Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2924 resultaten - Pagina 9 van 195

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[5] ('Die van boven komt, is boven allen; wie van de aarde is, is van de aarde. Hij, Die uit de hemel komt, is boven allen.' Joh. 3.31 ) Degene, Die de macht heeft om voorschriften te geven, is boven; en hij, die gehoorzamen moet, is beneden. -Er kan gevoeglijk echter niemand boven zijn, die boven niet thuis hoort. Degene, die van boven komt, staat boven allen. Wie tot de aarde behoort, kan nooit van boven zijn, maar is altijd slechts van de aarde en kan alleen maar spreken over de aarde. Hij, die echter van de hemel komt, staat boven allen; want Hij is de Heer en kan derhalve doen wat Hij wil, en kan dopen met water, vuur en geest, want alles behoort Hem toe!
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Ik denk echter, dat Hij Zelf niet met water doopt, maar slechts met het vuur van de geest; Zijn leerlingen daarentegen zullen de mensen vooraf op mijn manier dopen, dat wil zeggen al diegenen, die niet reeds door mij gedoopt zijn. -De mens heeft echter niets aan de waterdoop, als hij daarna niet gedoopt zou worden met de geest van God.'
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] ('En getuigt, wat hij gezien en gehoord heeft; en toch wil bijna niemand zijn getuigenis aannemen.' Joh. 3:32) Het water getuigt alleen over het water en reinigt de huid van het vuil van de aarde. De Geest van God, waarmee alleen de Heer dopen kan omdat deze Geest Zijn geest is, getuigt echter van wat Hij alleen altijd in God ziet en hoort.
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Wat zou het je baten als je aan zee een lek vat zou willen vullen met water? Kun je dan ooit zeggen en vaststellen, dat je een bepaalde hoeveelheid water uit de naar jouw mening mateloze zee geschept hebt? Als het vat echter goed waterdicht is, dan kun je wel meten hoeveel zeewater je in het vat hebt! Het water van de zee is allemaal hetzelfde; of je er veel of weinig van hebt maakt geen verschil. De zee zelf is ook overal gelijk, en wie, waar dan ook, vee lof weinig uit de zee schept, die schept puur zeewater en merkt daarna pas hoeveel.'
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Toen nu de Heer merkte dat de Farizeeën gehoord hadden, dat Jezus meer leerlingen kreeg en doopte dan Johannes, hoewel Jezus Zelf niet doopte, maar alleen zijn leerlingen, verliet Hij het land Judéa en ging weer naar Galiléa. Joh. 4:1-3) Na deze rede van Johannes gingen zijn leerlingen weldra naar Mij, en het aantal van Mijn leerlingen vermeerderde zich dag aan dag, ja vaak van uur tot uur. Want ieder, die in Mij begon te geloven, en die Ik naar de mate van zijn geloof en na de doop met het water, die door Mijn eerste leerlingen gegeven werd, Mijn handen opgelegd had, geraakte vol met geestelijke kracht en moed en had geen angst meer voor de dood.
Hoofdstuk 25: De Heer trekt door Samaria naar Galiléa. Bij Sichar aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Er komt een vrouw uit Samaria om water uit de bron te putten. Jezus zegt tot haar: 'Vrouw geef Mij te drinken'. Want zijn leerlingen waren de stad ingegaan om voedsel te kopen. Joh. 4:7-8) Terwijl Ik nog steeds tevergeefs wacht op een kruik uit het dorpje om water mee te putten, komt er als geroepen een Samaritaanse uit Sichar met een kruik om voor zichzelf op deze hete dag een kostelijke dronk uit de Jacobsbron te halen, waarvan het water zeer koel was. Toen ze haar kruik met water aan een touw uit de bron getrokken had, terwijl ze daarbij helemaal niet op Mij lette, zei Ik tegen haar: 'Vrouw! Ik heb erge dorst, geef Mij uit je kruik te drinken!'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] (Jezus antwoordde en zei tot haar: ' Als je de gave van God kende en Wie Hij is die tot je zegt: Geef Mij te drinken, dan zou je Hem smeken en Hij zou je levend water te drinken geven'. Joh. 4: 10) Ik zeg: 'Omdat je niets beseft, daarom praat je zo; maar als je een beetje inzicht had en je zou de gave van God herkennen en Degene, die tegen je spreekt en gezegd heeft: 'Vrouw, geef Mij te drinken!', dan zou je voor Hem neervallen en Hem smeken om het echte water, en Hij zou je levend water te drinken geven! Ik zeg je, wie gelooft wat Ik tegen hem zeg, uit diens lichaam zullen stromen van hetzelfde levende water stromen, zoals dat geschreven staat in Jesaja 44 vers 3 en in Joël 3 vers I.'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] ('Wie echter het water drinken zal, dat Ik hem geef, die zal eeuwig geen dorst meer hebben; want het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron van water worden, waarvan het water over zal lopen in het eeuwige leven!' Joh. 4:14) 'Want wie het natuurlijke water uit deze of alle andere bronnen drinkt, die heeft al gauw weer dorst. Wie echter het geestelijke water drinkt, dat Ik alleen maar geven kan, die heeft in eeuwigheid geen dorst meer. Want het water, dat Ik iemand geef, wordt in hem een waterbron, waarvan het water opwelt tot in het eeuwige leven.
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] In de ogen van de priesters te Jeruzalem waren de Samaritanen daarom dan ook het verachtelijkste en het godslasterlijkste volk der aarde. Daar stond tegenover dat de priesters uit Jeruzalem bij de Samaritanen zo'n aanzien hadden, dat zij gewoonlijk iemand met 'tempelpriester' aanduidden, als deze persoon in hun ogen zeer slecht was. Als bijvoorbeeld een opgewonden Samaritaan zonder reden tegen iemand 'Jij Farizeeër' zei, dan bracht de uitgescholdene dit voor het gerecht en de belediger moest dan zijn onbezonnenheid vaak met een forse geldboete of een jarenlange gevangenisstraf bekopen. Het is dus wel te begrijpen dat het voor een Farizeeër of een soortgelijke priester niet geraden was ook maar een voet in Samaria te zetten. Dat kwam Mij, en allen die Mij volgden, goed van pas, want in Samaria waren we voor de kwade vervolging van de tempeljoden veilig.
Hoofdstuk 25: De Heer trekt door Samaria naar Galiléa. Bij Sichar aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Zelfs de leerlingen, die zich het eerst bij Mij gevoegd hadden, zoals Petrus, Mijn Johannes de evangelist, Andréas en Thomas, Philippus en Nathánaël vielen alsof ze bijna halfdood waren op het malse gras onder de bomen neer; alleen Ik zette Mij, hoewel ook erg moe, op de stenen borstwering van de bron, want Ik wist al vooruit dat er zich aan de bron weldra een goede gelegenheid zou voordoen om met de halsstarrige, maar overigens met weinig vooroordelen behepte, Samaritanen een zeer nuttig debat aan te gaan. Tegelijkertijd was Ik ook al erg dorstig en wachtte op een kruik om water mee te scheppen, waarvoor een leerling het dorpje ingegaan was, maar waarmee hij nog steeds niet te voorschijn kwam.
Hoofdstuk 25: De Heer trekt door Samaria naar Galiléa. Bij Sichar aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] (Dan zegt de Samaritaanse vrouw tegen Jezus: 'Hoe kunt u, die toch zo gezien een Jood bent, aan mij, een Samaritaanse vrouw, om water vragen? Joden hebben toch geen omgang met ons Samaritanen.' Joh. 4:9) De vrouw zet grote ogen op omdat ze ziet dat Ik een Jood ben, en zegt na een poosje: 'U behoort toch ook tot degenen, die mij stad inwaarts ontmoetten en vroegen waar men ergens eten kon kopen? Dat waren trotse Joden; u bent beslist ook een Jood, zoals aan uw kleding te zien is, en ik ben een Samaritaanse vrouw! Hoe kunt u nu van mij verlangen dat ik u water te drinken geef?! Ja ja, jullie trotse Joden, als u in nood zit is een arme Samaritaanse vrouw goed genoeg, maar in alle andere gevallen tellen we niet mee! Nu, als ik met deze kruik water heel Judéa kon verdrinken, dan zou ik u met groot genoegen uit deze kruik het gevraagde water laten drinken; maar anders zie ik u liever sterven van dorst, dan u ook maar een druppel uit deze kruik te geven!
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (De vrouw zegt: 'Heer! U heeft toch niets om mee te putten en de put is diep! Waar haalt u dan het levende water vandaan?' Joh. 4: 11 ) Maar de vrouw antwoordt: 'U kent de Schrift nogal goed! Maar, zoals ik kan opmaken uit uw vraag om een slok water uit mijn kruik, en omdat u zeker niets hebt waarmee u het water uit deze bron scheppen kunt, en u met de hand het water niet kunt bereiken omdat de bron te diep is en niemand met de hand bij het water kan komen, daarom zou ik wel eens willen zien met welke truc u dat water uit het niets te voorschijn kunt toveren!? (Of wilt u mij misschien heel bedekt te verstaan geven, dat u zin heeft om het met mij aan te leggen? Ik ben nog jong genoeg en aantrekkelijk ook, want ik ben nog geen dertig! Zo'n vraag van een Jood aan een verachte Samaritaanse zou echter toch wel een groot wonder zijn, want jullie vinden de beesten aangenamer dan ons Samaritaanse mensen! Werkelijk daartoe zou ik me nooit over laten halen!)'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Kijk eens, je denkt dat Ik een trotse hoogmoedige Jood ben, maar weet dat Ik met Mijn hele ziel zachtmoedig ben en dat Mijn wezen één en al deemoed is. Deze deemoed is Mijn levende water; wie dus niet net zo deemoedig wordt als Ik, zal geen deel hebben aan het Rijk van God, dat nu neergedaald is op aarde.
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Tevens is het je aangeboden levenswater, ook de enig echte kennis van God en van het eeuwige leven uit God; het welt zo uit God, het leven van alle leven, in de mens op als het eeuwige leven. Daar wordt het een nooit opdrogende bron van eeuwig blijvend leven, dat weer in het leven van God terugstroomt; en het is een totaal vrij leven, dat gelijk is aan dat van God. Kijk, dat water bied Ik je aan; hoe kun je Mij zo helemaal verkeerd begrijpen?!'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] (De vrouw zei tot Hem: Heer! Geef mij dat water, opdat ik nooit meer dorst zal hebben en ik niet meer hierheen behoef te komen om water te putten.' Joh.4:15) De vrouw zegt: 'Graag wil ik dat water van u hebben, zodat ik nooit meer dorst zal hebben en ik die vermoeiende weg om water voor mij uit deze bron te scheppen niet meer hoef te gaan! Want weet u, ik woon aan de andere kant van de stad en het is dus hierheen nog een behoorlijk stuk lopen!'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...