Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 8 van 728

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[6] Het eerste teken van Gods gunst was iets noodzakelijks, zonder enige vrijheid en dus ook zonder duurzaamheid. Het tweede teken van Gods gunst Iaat de mens echter volkomen vrij om het te aanvaarden of niet, en daarom -omdat het in het geheel niet dringt of dwingt -is het voor altijd en eeuwig onaantastbaar. Want waar geen vijand is, is ook geen vernietiging; onder 'vijand' wordt hierbij alles verstaan wat een vrij bestaan, hoe dat er ook uitziet, belemmeren zou.
Hoofdstuk 3: De menswording van het eeuwige woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. Joh. I:17) Zo ziet de wet er uit die aan het eerste leven gegeven moest worden, en dat begon al in het begin bij de eerste mens en in het verdere verloop gaf Mozes deze nog eens door, waarom hij in dit vers ook als vertegenwoordiger van de wet aangehaald wordt. Uit de wet kon echter niemand ooit de echte levensvrijheid verkrijgen, omdat de wet een belemmering en geen aanmoediging van het leven is.
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] (Johannes zei echter: 'Ik ben de stem van een die roept in de woestijn en de weg bereidt voor de Heer, gelijk de profeet Jesaja voorspeld heeft.' Joh. 1:23) Waarop Johannes dan pas erkent, dat hij slechts een roepende in de woestijn is en - naar Jesaja's profetie - de weg bereidt voor de Heer!
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] De oorzaak van de ontkenning van Johannes ligt daarin, dat Johannes zich hier alleen de naam wil geven, die past bij zijn huidige taak en niet die bij zijn eerdere taak paste, toen hij als Elia op aarde was. Elia moest straffen en de Moloch vernietigen; Johannes moest echter oproepen tot oprechte boetedoening, de vergeving der zonden uitdelen door de doop met het water, en op deze wijze voor Mij de weg bereiden. En dit werk bepaalde voor hem, wie hij werkelijk was.
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] (En die gezonden waren, behoorden bij de Farizeeën. En deze vroegen hem nog meer en zeiden tot hem: 'Waarom doopt u dan, als u noch Christus, noch Elias en verder ook geen profeet bent?' Joh. 1:24-25) Omdat hij echter wel doopte, wat overigens alleen aan de priesters en de daartoe geroepen profeten, die dat konden bewijzen, toegestaan was, vroegen de door de jaloerse Farizeeën gezonden priesters en levieten aan hem, waarom hij dan op deze manier de mensen doopte, terwijl hij toch noch het een noch het ander was.
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] (En hij zei hen de waarheid toen hij zei: 'Ik ben Christus, de beloofde Messias, niet.' En zij vroegen hem verder: 'Wie bent u dan? Bent u Elia?' En hij zei: 'Ik ben het niet!' -En verder vroegen ze: 'Bent u een profeet?' - Hij antwoordde: 'Neen!' Joh. 1:20-21) De reden waarom ze Johannes ook vroegen of hij Elia of een andere nieuwe profeet was, vond zijn oorsprong in het feit dat er in hun profetische geschriften stond, dat Elia vóór de beloofde Messias zou komen en heel Israël op de grote komst van de Messias zou voorbereiden! Tevens zouden er in die tijd ook nog andere profeten opstaan, die eveneens als herauten voor de Messias uit zouden gaan. Dat wisten de met de Schrift bekende afgezanten uit Jeruzalem en daarom vroegen ze dat aan Johannes. Deze erkende echter dat hij dat allemaal niet was.
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Johannes wond zich echter op en zei: 'Jullie addergebroed, jullie slangengebroed! Denken jullie daarmee het gericht te ontgaan? Zie de bijl, waarmee jullie ons zouden willen vernietigen, ligt reeds aan jullie wortel; ziet toe hoe je het verderf ontlopen zult! Als je niet in zak en as boete doet en je niet laat dopen, dan zullen jullie te gronde gericht worden!
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Na het aanhoren van deze krachtige taal van Johannes blijven er een paar over, die zich door hem laten dopen; het grootste deel trekt echter woedend weg.
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De hier gegeven uitleg is weliswaar op zichzelf geen evangelische verklaring, maar toch wel nodig, omdat zonder deze de evangeliën, voor wat betreft hun uiterlijke historische betekenis, in onze tijd nauwelijks te begrijpen zijn, en hun innerlijke geestelijke betekenis nog veel minder. Dit geldt vooral voor de profetische boeken uit het oude testament, waarin in plaats van verklarende zinnen alleen maar daarmee overeenstemmende beelden voorkomen, en waar natuurlijk van een beschrijving, van welke bijbehorende omstandigheid dan ook, geen sprake kan zijn. Omdat we nu echter deze regels uit de toenmalige tijd kennen, zal het voor ons in het vervolg niet zo moeilijk zijn om alle hiernavolgende teksten en verzen gemakkelijker met elkaar te verbinden, juister te lezen en in ieder geval het natuurlijke, historische deel beter te begrijpen. Wij willen zo'n korte analyse ook nog maken van het 36e en 37e vers, zodat de gegeven regel begrijpelijk wordt.
Hoofdstuk 7: Drie verzen als voorbeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] De oorspronkelijke tekst luidt: 'En twee van zijn leerlingen hoorden hem spreken en volgden Jezus.' In onze tijd zou het vers, zonder de betekenis en de zin geweld aan te doen, aldus luiden: 'Toen echter de beide leerlingen, die bij hem waren, hun meester zo hoorden spreken, verlieten zij hem dadelijk en gingen naar Jezus, en omdat Jezus Zich nu van deze plaats verwijderde, volgden ze Hem.
Hoofdstuk 7: Drie verzen als voorbeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Maar Jezus keerde Zich om, zag de twee volgen zei tegen hen: Wat zoeken jullie?' Zij zeiden echter tot Hem: 'Rabbi, waar houdt Gij verblijf!' Joh. 1:38) Ook deze tekst is een vervolg op de voorgaande en is meer geschiedkundig dan geestelijk, want hiermee begint in eerste instantie de bekende en op een bepaalde manier nog geheel stoffelijke opname van de apostelen. Het vindt plaats in dezelfde omgeving waar Johannes verbleef, en wel in Bethabara, een zeer armelijk, door arme vissers bewoond gehucht, en dat is dan ook de reden waarom de beide leerlingen al zo snel naar het onderkomen vragen, en eigenlijk van Mij willen weten in welke hut Ik woon.
Hoofdstuk 8: Bethabara. De Heer roept Andréas en Petrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De beide leerlingen wisten wel dat Ik al enige tijd in deze omgeving woonde, want ze konden Mij al wel ettelijke malen daar gezien hebben, zonder echter te vermoeden wie Ik was. Daarom vroegen ze ook niet direct naar Mijn eigenlijke geboorteplaats, maar slechts naar het onderkomen in het plaatsje Bethabara, dat voor het merendeel uit schamele vissershutten bestond, die uit leem en biezen opgetrokken waren en vaak nauwelijks zo hoog waren, dat een man er rechtop in kon staan.
Hoofdstuk 8: Bethabara. De Heer roept Andréas en Petrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] (En Andréas brengt hem tot Jezus. Toen Jezus hem zag, zei Hij: 'Jij bent Simon, de zoon van Jona; van nu af aan zul je echter Céphas heten!' Joh I:43) Als Simon zo over Mij hoort spreken, uit hij levendig de wens om Mij zo snel mogelijk te zien, want hij was niet bij de doop aanwezig geweest. Andréas zegt: 'Vandaag kan dat met goed fatsoen niet meer gebeuren, maar morgen zul je bij het aanbreken van de dag bij Hem zijn!'
Hoofdstuk 8: Bethabara. De Heer roept Andréas en Petrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] (En Nathánaël zei tegen hem: 'Wat voor goeds kan er uit Nazareth komen? Philippus zei daarop: 'Kom en zie het zelf!' Joh. 1:46) Nathánaël reageert wat onwillig en zegt: 'Wie kent het slechte nest Nazareth niet?! -Wat voor goeds kan er dan wel uit dit nest komen?! En de Messias wel het allerminst!' Philippus zegt echter: 'Ik weet wel, dat je het in dit opzicht altijd met mij oneens was, hoewel ik je wel honderdmaal mijn redenen verklaard heb, maar kom nu en overtuig je zelf, en je zult beamen, dat ik volkomen gelijk heb gehad!'
Hoofdstuk 9: Jordaan. Ook Philippus en Nathanaël volgen. De bruiloft te Kana in Galiléa. De tempelreiniging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] (Als Jezus Nathánaël tot Zich ziet komen, zegt Hij hardop over hem: 'Zie een goede Israëliet, in dewelke geen bedrog is!' Joh.1 :47) Na deze woorden gaat Nathánaël met Philippus in de richting van Jezus, Die intussen een honderd passen verderop wat uitrust. Als beiden echter in de nabijheid van Jezus zijn, zegt Deze hardop: 'Zie Israëliet, een goede waarin geen bedrog is!'
Hoofdstuk 9: Jordaan. Ook Philippus en Nathanaël volgen. De bruiloft te Kana in Galiléa. De tempelreiniging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...