Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

839 resultaten - Pagina 9 van 56

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[9] Daarna nam hij een aarden vat dat helemaal leeg was, goot de rest van de wijn erin, terwijl hij voorgaf dat het bedoeld was voor de spoedige, verre thuisreis. Maar toen ik daarna meteen het vat, dat er overigens heel rein uitzag, bekeek, bleek het niet eens nat te zijn, Iaat staan dat er iets in zat. Het rook echter wel sterk naar wijn en de tovenaar vertelde dat hij de wijn, om morsen te voorkomen, liever in een droge geestelijke vorm meenam.
Hoofdstuk 151: De overste fantaseert. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] In het geheim was ik reeds geheel en al ingevoerd in de Griekse filosofie en ik wist waarom ik een mens werd. Plato en Socrates waren net als Aristoteles, mij duizend maal liever dan mijn duistere en zeer mystieke profeten, die ik tot op heden nog niet begrijp en ook nooit zal begrijpen, omdat ze eigenlijk niet te begrijpen zijn. In het bijzonder de hoogliederen van Salomo, die eerder gemaakt kunnen zijn door een waanzinnige dan door een wijze. Daardoor was ik behoorlijk kwaad op alles wat maar enigszins in tegenspraak was met de zuivere rede van Euclides, door wiens werken ik eigenlijk rekenmeester werd.
Hoofdstuk 152: De overste vertelt over de moord op Zacharias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Ik heb toch al zo vaak tegen jullie gezegd dat je niet in je hoofd, maar alleen in je hart moet gaan denken om de volle waarheid te bereiken die je werkelijk vrij zou maken! Waarom doen jullie dat dan niet en blijven jullie liever bij het stoffelijke, dat niets bevat en niets kan geven?! Doe, wat Ik jullie leer, dan zullen ook jullie, net als nu Philopold, in ware wijsheid spreken!"
Hoofdstuk 184: De taal van het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Ja, wijze heer, geeft u ons maar de schatten der wijsheid, -die zullen ons liever zijn dan al ons geld, onze edelstenen en zware zilvermassa's! -Maar nu gaan we weg om onze broeders dit alles getrouwen precies over te brengen!"
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Als u ons dus iets waars wilt leren, vergeet dan niet dat wij onwankelbaar geloven in de goddelijke leer van Mozes! Iets wat daarmee in.tegenspraak is nemen wij niet aan, ook al klonk en was het nog zo wijs. Want wij allen staan liever als dwazen tegenover de wijze wereld -dan als zondaren voor God!"
Hoofdstuk 194: Opvattingen van de Perzen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Wel, op zo'n bezeten groep geloofsmensen heeft toch zelfs de meest starre verstandsmens enorm veel voor! Hij is in ieder geval vriend van een waarheid, ook al is dat dan een erg starre waarheid, terwijl de echt bijgelovige mensheid iedere soort waarheid afwijst en liever een boomtak aanziet voor een aap dan voor datgene, wat hij is,
Hoofdstuk 196: De Heer vraagt de Perzen over de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Hoogmoed en eigenzinnigheid zijn mij totaal vreemd. Overigens ken ik ook geen vrees, omdat ik geen speciale vriend ben van wat voor leven dan ook. Mij is aan dit leven net zoveel gelegen als aan de laatste plank van de ark van Noach. Het niet-bestaan zou mij duizend jaar liever zijn dan dit ellendige bestaan!
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Kijk, je vond meteen bij het begin van je waarnemingen Mozes en al de profeten leeg, geestloos en zonder waarheid, je hield ze zoals alles voor een ijdel mensenmaaksel, je nam ook nooit de moeite in de geest van de Schrift door te dringen, je hebt liever tijd en goud verspild om de waarheid dáár te zoeken waar deze nooit te vinden kon zijn!
Hoofdstuk 219: Waar men de waarheid moet zoeken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] STAHAR zegt weer: "Vriend, als je dat al zo stoort, dan verwonder ik mij er erg over, dat je geloof in Jehova uiteindelijk al niet allang is gestoord, terwijl je de langzame groei van planten, dieren en mensen toch reeds vaak genoeg bestudeerd zult hebben! Waarom moet de almachtige geest van Jehova zulke hinderlijke voorzorgsmaatregelen treffen?! Waartoe heeft hij eigenlijk bomen, struiken en planten nodig om daarop verschillende soorten vruchten langzaam rijp te laten worden?! Hij hoeft maar te willen en dan vallen ze rijp uit de hemel op de aarde! Waarom een akker op aarde?! Laat de geest van God liever de zuiverste en rijpste tarwe uit de hemel laten regenen en nog liever meteen maar goed en lekker brood! Waarvoor de verwekking bij dieren en mensen?! Waarom moet een mens eerst helemaal hulpeloos en zo zwak als een mug geboren worden?! Laat hem toch meteen sterk, wijs en van alles voorzien op aarde vallen!
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Dat zou de Heer daarom al de verbreiders van Zijn leer niet meer aan moeten doen. Hij zou ze nooit meer in de steek moeten laten en vooral niet op momenten, dat zij als voornaamste bewijs van de waarheid en goddelijkheid beweerd hebben dat Zijn beloften zeker waarheid zullen worden. Want ik zou liever de eenvoudigste straatveger zijn, dan een tot het uiterste geplaagde Jeremias! Als men daardoor iemand van nut was, zou het nog niet erg zijn. Maar van nut kan toch nooit sprake zijn als men de mensheid alleen maar ergert!"
Hoofdstuk 240: Rafaëls vraag over de vervulling van de belofte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Maar nu niets meer over dat alles! Ik word daardoor inwendig nu al behoorlijk boos en laat al dat wonderbaarlijke voor wat het is! De mens moet niet alles weten en hoeft ook niet alles te weten! Voor het noodzakelijke verkrijgen van het dagelijks brood hoeft de mens helemaal niet veel te leren, te beleven en te weten. Alleen een echte dwaas wil meer! Daarom nu slechts gegeten en gedronken zolang het er is! Mag ik niets weten, dan wil ik liever niets weten! Want wat men zelf wil, kan men gemakkelijk verdragen; alleen de wil van een vreemde is voor iedere eerlijke ziel moeilijk te verteren. Van nu af aan hoeft u er zich geen zorgen over te maken dat ik u ooit weer met een of andere vraag lastig zal vallen!"
Hoofdstuk 20: Zinka en het voedselwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] HU zei: "Mijn vrienden en heren! Voor God de Heer zing ik een lied in mijn hart. De Heer van Israël hoort het zeker met welgevallen! Als ik datzelfde lied luid voor uw oren zou zingen, zou het u vanwege een enkele valse toon waarschijnlijk niet bevallen. Dat zou mij dan met schaamte en ergernis vervullen, hetgeen noch voor mij noch voor u goed zou zijn en daarom zing ik dat lied van mijn hart liever niet hardop maar heel stil in mijn hart. Degene voor wie het bestemd is, hoort het zeker!"
Hoofdstuk 21: Het wezen van de dorst naar kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Na deze lovende uitroepen van Zinka, die voor alle aanwezigen hartverheffend waren, zei JARAH: "O Raphaël, Raphaël! Wat ben je nu een geheel ander wezen dan eerst! Nu heb je mijn hart helemaal gebroken! Ach, had je die toon toch maar liever niet gezongen!"
Hoofdstuk 23: Omgang met God door het innerlijke woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] RISA zegt: "Ja, hemelse vriend, ik begrijp watje mij hebt gezegd en ik zal als ik ooit spreek, zeggen wat ik in mijn hart voel en er zal geen onwaarheid over mijn lippen komen! Ik ben weliswaar nog jong en heb minder ervaring dan zoveel anderen. Vooral met het vrouwelijk geslacht heb ik vrijwel geen ervaring en ik was nog nooit verliefd op een meisje. Maar het trekt mij in mijn hart erg aan en ik voel dat ik uitermate gelukkig zal zijn als de hemels mooie Ida mijn vrouw zou worden. Ik voel echterook, dat ik bij dit geluk een ontzettend domme indruk zal maken. Om die reden zou ik zelf het liever zonder dit geluk willen stellen!
Hoofdstuk 30: Praten en doen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Ik, Ida, huilde echter van verontwaardiging over de verstokte hardheid van mijn vader. Ik ging naar mijn kamer en haalde al mijn spaargeld en Gamiëla deed daarna hetzelfde en wij stopten zo bij de oude Jozef heimelijk ongeveer honderd groschen in zijn gereedschapsmand. Niemand merkte dat behalve U, o Heer! En U zei toen: 'Maar, jullie beide meisjes zal eens rijkelijk vergolden worden wat je nu aan goeds aan ons hebt bewezen! ' Bij deze woorden zag U er verheerlijkt uit. Toen stonden jullie op en verlieten ons huis. Het was laat in de avond en jullie hadden te voet nog ettelijke uren te gaan naar Nazareth. Ik zei toen tegen U: 'Zou U vannacht niet liever hier blijven in plaats van de onveilige, verre weg te gaan, vooral nu de nacht zo duister is omdat dikke onweerswolken de hemel bedekken en er ook onweer op komst is?' Toen zei U iets wat ik nooit heb vergeten: 'Wie de dag heeft gemaakt, beheerst die en wie de nacht heeft gemaakt, beheerst die ook, daarom heeft de Heer van dag en nacht, noch de dag noch de nacht te vrezen! Ook het onweer valt onder de macht van dezelfde Heer, die de wereld niet kent. Noch de nacht, noch het onweer zullen ons schade kunnen berokkenen! Vaarwel, engeltjes!' Toen verlieten jullie ons huis en de hemel mag het weten, -maar jullie waren nauwelijks over de drempel of er was al geen spoor meer van jullie te ontdekken!
Hoofdstuk 32: Een gebeurtenis uit Jezus' jongelingsjaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...