Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1379 resultaten - Pagina 9 van 92

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] Gedurende mijn al tamelijk lang durende, aardse leven heb ik vaak, maar altijd vergeefs, nagedacht over de vraag, hoe nu eigenlijk, zeg maar strikt natuurlijk, de eerste mensheid van deze aarde gekomen is tot de kennis van een geestelijk Opperwezen en haar eigen onstoffelijke geest. Daarvoor heb ik de boeken van Egypte, de geschriften der Grieken en de boeken van jullie Mozes gelezen. Ook heb ik eens een Indisch werk in handen gekregen dat ik mij door een man in Rome, die Indiër was, voor heb laten lezen en vertalen; maar ik vond overal een zekere mystieke beeldspraak, waar geen verstandig mens wat verstandiger van kon worden, en ik dus nog minder, omdat ik mij in mijn jeugd altijd al ingebeeld heb dat ik veel dommer was dan alle andere mensen. Overal komen logische ongerijmdheden voor, die, woordelijk genomen, onzin zijn.
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Maar 'Het was nog duister op de aarde' zegt Mozes verder, Zou Mozes nu heus daarmee het gebrek aan licht op de pas geschapen aarde aanduiden? Ik zeg jullie, dat zou zelfs niet in het hoofd van de wijze Mozes opgekomen zijn! Want Mozes was een groot kenner van de waarneembare wereld en was zó ver ingewijd in de Egyptische wijsheid en wetenschap, dat hij beslist wel wist dat de aarde -als kind van de zon minstens een milliard maal milliarden aardse jaren jonger dan moeder zon -bij haar ontstaan niet duister kon zijn. Maar Mozes heeft daarmee weer met een beeld aangegeven, dat het verstandelijke vermogen en het vermogen tot aantrekking door verwantschap van de verstandelijke vermogens nog generlei besef, begrip en zelfbewustzijn teweegbrengt wat allemaal identiek is aan het begrip 'licht' -.Integendeel, dat wordt pas teweeggebracht als zij samengaan, waarna zij elkaar onder druk zetten, waardoor wrijving ontstaat en er in zekere zin gevochten gaat worden.
Hoofdstuk 219: De schepping van hemel en aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Zo gaat het ook bij het sterven. Mensen, die erg aan het aardse leven hangen, en bij wie al hun zorgen dáárop gericht zijn, hebben al gedurende hun korte aardse leven veel te lijden. Vaak worden zij geestelijk en snel daarna zeker ook lichamelijk ziek en zeer beklagenswaardig, en voor het afscheid van het lichaam hebben zij altijd met vaak onverdraaglijke pijnen te kampen, en zij nemen onder een zware, alles verdovende pijn afscheid van hun lichaam. Die pijn blijft hen vaak na het scheiden van het lichaam nog zeer lang bij, vooral bij die zielen, die het op de wereld in hun lichamen heel goed en behaaglijk hadden. Geheel anders gaat het met de zielen, die op de wereld tot de heilzame overtuiging zijn gekomen, dat alle schatten der aarde geen enkel nut hebben voor de ziel, omdat ze evenals het lichaam in de dood ondergaan, en zich daarom van het oude lidteken van Adam zo veel mogelijk vrij hebben gemaakt. Als zij in plaats daarvan hun geest, de adem van God, in zich gevonden en met alle zorgvuldigheid verzorgd hebben -, behoeven zij voorlopig nog maar weinig lichamelijke ziektes door te maken.
Hoofdstuk 226: Wereldse zorgen en hun kwade gevolgen voor de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] CYRENIUS zegt: "Ja, Heer en Meester, het geheel is mij nu zo duidelijk, als het een nog domme geest in zijn aardse bestaan maar duidelijk kan zijn. Dat Ik verder nog menig ding en zelfs nog veel zou kunnen vragen, is zeker; maar Ik zie nu wel in, dat teveel kennis de mens geen goed doet, want hij zal daardoor wel een wijs mens, maar geen bijzonder actief mens worden.
Hoofdstuk 233: Over het weten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Een mens, die teveel wijsheid bezit, komt mij voor als een in alles verzorgde schatrijke aardse man. Waarom zou hij de aarde nog bewerken, waarvoor de ossen voor de ploeg spannen? Zijn schuren en opslagplaatsen zijn tot aan de nok gevuld, zijn kelders zijn vol beste wijn, en zijn vertrekken p,uilen uit van goud" zilver, grote parels en kostbare edelgesteenten. Hij ziet dat verdere moeite om de aarde te bebouwen dwaasheid en zotternij zou zijn; hij gaat daarom rusten en geniet zorgeloos van zijn grote rijkdommen.
Hoofdstuk 233: Over het weten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] U zei eerder, dat men het oude lidteken van de ziel do?r de nieuwe wet van de naastenliefde helemaal zou kunnen genezen en zich daardoor vrij zou kunnen maken van de oude erfzonde. Dan zou in de mens h~t volle bewustzijn van het ware eeuwige leven met alle kracht en helderheld weer terugkomen. Dat zou voor de mensen op deze aarde wel de grootste winst zijn, want pas daardoor zou de mens helemaal mens zijn en zou hij op deze aarde al tijdens zijn aardse leven beslist grote en heerlijke dingen kunnen doen.
Hoofdstuk 233: Over het weten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Kijk, er zijn in de eindeloze scheppingsruimte bepaalde oer en tevens hoofdmiddenzonnen, die vanwege hun te grote afstand, hoewel zij onuitsprekelijk veel keren groter zijn dan deze aarde, hiervandaan ternauwernood als kleine glinsterende puntjes worden gezien -en dan alleen nog maar door mensen met heel scherpe ogen! Deze oerzonnen hebben ongeveer een ouderdom gelijk aan de periode van de val van de oergeesten tot op heden. En zie, als men de ouderdom van die zonnen zou willen bepalen volgens de aardse jaren, dan zou men niet eens in staat zijn om over de gehele aarde een getal op te schrijven, waarin de eindeloze hoeveelheid van aardse jaren voldoende uitgedrukt zou zijn! En als je voor iedere duizendmaal duizend aardse jaren een heel klein zandkorreltje zou nemen, en je vulde met die zandkorreltjes de gehele aarde, de zeeën inbegrepen, dan zou de tijdsduur die al die zandkorreltjes voor zouden stellen voor zo'n oerzon nog veel te kort zijn.
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Wie Mijn leerling wil zijn of worden, moet een zware ast op zijn schouders nemen en Mij zo navolgen! Mijn leerlingen genieten geen aardse voordelen zij moeten daarentegen terwille van Mijn naam en Mijn liefde de reeds verkregen aardse voordelen en bezittingen niet alleen gedurende enige tijd, maar voor altijd ontberen. Zelfs vrouwen. en kinderen mogen hen niet tegenhouden als zij geheel en al ware leerlingen van Gods Rijk willen worden. .
Hoofdstuk 8: De voorwaarden die de Heer aan leerlingen stelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Verder weet jij, net zoals je metgezellen, dat dit aardse scholings en proefleven slechts een heel korte tijd duurt en dat daarachter meteen de eindeloze eeuwigheid begint. Weet je wel, hoe en of je na de lichamelijke dood nog een verder leven zult hebben? -Alleen Ik ben in staat om jou, net als iedereen, in ruil voor dit korte en armzalige leven, met volkomen zekerheid het eeuwige, volmaakte leven van een engel te geven.
Hoofdstuk 9: De voordelen van zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Hebben jullie niet gelezen over het vroegere aardse paradijs, waar de eerste mens geschapen werd? Dit paradijs was een grote tuin en goed voorzien van de heerlijkste vruchten van de gehele aarde; en toch had vooraf de hand van een mens onmogelijk deze tuin kunnen bewerken! Ook hadden de eerste mensen geen huizen en geen steden; zij hadden maar zeer weinig behoeften die gemakkelijk te bevredigen waren, maar zij bleven daar gezond bij. Zij bereikten altijd een zeer hoge leeftijd en hadden daarom veel tijd om zich met de geestelijke vorming van hun ziel bezig te houden en zij stonden bijna doorlopend in zichtbare verbinding met de hemelse machten.
Hoofdstuk 10: Behoeften en het kwaad daarvan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Wie echt deemoedig en vol zuivere, onbaatzuchtige liefde is tot God de Vader en alle mensen en wie steeds actief tracht om alle mensen, indien mogelijk, te dienen in Gods orde, die drijft behouden en goed bewaard over de anders zo snel de dood brengende wateren van alle wereldse zonden en aan het eind van zijn aardse levensloopbaan, als de vloed voor hem zal zakken en weg zal ebben in de duistere diepten, zal zijn ark op de grote Ararat van het van leven overvloeiende rijk van God een goed verzorgde rust krijgen en voor hem die zij gedragen heeft zal zij een eeuwig woonhuis worden."
Hoofdstuk 13: Noach en de ark. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Dus, beste Cyrenius, je mag alles hebben wat de aarde ook maar aan prachtigs en wonderbaarlijk schoons op haar uitgestrekte bodem draagt en je kunt je daarin, God lovend en prijzend, verlustigen. Maar verpand je hart er nooit aan; want al deze aardse pracht moet eens, zowel voor zichzelf als voor jou, vergaan als je het tijdelijke met het eeuwige zult verwisselen! Want alle materie is in de aard van de zaak niets dan alleen maar dat, wat ik je al eerder helder en duidelijk genoeg heb uiteengezet. -Zeg eens, voldoet je dit en heb je het zo begrepen zoals het voor God en de hele wereld begrepen moet worden?"
Hoofdstuk 14: Hoe passen aardse schatten in ons leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Kijk, alle macht komt tot op heden van de duivel der duivels en zijn huis is vergoten mensenbloed, vermengd met het bloed van arme en goede duivels, zoals jij er één bent, -en noemt men dat hier de heerschappij van God?! Jawel, ook een heerschappij van God, maar niet van zijn liefde, maar van zijn toorn! Waarom een God echter vertoornd is, weet geen schepsel! Veel dieren behoren tot de enige gelukkige schepsels van deze aarde, maar de in wezen zeldzame mens is het lastdier van alle kwaad op deze miserabele wereld! Hij kan niet hard genoeg lopen om als een gazelle voor al het kwade op de vlucht te gaan! Zijn handen zijn breekbaar als was, hij is naakt en heeft van nature nog niet eens zoveel wapens als een bij of een mier om zich tegen een vijand te weer te stellen. Als je een groep tijgers ziet, dan zijn het allemaal tijgers en zie je een groep leeuwen, dan zijn dat allemaal leeuwen, dus met dezelfde aard en deze roofdieren leven heel goed met elkaar; maar als je een groep mensen ziet, dan zijn die menselijk uitziende wezens niet allemaal mensen, maar voor het grootste deel duivels! En daarom is er steeds ruzie, onvrede en oorlog onder hen! Al het slechte zit in de duivels en in de mensen alleen de aanleg voor het goede, die erg bedorven kan worden temidden van zoveel duivels en de mens wordt dan minstens een halve duivel óf hij moet verdragen wat wij hebben verdragen! Maar er zijn verschillende duivels onder de duivels van deze schandelijke wereld, grote en kleine; maar zij zijn allemaal goed te herkennen aan het feit dat zij allemaal zonder arbeid en krachtsinspanning zo goed en gemakkelijk mogelijk willen leven. Zij willen ook overal de eersten zijn en veel respekt en aanzien genieten; zij weten zich overal aardse goederen te vergaren, kleden zich voortreffelijk en degene, die hen niet altijd heel nederig groet, achtervolgen zij tot de dood!
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] MATHAËL zegt: "Zwakke, aardse zuigeling, ik heb medelijden met je! Je hebt, zoals ik nu in mijn ziel zie, toch al zóveel wijze woorden vol kracht, vol leven en vol waarheid gehoord en je hebt met je ogen gezien waartoe Gods woord in staat is en kunt in je hart nog steeds de diepten van veel gedachten niet peilen!
Hoofdstuk 27: Mathaël over het innerlijke leven van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Vriend, men moet het leven, d.w.z dit aardse leven, volslagen verloren hebben, dan weet men pas wat het leven is!
Hoofdstuk 27: Mathaël over het innerlijke leven van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...