Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 9 van 1166

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[6] Maar omdat zijn blindheid hem niet toestaat de totale waarheid te begrijpen, en hij naar zijn opvatting bij het volgen van de waarheidsleer in te grote levensmoeilijkheden zou kunnen komen, waaraan hij niet gewend is, denkt hij bij zichzelf: "Er zal wel iets waars in zitten, want anders was dat teken niet mogelijk geweest, maar het juiste ervan ontgaat mij. En handel ik volgens die leer, dan kost mij dat een ontzettende zelfverloochening. Daarom doe ik het liever niet en blijf bij mijn oude levenswijze, waar weliswaar geen buitengewone tekenen bij te pas komen, maar die desondanks toch erg prettig is!"
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Faustus zegt: "Beste, zeer wijze Heer, Meester en Vriend! Werkelijk, Uw woorden klonken wel heel wijs, maar de juiste betekenis ervan is mij ditmaal ontgaan! Hoe nu op een bepaalde manier hemel en hel op één plaats bij elkaar kunnen liggen, zodat blijkbaar het ene het andere zou moeten doordringen, dat is voor mij als nog erg materialistisch denkend mens een onmogelijke zaak! Maar hoe tenslotte uit mijn hart een oneindig gelukkige of ongelukkige oneindigheid moet voortkomen, is me nog onbegrijpelijker dan al het andere! Daarom moet ik U wel vragen, of U mij daarover nog een begrijpelijker uitleg wilt geven, want anders ga ik, ondanks al het licht op de helderste geestesmiddag, blind hiervandaan naar huis!"
Hoofdstuk 8: Over het rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Mijn zeer gewaardeerde vriend Philopold! Geloof je dat Ik je niet allang om het een of ander, Kana betreffend, gevraagd zou hebben, als Ik niet precies zou weten hoe het er bij staat? - Kijk al Mijn broeders eens! Hoeveel spreek Ik dan met hen? Uiterlijk dagenlang met geen woord, maar des te vaker innerlijk, geestelijk via hun hart; en zie, er staat er niet één op om Mij te vragen: 'Heer, waarom spreekt U dan niet met mij?' Ik zeg je, zoals Ik allang tegen allen gezegd heb: Ik neem geen leerlingen aan om met hen over koetjes en kalfjes te praten, maar opdat zij Mijn leer horen, en getuigen zullen zijn van Mijn daden! Want wat zij weten, dat weet Ik allemaal allang van te voren, en wat zij speciaal weten willen, zeg Ik hen op het gewenste ogenblik in hun hart. Als dat nu zo is, vraag jezelf dan eens af, waarom Mijn ingewijde leerlingen dan nog een dagelijks uiterlijk gesprek nodig zouden hebben! Jij bent nu ook Mijn leerling en moet je daarom richten naar deze regel van Mijn school.
Hoofdstuk 14: Goddelijke macht.( 12.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Daarom gaan wij weer naar het gezelschap terug, en Ik zeg tegen Borus: 'Mijn allerbeste vriend! Wat je Mij wilt zeggen, weet Ik, en alle leerlingen weten het ook, en daarom beschouwen wij deze zaak als afgedaan. -Jij kunt echter als Griek, die Joods denkt, maar niet onder de Joodse wet valt, wel gemakkelijk praten met alle Farizeeën; maar als je, door de besnijdenis en de wet, een echte Jood zou zijn, dan zou je je tong sterk in bedwang hebben moeten houden. Maar het was goed, zoals Je gesproken hebt, en daarom is de zaak hiermee afgedaan. -Breng Mij nu echter in de school van Nazareth! Ik zal het volk Ieren, opdat het zal inzien in welke tijd het nu leeft!" (Matth. 13:54)
Hoofdstuk 16: Afscheid van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Toen kwam JAÏRUS naar Mij toe en zei: "Heer, aan mijn dank zal nooit een einde komen! Aleer ik mij ooit weer tegen U laat gebruiken, zal ik mijn betrekking neerleggen en een enthousiast volgeling van Uw heilige leer zijn; en Philopold zal mijn leven lang mijn vriend blijven; want juist aan hem heb ik het ware licht over U te danken. Hij is wel een Griek, maar hij is in onze Schrift bekwamer dan ik en al de schriftgeleerden van geheel Judéa, Galiléa, Samaria en Palestina! Kortom, ik weet nu precies wie U bent, en het is inderdaad zoals ik het mij al vaak in het geheim heb gedacht. Maar ik moet nu naar Kapérnaum, waar zaken op mij wachten. Mijn vrouwen dochter Sarah beveel ik echter voor zolang U dat schikt in Uw hoede aan! Want beter dan bij U zouden ze in de hemel ook niet bewaard zijn! Als ik mij echter "s avonds vrij kan maken, dan zal ik wellicht met Faustus en Cornelius, misschien ook met de oude Cyrenius, die mogelijkerwijze vandaag naar Kapérnaum zal komen, hierheen komen! En ik beveel mij nu in Uw liefde, geduld en genade aan." -Vervolgens neemt hij afscheid van zijn vrouwen de lieve Sarah, laat zijn snellopende muilezels brengen, bestijgt de sterkste en rijdt met grote snelheid weg.
Hoofdstuk 16: Afscheid van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] IK zeg: "Zeker, ga jij maar, ofschoon de vrouw volgens de wet de school niet behoort te betreden in het gezelschap van een man. Maar dat zal nu allemaal anders worden; want de vrouw heeft net als een man alle recht op Mijn liefde en genade, die van God de Vader door Mij uitgaat. En ga jij dus maar heel blij, vrolijk en vol vertrouwen mee en leer in de school ook inzien, welke tijd nu is aangebroken, -laten' we dus gaan.' Maar, Sarah, jij blijft naast Mij en zult Mij als een belangrijk getuige dienen! Houdt daarom deze grafkleding aan; want ook deze kleding zal voor Mij getuigen! -Maar nu gaan wij!"
Hoofdstuk 16: Afscheid van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Toen Ik de school binnenkwam, zaten ongeveer tien oudsten van Nazareth met een aantal Farizeeën en schriftgeleerden aan een grote tafel en behandelden juist de verzen uit Jesaja, die aldus luidden: 'Was en reinig u; Iaat Mij uw slechte aard niet meer zien en zondig niet meer! Leer het goede te doen, streef naar rechtvaardigheid; help de onderdrukten, wees rechtvaardig voor de wezen en een voorspraak voor de weduwen! - Kom dan en laten wij met elkaar disputeren, spreekt de Heer. Als uw zonde bloedrood is, zal ze toch sneeuwwit worden en als ze rozerood is, zal ze toch als witte wol worden. Als u Mij gehoorzamen wilt, dan zult u eten van het goede van het land. Weigert u echter en bent u Mij ongehoorzaam, dan zult u door het zwaard vergaan; want zo spreekt de mond des Heren! -Hoe komt het echter, dat de vrome stad een hoer is geworden? Zij was vol rechtvaardigheid, en gerechtigheid woonde daarbinnen, en nu wonen er moordenaars! Uw zilver is schuim geworden en uw drank met water vermengd. Uw vorsten zijn afvalligen en dievenknechten; zij zijn belust op geschenken en nemen graag giften aan; de wezen doen ze echter geen recht, en de aanspraken der weduwen behandelen ze niet! Daarom spreekt Jehova, de Heer Zebaoth, de machtige in Israël: O wee, Ik zal Mij troosten door Mijn vijanden, en wreken door Mijn vijanden!' (Jes. 1:16-24) Zij bespraken de betekenis van deze verzen en het werd hen niet duidelijk.
Hoofdstuk 17: De Heer legt een tekst van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Dat kun je wel als vaststaand aannemen, Ik zal dat zeker niet doen! Maar er is alles aan gelegen, dat ze in hun hart beseffen wie Ik ben; want alleen daarvan hangt hun eeuwige leven af! Erkennen ze Mij niet, dan kunnen ze ook niet Hem erkennen, die Mij in de wereld heeft gezonden -en beseffen ze helemaal niet dat Ik en Degene, die Mij heeft gezonden, Een zijn! Zolang hun harten dat niet beseffen, hebben ze Mij niet in zich, en daarmee ook het eeuwige leven niet en zijn ze geestelijk dood! Want juist Ik Zelf ben toch het eeuwige Leven Zelf, en door Mijn leer, de weg daarheen.
Hoofdstuk 24: Het aannemen van het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Wie daarom Mij en Mijn leer niet aanneemt, die neemt ook het eeuwige leven niet aan, en daarom blijft voor hem slechts de eeuwige dood over.
Hoofdstuk 24: Het aannemen van het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] IK zeg: "Laten we er niet meer over praten! Zij zijn reeds voldoende gegeseld en gestraft omdat zij niet in Mij geloven; want hun ongeloof zal eens hun onverbiddelijke rechter zijn, die zij van de duizendmaal niet eenmaal zullen kunnen weerstaan! Waarlijk, zeg Ik je, eerder en gemakkelijker zullen alle hoeren, echtbrekers en dieven in het Godsrijk binnengaan dan deze ongelovige bokken en lomperds! Oh, Ik zeg je, omdat Ik het maar al te goed weet: Deze bokken en lomperds zijn niet zo ongelovig als ze er uit zien; ze willen alleen maar niet geloven, om des te vrijer te kunnen zondigen! Want als zij vanwege de tekenen Mijn leer zouden aannemen, dan kregen zij ook een geweten, dat hen zou hinderen in hun slechte doen en laten. Daarom geloven ze maar liever niets en redeneren ze elkaar iedere nog zo voor de hand liggende waarheid uit het hart, opdat ze toch maar onbelemmerd kunnen doen wat hun slechte lusten hen influisteren. Vriend, er zou nog veel meer te zeggen zijn, maar hier kan men beter zwijgen! Daarom laten we hen zoals ze zijn, want wat eenmaal van de duivel is, is op de gewone manier heel moeilijk goddelijk te maken!"
Hoofdstuk 25: Het oordeel over de burgers van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] CYRENIUS zegt: "Het is goed dat ik dat weet; de rest komt wel! Omdat zij Uw leer niet aannemen, zal ik voor een andere zorgen. Ik zal hen de reeds genomen keizerlijke besluiten, die mij al een half jaar geleden uit Rome ter beoordeling zijn toegezonden, door Faustus en zijn knechten laten bekendmaken! Misschien zal het evangelie uit Rome hen meer respekt inboezemen dan het Uwe uit de hemelen! Het besluit bevat honderd punten, die als men zich niet daaraan houdt, bestraft worden met het kruis en de gesel: De veelwijverij wordt afgeschaft, ontucht en hoererij zeer streng met de gesel bestraft, echtbreuk met het kruis, diefstal en bedrog met het kruis, smokkelarij met de gesel en met honderd pond zilver, en verder zijn er nog een aantal mijn en dijn wetten, die als ze overtreden worden, bestraft worden met de gesel en honderd pond zilver! Zo zal hen ook het reizen zonder reisvergunning ten strengste verboden zijn; de reisvergunning zal echter tegen betaling van honderd pond verkrijgbaar zijn! - Ja, dat zal ik doen en ik zal deze nieuwe wetten vooral in de steden van Galiléa zeer streng handhaven en eens zien of er bij dit volk geen geweten meer is te ontdekken en op te wekken!"
Hoofdstuk 26: De mens en de wet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] IK zeg: "Ga naar Mijn leerlingen en vraag aan hen, hoeveel zij Mij betalen voor leer en kost, en betaal dat dan ook!"
Hoofdstuk 36: Roban de zoeker. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] IK zeg tot de woedende opperstadhouder: "Vriend, hou op; want wat je zou willen doen, dat heb Ik op geestelijke wijze al in deze nacht op een veel gevoeliger manier gedaan, en het gevolg daarvan zal zijn, dat zij allen spoedig Mijn leer zullen aannemen. Hun oudste, Roban geheten, was nu al hier en heeft Mijn leer aangenomen; en Ik heb hem daarom ook al als een nieuwe leerling naar Sichar gezonden, waar hij veel zal zien en leren. Binnen twee dagen komt hij weer terug en zal beslist zijn collega's in Mijn huis brengen! Zie je, dat is beter dan roede, kruis en bijl!"
Hoofdstuk 37: De komst van Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Beste vriend, wat je nu hebt dat zul je voor eeuwig behouden! Maar houdt het voorlopig voor jezelf en voor een paar van je intiemste vrienden, want als je er openlijk over zou spreken, dan zou je Mijn zaak, en daardoor de mensen, meer schaden dan helpen! Denk er tevens aan dat je je niet ergert als je hier of daar het menselijke aan Mij ontdekt, want eer engelen of mensen waren, was Ik alle eeuwigheden reeds de eerste mens, en daarom heb Ik echt wel het recht om temidden van Mijn geschapen mensen ook mens te blijven!"
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Cyrenius vraagt Mij om vergeving, net als alle anderen, en zij zien het verkeerde van hun mening in, maar Ik troost hen en zeg: "Oh, jullie zullen nog wel vaker in nog grotere beproevingen komen, maar vergeet dan dit voorval en Mijn aan jullie gegeven leer niet, anders zouden jullie, ondanks dat jullie Mij allen gezien en gesproken hebben, in nog grotere verzoekingen raken. Dan zouden jullie ook nog van Mij kunnen afvallen en weer terechtkomen in het wereldse met haar leugens en bedriegerijen. Je zou worden als degenen, van wie je meent dat zij Mij gezocht en geroepen hebben, terwijl Ik hen, om ze des te makkelijker te kunnen verdoemen, in Mijn plaats tovenaars en wichelaars zou hebben gegeven!" - Allen vragen nogmaals om vergeving, - en Ik zegen hen allen.
Hoofdstuk 66: De dwaling van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...