Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1796 resultaten - Pagina 9 van 120

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[2] IK zeg: "Waar zou dat anders vandaan kunnen komen dan alleen maar van en uit Mij?! Of denk je dat er soms achter de sterren een Vader in de eindeloze ruimte woont, die de vlam boven Mijn hoofd naar beneden liet dalen en dan soms ook vanuit de oneindige hoogte die bepaalde woorden naar beneden in de richting van deze aarde heeft gesproken? O prachtige, zeer blinde blindheid van de mensen! Als de eeuwige Vader in Mij, Zijn evenzo eeuwige Zoon, op die wijze woont die Ik jullie nu duidelijk genoeg heb uitgelegd, waar kan dan die vlam en die stem vandaan zijn gekomen? Hier, kijk eens, dan zul je weer dezelfde vlam boven Mijn hoofd zien! En luister, dan zul je dezelfde woorden nogmaals vernemen!"
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Vergelijk het met een dof gloeiende kool die een van jullie in een geheel duistere kamer voor zich neerlegt. De kool zal nu nauwelijks zoveel licht in haar allernaaste omgeving verspreiden, dat men zien kan waar zij ligt. Blaast men de haar verduisterende as, als een soort zielestof, van haar oppervlakte weg, dan zal haar licht rondom reeds zo sterk en zo ver doordringen, dat men haar naaste omgeving al heel goed zal kunnen zien. Als men steeds harder blaast, zal vanuit haar reeds lichtgloeiende oppervlak zich zoveel licht gaan verspreiden, dat men desnoods reeds in de gehele kamer de voorwerpen, die zich daarin bevinden, goed duidelijk zal gaan zien. Komen er vervolgens witte vlammetjes op de gloeiende kool, dan zal het daardoor in de hele kamer goed licht worden, en men zal dan nu van alle voldoende verlichte zaken de kleuren ook zuiverder kunnen zien.
Hoofdstuk 261: De groei van de menselijke uitstralende levenssfeer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Toen vroeg RAPHAËL aan Marcus: 'Begrijp je nu hoe ik in staat ben om veel dingen uiterst snel te doen, en dat dit zelfs heel gemakkelijk is, vooral als je bedenkt dat een geest, als het principe dat het diepste innerlijk van de wezens en dingen geheel doordringt, met alle materie ook het effectiefst en altijd met het meeste resultaat kan doen en laten wat hij maar wil en dat niets hem daarbij tegen kan houden?! Bovendien heb ik als aartsengel aeonen helpers die allen ieder ogenblik afhankelijk zijn van mijn wil. Als mijn wil, die de wil van de Heer is, iets wil, dan vervult deze wil ook meteen talloze aan mij ondergeschikte dienaren, die ogenblikkelijk in actie komen en iets wat gedaan moet worden dan ook gemakkelijk met een snelheid uitvoeren die jij je nauwelijks kunt voorstellen! Zelf doe ik persoonlijk weliswaar niets, maar door mijn aartswil worden aeonen helpers vanuit de meest innerlijke basis van hun wezen geactiveerd, en een opdracht wordt dan ook op deze wijze gemakkelijk zo snel mogelijk uitgevoerd, en dat des te zekerder, omdat de Heer en vervolgens wij, alles wat ergens gedaan moet worden allang voorzien en voorbereid hebben, zodat het dan voor jullie, als dat nodig is, kant en klaar in een uiterlijk zichtbare daad omgezet kan worden.
Hoofdstuk 2: Hoe wonderen plaats vinden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Maar het is niet voldoende om Mij alleen uit verstandelijke overwegingen aan te hangen, maar het moet gebeuren vanuit de oprechte liefde in je hart.
Hoofdstuk 6: Gedragsregels van de Heer voor de waard Marcus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Hierover werden de beiden erg kwaad op mij en ook op elkaar, en zij begonnen weldra elkaar de bitterste verwijten te maken en gingen vechtend de deur uit. Ik vroeg hun nog vanuit het venster, terwijl zij als een paar honden aan het vechten waren, of de P.M. dit ook voorgeschreven had door een nieuwe wet van Zeus uit het Elysium. Maar gelukkig hoorden zij mij niet en bewezen elkaar steeds meer het PRO en CONTRA van de onsterfelijkheid van de PONTIFEX MAXIMUS, totdat tenslotte een paar van onze huisknechten hen uit elkaar haalden.
Hoofdstuk 7: Over de Romeinse opperpriester. Kritiek op het heidense priesterdom in Rome - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Nu zul je wel inzien dat je niet door er op los te slaan kunt ingrijpen bij de mens hier op deze aarde, omdat hij hier zijn innerlijke levensprincipe zelf moet consolideren, zonder enig gewelddadig ingrijpen van buiten, puur volgens zijn inzichten en geheel volgens zijn eigen vrije wil. Als de mensen ergens vanuit zichzelf zo'n levensorde hebben ontdekt waarin zowel een moreel alsook een fysiek bestaan denkbaar is, laat men hen daarin blijven zolang ze niet in te hoge mate ontaarden. Gebeurt dat echter bij een volk, dan IS de Heer van de hemel en de aarde er ook altijd om het ontaarde volk weer terug te voeren naar de juiste levensorde, zoals het ook nu bij het joodse volk het geval is."
Hoofdstuk 37: Raphaël beschrijft Gods wezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Als wij aannemen dat alle organische wezens ook bezield zijn en de ziel overal het werkende principe is -hetzij meer of minder volmaakt, dat maakt hier niets uit -, dan kan men deze veronderstelling als evidente waarheid aannemen, doordat men logisch op juiste wijze vanuit de werking terug redeneert naar de oorzaak, of van de handelingen naar de kracht,/die wij dan de 'ziel' willen noemen. Afhankelijk van de graad van volmaaktheid en ordelijkheid van de werken van een ziel leidt men dan ook op logische wijze ten eerste haar bestaan en ten tweede haar bekwaamheid af. Vinden wij echter de een of andere chaotische wirwar, wild en ordeloos door elkaar, zonder enige actie of beweging, dus zonder enig spoor van leven, dan denken en zeggen wij: Daar heerst de dood, die van zichzelf totaal onbewust is en wiens bezigheid bestaat uit een volledig tenietgaan, -een verschijnsel dat men in de herfst bij zeer veel bomen en struiken kan waarnemen, wanneer het vroeger zo mooie, goed geordende loof van de boomziel in wilde onordelijkheid naar beneden valt, verdort en in de loop van de winter vrijwel geheel vergaat.
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Toen ik door Perzië reisde, was ik getuige van een zeer merkwaardig natuurverschijnsel. Het was een gloeiend hete dag, zodat wij met onze karavaan onder grote, schaduwrijke bomen bescherming moesten zoeken tegen de gloeiende zonnestralen. Ongeveer een paar uur voor zonsondergang bemerkten wij een dicht, pikzwart wolkendek, dat vanuit het oosten opsteeg en in onze richting dreef Onze leiders voorspelden een geweldige storm en raadden ons aan het bos niet eerder te verlaten dan dat de storm voorbijgeraasd zou zijn. Dat deden wij en binnen een half uur was de storm met bliksem en donder boven ons. Het kraakte en woedde ontzettend in de bomen en menige sterke tak is toen bezweken en het arme loof van de bomen heeft geweldig geleden. Het begon te regenen, maar niet erg hard, toch werd het donkerder en donkerder. Toen de regen echter een tijdje aanhield, begonnen er tussen de steeds rijkelijker vallende regendruppels uit de wolken ook complete padden bij miljoenen met de regen op de aarde te vallen. Die in het water vielen zwommen vrolijk rond, terwijl er van de padden die op de harde grond terecht kwamen slechts enkele enige ogenblikken in leven bleven. Merkwaardig was het, dat niet lang na deze vreemde storm die ruim een kwartier duurde, toen de bijna ondergaande zon haar hete stralen weer op de aardbodem liet vallen, ook onze padden verdwenen en er niets dan een slijmerige schimmel van hen overbleef en dat ook alleen maar zo hier en daar.
Hoofdstuk 32: De natuurfilosofie van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Vraag je aan het volk waarom het de godsbode nooit te zien en al helemaal nooit te spreken krijgt, dan zal het volk je, vervuld van de grootste deemoed, ten antwoord geven dat die wens alleen al een eeuwig onvergeeflijke zonde zou zijn. Bovendien is het al zo'n overweldigende overvloed van genade van de grote god, om diens heilige bode vanuit de verte gedragen te zien worden. Iedereen die zoiets ziet ontvangt zoveel zegen, dat hij daaraan op z'n minst voor nog tien maal honderdduizend andere mensen van het grote rijk, waarvan ze denken dat het precies in het midden van de wereld ligt, tien jaar lang ruim voldoende heeft. Nu, dit wordt het onschuldige volk dus bijgebracht, en ze geloven het rotsvast.
Hoofdstuk 43: De religieuze band tussen Indië en China - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Mensen die eenmaal door hun opvoeding al van de wieg af aan volledig verduisterd zijn, merken het ontbreken van geestelijk licht evenwel niet op en voelen zich heel behaaglijk onder de blinde troost van hun priesters, die hun steeds in geuren en kleuren een heleboel stichtelijke verhalen kunnen vertellen over mensen die weliswaar allang gestorven zijn, maar volgens de regels van de priesters ooit een vroom en trouw leven hebben geleid. Dat stelt de totaal blinden helemaal gerust; daarbij huilen ze vaak van louter ontroering en worden mild gestemd, wat de priester natuurlijk nooit tot nadeel strekt.
Hoofdstuk 46: Het priesterdom als vijand van het licht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] En bij zo'n volk komt dan de Heer vanuit de hemelen Zelf naar de aarde, waar Hij een gericht houdt over de slechte, blinde godslasteraars zoals het ook nu, op dit moment, op aarde het geval is en wel in het mooie land van de joden, die ooit Gods volk waren!
Hoofdstuk 47: De vruchten van de nacht en de vruchten van het geestelijke - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Want zoals een vals en blind geloof, dat eigenlijk een bijgeloof is, maar al te gauw als zodanig te herkennen is aan allerlei leugens, bedrieglijke daden en een steeds toenemende liefdeloosheid, zo is ook een waar, levend geloof als zodanig te herkennen aan de volle waarheid in alle dingen, zonder enige terughoudendheid, en door een voortdurende toename van de liefde onder de mensen en tot God, en vanuit deze waarheid en liefde in dé goddelijke kracht en macht, die God in het hart heeft gelegd van leder mens die de waarheid ziet.
Hoofdstuk 47: De vruchten van de nacht en de vruchten van het geestelijke - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] ROCLUS zegt: 'Voor ons, denkende mensen, is daar inderdaad een oneindig groot verschil tussen, maar voor de leek is gauw iets goed! Als iemand, die vanuit zijn innerlijke geestkracht wonderen verricht, ons maar niet ten aanschouwe van het volk uitdaagt en voor hen onze heel natuurlijke trucjes onthult, dan kunnen wij natuurmagiërs, naar ik meen, ons heel goed handhaven naast de ware magiër die vanuit zijn innerlijke goddelijke geestkracht werkt, en hij naast ons, als hij tenminste niet geplaagd wordt door jaloezie!"
Hoofdstuk 51: Ware en valse wonderdoeners - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] HAPHAËL zegt: 'Zo, is dat alles wat er in je om gaat?! Denk je dan dat het de ware wonderdoener die vanuit de goddelijke kracht die in hem woont te werk gaat ook te doen is om wereldse eer en aardse beloning?! Bestaat er voor de mens dan geen hogere en verder reikende bestemming op deze wereld dan de best mogelijke verzorging van zijn lichaam en zijn persoonlijke eer op deze materiële aarde? Luister en voel!
Hoofdstuk 51: Ware en valse wonderdoeners - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Dit zei Roclus enkel vanuit een soort twijfel over het slagen van het bewijs. Op hetzelfde moment wil Raphaël de steen echter in goud veranderen. De steen verandert op dat moment ook helemaal in goud en werpt door de plotselinge gewichtstoename Roclus op de grond en wel zo hard, dat Roclus zich flink bezeerde en hij nauwelijks in staat was om weer op te staan.
Hoofdstuk 55: Het wonder dat Roclus van Raphaël verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...