levenskracht zal men waarschijnlijk heel gemakkelijk met succes het hoofd kunnen bieden aan die vijandelijke andere krachten, en daardoor als overwinnaar het voortbestaan van zijn leven voor eeuwig veilig kunnen stellen temidden van duizend vijandige krachten, die, al is het niet lichamelijk, dan toch in zekere zin geestelijk blindelings op hem inwerken. Want iedere kracht op zichzelf is toch oorspronkelijk geestelijk en moet dat ook zijn, omdat wat wij eenmaal te zien krijgen niet meer de werkende kracht zelf is, maar alleen het resultaat daarvan. Wanneer we de werken van de algemene natuurkracht opmerkzaam gadeslaan, wordt ons al gauw duidelijk dat bepaalde krachten, als delen van de algemene oerkracht, zich onder bepaalde vanzelf opgetreden voorwaarden geconsolideerd moeten hebben omdat ze anders, gezien het feit dat ze steeds op gelijke wijze blijven voorkomen, niet in staat zouden zijn om steeds dezelfde gevolgen te veroorzaken. Dezelfde gevolgen veronderstellen ook steeds dezelfde oorzaken. Een kracht die steeds door dezelfde onveranderlijke gevolgen duidelijk manifesteert dat hij niet verandert, moet in zichzelf een volledig bewustzijn en een voor haar activiteit geheel toereikende en heldere intelligentie hebben, waarmee ze zich zo goed mogelijk van de nodige wapens voorziet waardoor ze altijd als winnaar uit een gevecht met andere, nog ruwere krachten, tevoorschijn kan treden en dat ook zal doen; want zou ze op een of andere manier overwonnen of te niet gedaan worden, dan zou datgene wat haar activiteit had voortgebracht, ook zeker nooit en te nimmer tevoorschijn komen. Laten we maar eens aannemen dat de onzichtbare kracht door wier activiteit bijvoorbeeld de vijg ontstaat, door andere krachten opgeheven zou kunnen worden, dan zou er ook nooit meer ergens een vijg tevoorschijn komen!
Hoofdstuk 35: Roclus laat zien dat het hart de zetel is van de ware godheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] Want alle door de hele oneindigheid van God uitstromende krachten zijn te vergelijken met talloze armen van één en dezelfde almachtige God, en kunnen ook onmogelijk op een andere manier actief worden en actief zijn dan enkel en alleen doordat ze hiertoe aangezet worden door de goddelijke wil, omdat ze in feite niets anders zijn dan pure uitstralingen van de goddelijke wil.
Hoofdstuk 76: De vrijheid van de menselijke wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Maar God boven alles uit alle macht liefhebben, is met zo gemakkelijk als jij je dat voorstelt! Daar is vooral een volgens de wetten van Mozes volkomen zuivere levenswandel voor nodig. Als deze levenswandel door allerlei tegen de orde indruisende levensfouten (zonden) werd verstoord, hebben noodzakelijkerwijs ook alle krachten die voor het leven nodig zijn schade geleden, en daardoor zijn deze tot materie geworden en zodoende als het ware volledig gedood.
Hoofdstuk 83: Levensvervolmaking en wonderkracht door de liefde tot God en de naaste. Ware en valse profeten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Toentertijd had de heerser geen wapens nodig; zijn woord was reeds alles in alles. Wat hij aanraadde en wat hij wilde hebben, werd met vereende krachten tot stand gebracht en dit alles met grote liefde en vreugde. Wie een of andere schat vond of een bijzonder mooi kunstwerk vervaardigde, bracht dit naar de leider van het volk. Want bij de ouden bestond de wijze gewoonte om als volgt te oordelen: 'Wat er ook maar enigszins toe kan dienen de wijsheid van de leider te verhogen, moet aan hem gegeven worden; want de wijsheid van de leider is de orde en het geluk van de volkeren!'
Hoofdstuk 87: Over sieraden van goud en edelstenen bij heersers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] En wanneer wij door een dergelijke waarneming reeds genoodzaakt zijn om vast te stellen dat talloze krachten, met hun verschillende activiteiten die zich steeds herhalen, onvernietigbaar geconsolideerd zijn, en wanneer we ook zien dat zelfs wij mensen onze vorm en oorspronkelijke hoedanigheid steeds weer herscheppen, kunnen we ook wel als vaststaand aannemen dat de kracht waaruit wij zijn voortgekomen, zichzelf als blijvend levensprincipe voor eeuwig heeft vastgelegd. En als deze kracht behouden is gebleven, kan ook ieder mensenleven zichzelf vastleggen als het zijn levensprincipe waarachtig gevonden en met de juiste middelen ontwikkeld heeft, en daarna geestelijk voor eeuwig en altijd voortbestaan. Want ik denk dat het voor een eenmaal van zichzelf bewuste en denkende levenskracht, als ze zichzelf eenmaal goed gevonden heeft, en ze zichzelf en ook haar omgeving geheel doorziet, nooit meer te moeilijk zal zijn om middelen te vinden waarmee ze voor eeuwig het hoofd kan bieden aan een buitengewoon machtige, maar slechts ruwen blind werkende kracht wat de mensen op deze wereld dan ook laten zien. Laat maar eens alle orkanen en een heel miljoen bliksems los op de piramiden van Egypte! Zullen ze mensen, die zich helemaal in de binnenste catacomben bevinden schade toe kunnen brengen? Kortom, reeds op deze wereld laten de mensen zien, dat ze zich heel goed weten te beschermen tegen de ruwen boosaardig werkende krachten. Wie leerde hun dat? De ervaring, hun scherpe verstand en de noodzaak!
Hoofdstuk 35: Roclus laat zien dat het hart de zetel is van de ware godheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Ik vraag me af hoe zoiets mogelijk is en geef mezelf dan het antwoord hierop, namelijk dat die magiër uit Thebe duidelijk nog veel en veel meer thuis was in de geheime krachten van de natuur. Hoe zou het anders mogelijk geweest zijn om door een en hetzelfde raam, waardoor ik tevoren heel goed de werkelijke natuurlijke omgeving zag, een gebied met een meer tevoorschijn te toveren en het vorige landschap geheel te laten verdwijnen? Hij liet toen het meer weliswaar weer verdwijnen en het oorspronkelijke landschap weer ontstaan; maar hij had het gebied met het meer ook voor altijd kunnen laten bestaan, - wat hij echter niet wilde omdat het oorspronkelijke gebied al zeer lang tot een van de meest vruchtbare streken behoorde, en omdat zulke mooie akkers, weilanden en tuinen voor de mensheid immers duidelijk van meer nut zijn dan een op een zee gelijkend onafzienbaar ver uitgestrekt meer met enkele eilanden en schepen.
Hoofdstuk 44: Roclus vertelt over de toverkunst van een Indische magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (RAPHAËL:) 'Je hebt je afkeurend uitgelaten over de boetedoeningen van de Indiërs! Over vijftig jaar al zullen jullie nog tienmaal ergere invoeren; want als jullie er mogelijkerwijs slechts voor gezorgd hebben dat het grootste gedeelte van het volk in zijn geloof sterk van jullie afhankelijk is, waar het heel gemakkelijk toe te brengen is door jullie pseudo wonderen, dan zal het volk, wat er ook gebeurt, zich daar spoedig en zonder enig weerwoord in schikken. Want in hun domheid kunnen ze jullie voor niets anders aanzien dan voor knechten van de goden op deze aarde die met allerlei geheime, goddelijke, alles vermogende krachten zijn toegerust, waar geen aardse wil en geen wereldse, menselijke kracht ook maar enigszins tegen opgewassen is.
Hoofdstuk 50: De gevaren van de bedrieglijke wonderen van de orde der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Voor een God is het mogelijk om hier ook een nieuwe wereld te scheppen; want hij heeft de centrale levensdraden in zich, en het kan niet anders dan dat hij hiermee alle wezens en alle elementen van de gehele natuur volkomen in zijn macht moet hebben. Hij hoeft maar iets vast te willen en het moet zich dan volgens zijn allerhelderste en hoogst volmaakte intelligentie vormen. Archimedes, 'n grote wijze, die met heel wat krachten vertrouwd was, zei: 'Geef me een vast punt boven de aarde, en ik licht de hele wereld uit haar voegen!' Dat was weliswaar een stoutmoedig, maar toch een groot woord; maar het zou hem wel zwaar gevallen zijn om met zijn schroefhefbomen de hele aarde uit haar voegen te lichten.
Hoofdstuk 54: Wat Roclus over de Nazarener heeft gehoord en zijn opvattingen daarover - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Als jij je houdt aan de eenvoudige geboden van God en God waarachtig boven alles liefhebt, dan word je toch immers steeds meer één met het weten en willen van God. Op die manier word je wijzer en wijzer en in dezelfde mate ook machtiger, en zo krijg je ook steeds meer inzicht in je willen. Je innerlijke goddelijke licht zal tot een alziendheid verheven worden, waardoor je in de overigens nog bestaande levensduisternis de werkzame levenskrachten niet alleen zult voelen, maar ook zult zien; en doordat je de volmaakt vrije wil van God in je hebt, zul je ze er ook toe kunnen brengen om op deze of gene manier actief te worden. Juist doordat je de talloze, voortdurend van God uitgaande krachten ieder op zich en individueel herkent en doorziet, krijg je er als bezitter van de goddelijke wil vat op, en kun je ze ook bestemmen en bundelen voor een wijze handeling en een wijs doel. Ze zullen dan ook meteen zo in actie komen als wanneer God ze direct Zelf voor een bepaalde activiteit had bestemd.
Hoofdstuk 76: De vrijheid van de menselijke wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] En als dat allemaal zo is, zoals de ervaring dit iedere dag aan ieder mens laat zien, dan kan er ook in de verste verte geen sprake zijn van boosaardig demonische gewelddadige krachten die aan de ziel trekken en haar bepalen; want alles hangt van de wil en het inzicht en uiteindelijk van de liefde van de ziel af. Zoals jij het wilt, inziet en liefhebt, zo geschiedt jou -en onmogelijk ooit anders!
Hoofdstuk 98: De zelfbeschikking van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Zeg eens, of jou ook maar één wonder in verwarring heeft gebracht! Jij ging er bij je eigen wonderdoenerij alleen vanuit, dat er op de hele wereld geen bovennatuurlijk wonder zou kunnen bestaan; maar dat er mensen zouden zijn die door hun talent en hun vaardigheden het een en ander afgekeken hebben van de geheime natuurkrachten, het dan zelf op gang brachten en dan zo de andere schapen van mensen noodgedwongen tot de hoogste verbazing moesten brengen, omdat die in de verste verte niet konden vermoeden hoe een wonder met heel natuurlijke krachten kan gebeuren.
Hoofdstuk 129: De geestelijke rijpheid van de maaiers van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Als mensen met hun uiterst beperkte waarnemingsvermogen en zintuigen op déze wereld al heel wat onzinnige dingen heel goed onder.kennen, beoordelen, veroordelen en tenslotte ook flink bestraffen, terwijl ze eigenlijk merendeels niet beschikken over het innerlijk waarheidsvermogen, hoeveel temeer zullen ze dat dáár dan doen, waar de waarheld steeds als een van de onoverwinnelijkste krachten geheel alleen heer en meester is over alles wat bestaat!
Hoofdstuk 136: De bedrieglijke opwekkingen uit de dood door de Essenen worden verboden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Er daalt geen God en geen engel op de aarde neer die overal zegt: 'Kijk, jullie moeten dit en dat eten als jullie honger hebben!', maar de honger komt en de mens proeft met zijn mond de overal groeiende vruchten, en die hem aanstaan neemt hij en stilt op aangename wijze zijn honger. Als hij dorst heeft, zoekt hij een frisse bron op, heeft hij het koud, dan zal hij zich spoedig uit allerlei fijne stoffen die zijn huid niet prikkelen en steken desnoods een omhulsel in elkaar vlechten en zijn huid op die manier beschermen tegen de koude van de lucht. En als hij bescherming wil hebben voor regen en wilde dieren, zal hij ook gauw een hut klaar hebben; want daarvoor zijn hem immers allerlei middelen geboden. Waar hij ook maar naar toe gaat, hij vindt meteen een aantal gaven die hij als zodanig gemakkelijk kan herkennen en met de hem daarvoor verleende krachten even gemakkelijk kan gebruiken"
Hoofdstuk 97: De vrije wil van de mens. De hulp van de goddelijke genade - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...