Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

590 resultaten - Pagina 8 van 40

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[9] Ook zag ik bij deze ziel vooraf geen duidelijk aanwijsbare nevelwolk, maar vrijwel meteen een heel goed gevormde menselijke gestalte die slechts met een uiterst lichtviolette draad met het lichaam verbonden was die al gauw helemaal afbrak, waarop de ziel meteen volledig vrij in een verblindend wit, geplooid gewaad van de fijnste byssus temidden van enige wijze en machtige geesten stond zoals ik daarnet heb verteld.
Hoofdstuk 137: De rabbi houdt zich niet aan zijn woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] 'Mij is de toorn en Mij is de wraak!' spreekt de Heer door de mond van de profeet. Dat dat zo is, bewijzen de verdrijving van Adam uit het paradijs, de zondvloed ten tijde van Noach, de goedkeuring van de vloek van Noach over een van zijn zonen; later de ondergang van Sodom en Gomorra en de tien omliggende steden op de plaats waar wij thans de Dode Zee bewonderen; nog later de plagen van Egypte en die van de Israëlieten in de woestijn; dan de door God bevolen moorddadige oorlogen tegen de Filistijnen, de Babylonische gevangenschap en nu uiteindelijk de totale onderwerping van het volk van God door de macht der heidenen!
Hoofdstuk 141: Gods 'toorn'. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Ik antwoordde hem in het Grieks en zei: 'Die twee grote vleermuizen hebben nu gezamenlijk boven zijn borstholte de gestalte van een heel bedroefd uitziende aap aangenomen en proberen nu zich los te maken van het lichaam, maar zij schijnen daar nog dusdanig door aangetrokken te worden dat het hun voorlopig nog niet mogelijk is geheel van het lichaam weg te gaan; maar hoe langer zij zich inspannen des te meer verenigen zij zich en -kijk, nu zijn zij als één etherisch wezen los van het lichaam! Het hurkt en springt nu nog om het lichaam alsof het iets zoekt!'
Hoofdstuk 149: De zelfmoord van de door de tempel vervloekte Esseen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] De vloek van de mensen is een kwalijk voortbrengsel van hun duistere kant; zij richten zichzelf en hun medemensen te gronde en storten uiteindelijk hele volkeren in de grootste nood, in de grootste ellende en totale vertwijfeling. U, mijn arme aardse vader, werd gedood door de tienvoudige vloek van de hogepriester, hoewel God u niet vervloekt zou hebben. In uw grote vertwijfeling ontnam u zichzelf het tijdelijke, lichamelijke leven en nu bent u hier als triest produkt van de hoogmoed van mensen die zich god wanen. Maar ik heb beslist genade van God gekregen, en genoeg inzicht en kracht om de tienvoudige vloek van de hogepriester, die u in de vorm van zwarte watervogels plaagde, bij u weg te nemen en nu bent u buiten op het droge. Ik zal nu alles in het werk stellen om, zoveel mijn levenskracht mij daartoe in staat zal stellen, u hier in uw grote nood en armoede te helpen!'
Hoofdstuk 150: De zieletoestand van de twee verongelukten in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Als iemand naar een jonge vrouw kijkt die lichamelijk volmaakte, weelderige vormen heeft, wordt hij meteen door en door gegrepen door zo'n gestalte, en zijn hart zal direkt een van liefde gloeiend verlangen koesteren om deze jonge vrouw de zijne te kunnen noemen. Hoe komt dat? Omdat de lichamelijke aantrekkelijkheid van de jonge vrouw puur een produkt is van veelliefde, en materie die gebaseerd is op liefde, kan en moet in de medemens datgene opwekken wat het zelf ook is.
Hoofdstuk 152: Verschillende soorten van zelfmoord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Jullie, mannelijke bedienden van dit huis, moeten echter klapper - en ringslangen zien te krijgen, die moet je de kop afslaan, schoonmaken en koken, en de bouillon daarvan verscheidene malen drinken, anders gaan jullie allen binnen een jaar dood aan totale uitputting; want de uitwaseming van deze beide vrouwelijke wezens, waarvan jullie geen weet hebben, maakt dat iedere man die hen vooral nu te dicht nadert, erdoor wordt aangetast en op z 'n laatst binnen anderhalf jaar letterlijk een mummie wordt!'
Hoofdstuk 156: De dood van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Wel, de specifieke zielekrachten van deze giftige wezens en hun intelligentievermogen gaan uiteindelijk samen en vormen uiteindelijk ook een gestalte, maar altijd. alleen. een vrouwelijke, die dan natuurlijk ook altijd nog een bijzonder giftige eigenschap heeft. Deze zielen komen uiteindelijk ook op de weg van het vlees doordat zij ergens door middel van de geslachtsdaad op de bekende wijze worden verwekt."
Hoofdstuk 158: Het gif in mineralen, planten, dieren en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Kortom, als een ziel eenmaal op grond van een slechte opvoeding geen enkele liefde, ook geen eigenliefde, meer heeft, is ook de gehele ziel doordrongen van de ergste vijand van het leven, namelijk de hel, en daardoor wordt zij zelf een vijand van haar eigen leven en bestaan en probeert dat steeds op de een of andere pijnloze wijze te vernietigen! Bij zo'n totale vijandschap ten aanzien van het leven moet tenslotte dat leven wel geheel uit haar voegen gelicht worden, en in het hiernamaals kan zo'n ziel dan onmogelijk anders zichtbaar worden dan geheel teruggebracht tot de vormen die oorspronkelijk aan haar ten grondslag lagen, en dit slechts als skeletten zonder vlees, die enkel het noodzakelijke gericht in zich dragen.
Hoofdstuk 152: Verschillende soorten van zelfmoord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] SIMON zegt: "U zij eeuwig mijn volle liefde en mijn innigste dank, omdat U, o Heer, mij, een jonge knaap, in Uw genade en liefde waardig achtte hier voor hen die U liefhebben die verborgen geheimen te ontsluieren, die, sinds zij geschreven zijn tot op heden, nog niemand heeft ontsluierd! Mijn ziel verheugt zich uitermate over deze genade. Dat wil echter niet zeggen dat zij daarom hoogmoedig is; integendeel, ik wordt alleen maar steeds deemoediger hoe meer ik Uw alles en mijn totale niets inzie en begrijp. Maar U, o Heer, weet wel dat ik steeds moeite heb met mijn gevoel voor humor, en de heerlijke wijn wakkert die neiging nog meer aan en daarom kan ik hier bij het gevraagde zesde vers niet nalaten, hoe ernstig het ook is, enige humor toe te voegen."
Hoofdstuk 171: Simon legt enige verzen van het Hooglied uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Onze pikzwarte huid is in veel opzichten wel een heel zware last voor ons, want in de eerste plaats trekt deze, zoals wij veelvuldig ervaren hebben, de hitte veel meer aan dan een wat lichtere kleur, en in de tweede plaats zijn wij altijd afschrikwekkend lelijk vergeleken bij uw witte gestalte. Hoe mooi is bijvoorbeeld de hemelse gedaante van het hier aanwezige meisje, en hoe lelijk daarentegen die van een meisje bij ons! Wij zien en voelen dat, en toch kunnen wij ons geen andere kleur geven! Wat heeft u een prachtig haar, en wat een lelijk, verward, zwart, kort, wollig haar hebben wij om ons hoofd te sieren! Maar wij morren niet en zijn tevreden met alles wat U, o Heer en Meester, voor ons bestemd heeft!
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Maar hun minder vrije wil is veel sterker dan jullie volledig vrije! Wat de zwarten eenmaal willen, zetten zij ook door - ook al moesten zij daarvoor bergen verzetten! In het verloop van deze dag zullen zij nog wel een paar bewijzen van hun standvastige wil laten zien waarover jullie je zult verwonderen! Dat zij echter in al hun doen en laten onveranderlijker zijn dan jullie, als nakomelingen van Seth, bewijst en toont reeds hun gestalte.
Hoofdstuk 197: Geestelijke voor en nadelen van de zwarten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Ja, datgene wat rechtstreeks op het zonnelichaam gebeurt, heeft op de aarde geen enkele uitwerking; maar de zwarte vlek op de zon is niet zo klein als hij vanaf deze aarde lijkt! Dáár heeft hij in werkelijkheid een omvang die enige duizenden malen groter is dan de totale oppervlakte van de aarde. Daardoor ontstaat dan voor de heel gevoelige levensgeesten van de aarde reeds een merkbaar gemis aan licht en warmte. Op slag worden zij angstig en gaan over tot een overmatige activiteit, en huilende stormen, wolken, regen, hagel en sneeuw, soms zelfs in de hete landen van de aarde, zijn de gevolgen van zo'n heel geringe wanorde op een -zeg maar -punt van de zon. Dat komt doordat de wanorde op de zon zich ook in haar uitstralende levenssfeer, die zich nog zeer ver voorbij deze aarde in de grote scheppingsruimte uitstrekt, doet voelen. Dat moet dan op de hemellichamen die zich binnen het bereik van het uitstralende leven van de zon bevinden, in dezelfde mate nadelig uitwerken, als dat anders de ongestoorde licht en warmte orde van de zon, eveneens door haar uitstralende levenssfeer, op de tot de zon behorende planeten een weldadige uitwerking heeft."
Hoofdstuk 215: De uitstralende sferen van mens en zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] IK zeg: "Ik heb jullie al eerder eens laten zien hoe een ziel, en tenslotte de gehele mens, door een verkeerde opvoeding alle menselijke vermogens verliest om tot een met Mij overeenstemmende staat van heerlijkheid te komen. Als je bij een kind het eerst het verstand op een bepaalde manier vormt, en de hersenen, terwijl ze nog niet voor twee derde volledig ontwikkeld zijn, toch gedwongen worden om woorden, beelden en getallen in enorme aantallen op de nog zeer zachte en ook nog waterige hersenplaatjes die bezig zijn zich te vormen, in overeenkomstige beelden op te nemen, dan worden de bovengenoemde plaatjes enerzijds te sterk gehard en anderzijds door te grote geheugeninspanningen in een totale wanorde gebracht, waardoor zulke kinderen later als jongemannen en nog later als mannen voortdurend geplaagd worden door hoofdpijn, waarvan zij hun leven lang nooit geheel verlost kunnen worden.
Hoofdstuk 227: Hersenen en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Bij een volk waar dus ontucht en hoererij hoogtij vieren, bezitten de mensen totaal geen uitstralende levenssfeer; zij zijn traag, laf en gevoelloos en niets bezorgt hun nog een verheffend en gelukkig stemmend genoegen, en een mooie vorm of gestalte doet hun niets. Zij leven alleen voor het stomme, dierlijke genot waar hun lichaam hen toe drijft; voor al het andere hebben ze of heel weinig, of helemaal geen gevoel!
Hoofdstuk 231: De zegen van een verwekking volgens de gestelde orde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Pas wanneer de nood het hoogtepunt bereikt, waarin de ziel, door de machtige druk van de totale vertwijfeling, in een soort gloeien zal overgaan, zullen uit de overgrote angst in haar hart, dus uit haar vreselijk benauwde gemoed, als uit een smidsvuur, gloeiende vonkjes opstijgen naar haar hersens, en daardoor zullen zich schemerbeelden van haar nood, haar kwelling, haar pijn, haar smart, haar ellende, haar onmacht, haar verlatenheid inprenten op haar hersenplaatjes; dan pas zal zij zelf weer tot enige heel povere ideeën komen en na lange tijd in staat zijn om uit zulke erg armzalige beelden voor zichzelf een heel schamele woonwereld te bouwen!
Hoofdstuk 237: Welke gevolgen het heeft wanneer hersenen geen geestelijk licht hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...