Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3934 resultaten - Pagina 9 van 263

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[31] De aarde was nu de Salniter, die uit de innerlijke geboorte uitgespuwd was en in de dood stond. Toen echter de vuurstraal door het woord in het water opsprong, toen ontstond er een schrik; daaruit kwam voort de beweeglijkheid in de dood, en diezelfde beweeglijkheid in alle zeven geesten is nu de siderische geboorte.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Het woord fang = vang, vindt snel zijn weg van het hart naar de mond, waar het de mond verlaat. Het wordt achter in de mond, waar de tong wortelt, door het verHemelte vastgehouden en wanneer het los gelaten wordt, zo vaart het snel vanuit het hart naar de mond en uit de mond. Dat beduidt de snelle uitstoting van de boosheid der duivelen, tezamen met de verdorven Salniter; want de sterke en snelle Geest stoot de adem met geweld van zich en behoudt toch de juiste toon, de klank van het woord of de uitspraak achteraan bij het verHemelte. Die juiste toon of klank is de juiste geest van het Woord. Dat betekent, dat de boosheid en verdorvenheid voor eeuwig uit het Licht Gods ver­stoten werd, maar de innerlijke geest, die tegen zijn wil ook aangedaan is met boosheid, zal wederom naar zijn plaats van uitgang terugkeren. De laatste lettergreep - fang - beduidt, dat de innerlijke geesten door het verderf ook niet geheel rein meer konden blijven, en deswege zuivering en loutering, als door het vuur, behoeven, hetgeen aan het einde van deze bedeling geschieden zal.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] De lettergreep mel opent de lippen weer en bevindt zich midden op de tong en de geest treedt aan beide zijden der tong naar buiten. Dat be­duidt, dat de innerlijke geboorte een geheimenis is voor de uiterlijke, natuurlijke geboorte door de vreselijke zonden en dat de innerlijke geboorte dus ook evenmin door de uiterlijke begrepen kan worden. Wijl dit woord echter een woord is met twee lettergrepen en de tweede lettergreep: mel, de mond weer opent, zo wil dat zeggen, dat de poorten der goddelijkheid wederom geopend zijn geworden. Dat later de tweede lettergreep: mel, op de tong gevormd, door het geHemelte wederom wordt vastgehouden, betekent, dat God aan dit verdorven koninkrijk weder een koning of grootvorst wil geven, die de innerlijkheid, het eigen wezen der Godheid wederom zal openbaren en daardoor de Heilige Geest van beide zijden, d.w.z. uit de innerlijke diepte des Vaders en des Zoons in deze wereld wil uitzenden, opdat deze wereld door de nieuwe koning als nieuw geboren zal zijn.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[24] Het woord: und = en vormt zich in het hart en wordt door de tong in het bovengedeelte van de mond gevangen gehouden. Wanneer de tong weer wordt losgelaten, zo ontstaat er nog een druk vanuit het hart naar de mond. Dit stelt voor het onderscheid tussen de heilige en de aardse geboorte. Het woord verlaat het hart snel, maar wordt met de tong tegen net verHemelte vastgehouden, zodat men niet verstaan kan welk woord het is. Dat beduidt, dat de aardse en verdorven geboorte de innerlijke geboorte niet kan verstaan, maar zij is vol dwaasheid en onbegrip. De laatste druk, die uitgaat uit het hart, beduidt dat de aardse geboorte wel met de innerlijke geboorte van één hoedanigheid is, wat betreft het stoffelijke, het zinnelijke, maar dat zij deze niet kan verwerkelijken. Daarom is dit woord als 't ware stom, onbetoond; het heeft geen “zin” en wordt slechts gebruikt, om onderscheid aan te geven. Het woord: Erden = aarde ontspringt in het hart en vormt zich achter in de mond boven de tong, bij het achtergedeelte van het verHemelte, waar het siddert, trilt. Voor de eerste lettergreep is echter de tong niet nodig. Dan legt zij zich neer in de onderkant van de mond en verschuilt zich daar als voor een vijand. De andere lettergreep: den = de wordt door de tong tegen het bovengeHemelte aangedrukt en laat de mond open en de geest der vorming verlaat de neus, in plaats van de mond. Al gaat er wellicht een klein gedeelte door de mond, het grootste gedeelte van datgene, wat naar buiten treedt, gaat via de neus. Dit is van grote be­duidenis.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[35] Ziet, mensenkind, welk een Hemelpoort, hellepoort, aardepoort, ja een poort tot de Godheid zelf, de geest voor u opensluit. Ge moet u niet voorstellen, dat God te dien tijde op menselijke wijze gesproken heeft; dat het slechts een onmachtig, menselijk spreken geweest is. Het menselijke woord heeft wel dezelfde vorming, verhoudingen, kwaliteit en be­kwaamheid. Maar de mens verstaat het niet immer. Dit verstand echter is edel en kostbaar, want het is geboren uit het inzicht, dat ge­openbaard is door den Heiligen Geest. Gods Woord echter, dat Hij toenmaals met kracht gesproken heeft, heeft Hemel en aarde en aller Hemelen Hemel, ja de ganse godheid omvat. Allereerst wordt het ge­vormd tussen de gesloten tanden en het geeft een sissend geluid, het­geen betekent, dat de Heilige Geest bij de aanvang der schepping door de harde, gesloten muur der geboorten, gevaren is. Want er staat ge­schreven: “En duisternis was op de afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.” De afgrond, de diepte of ruimte stelt voor de innerlijke geboorte en de duisternis beduidt de uiterlijke, verdorven geboorte; het water beduidt de zachtmoedigheid des geestes.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[46] Hier hebt ge nu een korte en waarachtige inleiding van liet “Woord”, hetgeen God heeft gesproken, volgens het inzicht des Geestes juist be­schreven en naar de mate van mijn gaven medegedeeld. Nu is de vraag: Wat heeft God gesproken? Hij sprak: “Er zij licht en er was licht.” Het licht is uit de innerlijke geboorte naar buiten getreden en heeft de uiterlijke geboorte lichtend gemaakt. Daardoor heeft de uiterlijke geboorte een natuurlik, eigen licht gekregen. Ge moet niet denken, dat het licht der zon en der natuur hetzelfde is als het Hart Gods, dat in het verborgene, licht uitstraalt. Neen, ge zult het licht der natuur niet aanbidden, want het is niet het Hart Gods, maar een licht, hetwelk ont­staat door de vetheid van het zoete water en door de werking der andere geesten in de derde geboorte en daaraan zijn kracht ontleent. Deze derde geboorte noemt men niet “God”, hoewel zij in God en uit God is. Toch is het licht der natuur een werktuig Gods. En God is ook niet van de natuur gescheiden, neen, zij beiden zijn als één lichaam en één ziel. De natuur is het lichaam; het Goddelijk Hart is de Ziel. Nu zou iemand kunnen vragen: welk licht is het dan geweest, dat ont­stoken werd? Zijn het de zon en de sterren geweest? Neen, de zon en de sterren zijn eerst uit datzelfde licht geschapen geworden op de vierde dag. Het is een licht, dat opgegaan is in de zeven geesten der natuur, het heeft geen eigen verblijfplaats gehad, maar het heeft overal geschenen, maar niet zo helder als de zon, maar zoals het blauw des Hemels, en van een lichtsterkte, overeenkomstig de hoedanigheid der Oergeesten, totdat hierna de eigenlijke schepping en ontsteking van het vuur, in het water in de geest der wrangheid, der zuurheid, met de zon gevolgd is.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[34] De ganse goddelijkheid met al haar krachten en werkingen, met haar eigen wezen, haar opstijgen en doordringen der dingen en haar ver­anderingen, is de algehele wording, baring. Alles wordt omvat en is be­grepen in den Geest des Woords. Zoals de geest het woord vormt en het woord uitzendt, zo is er ook in de natuur een doordringen, opstijgen, worstelen en overwinnen en wel in dezelfde mate. Want toen de mens in de zonde viel, werd hij uit de innerlijke geboorte overgezet in de twee andere, voornoemde geboorten. Deze omvingen hem al spoedig en waren één met hem, alsof de mens hun eigendom was; de mens ontving al spoedig den Geest en alles, wat voortkwam uit de siderische en uiterlijke geboorte. Daarom spreekt de mens alle woorden uit, zoals de natuur het hem ingeeft, want de geest des mensen, die wortelt in de siderische geboorte en van één hoedanigheid is met de ganse natuur, is zoals de natuur zelf. Wanneer hij iets ziet, zo geeft hij dat de naam naar zijn eigenschap. Doet hij dit echter, dan moet hij zich ook in een dergelijke vorm indenken en zich zo gedragen, als datgene, wat hij benoemen wil, zich gedraagt. Dit is de kern van het ganse goddelijke verstand. Ik schrijf dit niet, en ik breng dit ook niet aan het licht, opdat onmiddellijk iemand mij zou naschrijven en het, naar zijn goeddunken, zou openbaren en als heilige waarheid zou uitspreken. Hoort toe. Daarvoor is iets meer nodig. Uw animalische geest moet vooraf met de innerlijke geboorte in God in overeenstemming zijn en in het Licht staan, opdat hij de siderische geboorte juist kan onderscheiden en vrije toegang heeft tot alle drie de geboorten. Anders kunt ge geen heilige en klare filosofie schrijven, maar ge zult bevonden worden een spotter te zijn. Ik wil gaarne aannemen, dat de duivel verheugd zou zijn, wanneer hij slachtoffers zou maken. Menigeen heeft door hem moeten lijden en hij probeert talloze malen, of hij over de mensen kan zegevieren. Maar ik zal niet ophouden, bekend te maken, wat ik moet bekend maken. Het is nu de tijd, dat de waarheid zich baan zal breken. Wie nu slapen wil, zal toch worden wakker geschud door het grimmige stormweder. Opdat nu een ieder acht geve, wil ik dit alles, naar de wil en de stuw­kracht des geestes getrouwelijk mededelen.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[35] Daarom spreekt ook Christus: “Mijne schapen zijn in mijn hand en nie­mand zal ze uit Mijne hand rukken. (Joh. 1O). Zo ziet ge ook, dat ge, voor zover ge in boosheid leeft, ge in de hel leeft bij alle duivelen. Wan­neer uwe ogen slechts geopend waren, zo zoudt ge wonderen zien; maar ge vertoeft tussen Hemel en aarde en kunt niet zien. Ge wandelt op een smalle weg. Er zijn vele mensen, die menigmaal des Hemels en der helle poorten gekend hebben. Zij hebben aangetoond, hoe menig mens met een levend lichaam in de hel woont. Hen heeft men zeer bespot maar ten onrechte, want dit bestaat inderdaad. Wat dit te zeggen heeft, wil ik uitvoerig te bestemder plaatse uiteen zetten. Dat het water nu twee verschillende geboorten, aanzichten heeft wil ik hier, uit de natuur zelf bewijzen, want de natuur is de wortel, de moeder van alle talen, die in deze wereld zijn en in haar voltrekt zich de openbaring aller dingen. Want toen Adam voor de eerste maal heeft gesproken, heeft hij alle schepselen naar hunne gezondheid en innerlijke werkwijze een eigen naam gegeven. Dit is de sprake der natuur, maar niet een ieder is dit ge­geven, want dit is een geheimenis, hetwelk mij door de genade Gods werd medegedeeld, door den Geest, die mij welgevallig was. - Het woord: water, wordt genoemd in het hart en sluit de tanden. De bittere kwali­teit wordt niet aangedaan en het woord verlaat de mond tussen de tanden door; de tong helpt den Geest en is er mee van één hoedanigheid en de Geest verlaat vol macht de mond, door de tanden. Wanneer echter de Geest grotendeels naar buiten is getreden, komt de Geest der wrang­heid en bitterheid en is van één gevoelen en werking met het woord. Hij blijft echter op zijn plaats en is duidelijk in de lettergreep te onder­kennen. Dat nu de Geest in het hart een aanvang neemt, buiten het hart treedt, de tanden sluit en met de tong door de tanden naar buiten treedt, wil zeggen, dat het Hart Gods vol beweging en leven is, Gods Geest het houdt omvangen; dit is het uitspansel des Hemels. Zoals de tanden zich op elkaar sluiten en de Geest naar buiten treedt tussen de tanden door, alzo gaat ook de Geest vanuit het hart in de siderische geboorte.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] (In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Joh. 1:1) Dit vers heeft al heel wat veelsoortige onjuiste verklaringen en interpretaties ten gevolge gehad. Uitgesproken godloochenaars maakten zelfs juist van deze tekst gebruik om daarmee met nog meer succes Mijn goddelijkheid te bestrijden, omdat ze het bestaan van het opperwezen over het algemeen verwierpen. Wij willen het nu niet over deze kunstgrepen hebben, waardoor de verwarring slechts groter in plaats van kleiner zou worden, maar meteen met de kortst mogelijke uitleg voor den dag komen. Deze uitleg, die zelf licht is, in het licht van Het Licht, zal vanzelf de dwalingen bestrijden en te niet doen.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Het is nu echter tijd, om de ware innerlijke betekenis van zulke teksten aan allen te openbaren, die het waard zijn daaraan deel te hebben. Degenen, die dat niet waard zijn, zal het duur te staan komen als ze zich ermee bemoeien, want Ik laat in dat geval beslist niet met Mij spotten, en van deze regel zal Ik nooit afwijken.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De uitdrukking 'In den beginne' is erg onjuist en versluiert de innerlijke betekenis in hoge mate. Zoals het er nu staat zou daarmee zelfs het eeuwige bestaan van het Opperwezen bestreden en in twijfel getrokken kunnen worden. Dit is dan ook door een aantal denkers van deze wereld gedaan, en men kan wel stellen dat de godloochenaars van deze tijd uit hun school zijn voortgekomen. Als we nu echter deze tekst herwaarderen, zal het omhulsel maar zeer dun blijken, en dan zal het niet moeilijk zijn de innerlijke betekenis, door dat nauwkeurig te onderkennen.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Nu het eerste vers voldoende belicht is en iedereen met een beetje verstand het zonder moeite kan begrijpen, volgt de betekenis van het tweede vers vanzelf. Het getuigt, dat het ervoor beschreven 'woord' of 'licht' of 'de grote scheppingsgedachte' niet ontstaan is in de loop van het Goddelijke bestaan, maar dat het met God, als een deel van Hem, eeuwig is en daarom nooit iets kan zijn, wat met een vroeger ontstaansproces te maken heeft. Daarom geeft het tweede vers als een soort getuigenis de verklaring: Het bestond altijd al in de diepste grond van al het zijn en al het latere worden, als een deel daarvan in en uit God, en was dus Zelf geheel en al God.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] (Alle dingen zijn daardoor geschapen en zonder dit is niets geschapen, dat geschapen is. Joh. 1:3) Dit vers zegt dat datgene actief is geworden, wat al in het eerste vers als het 'Woord' of 'Licht' in de diepste grond van al het Zijn en Worden geheel aanwezig was, maar zich nog niet als iets wat al uitgetreden was, duidelijk zichtbaar liet zien.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Daarom moet dit derde vers, op de juiste manier weergegeven ook zo luiden: AI het geschapene ontstond uit deze oergrond van de schepping, die in zichzelf de eeuwige diepste grond van zijn totale bestaan is. Het licht, het woord en de wil brachten uit dit eigen wezen het eigen licht, de eeuwige eigen scheppingsgedachte, in het vaste zichtbare bestaan voort, en er is niets in de gehele eeuwige oneindigheid, dat niet op dezelfde manier uit dezelfde oergrond in het zich openbarende en zichtbare bestaan gekomen is.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] (In Hem was het leven, en het leven was het licht der mensen. Joh. 1:4) Het is vanzelfsprekend, dat de diepste grond van al het bestaan, het licht van al het licht, de diepste gedachte van alle gedachten en ideeën, de oervorm als de eeuwige grond van alle vormen, ten eerste niet vormeloos en ten tweede niet dood kon zijn, omdat de dood in zijn realiteit het algehele tegendeel is van al het bestaande, in welke vorm dan ook. In dit woord of licht of in deze grote gedachte van God in God, en uiteindelijk dus God Zelf, was derhalve een volkomen leven. God was dus in Zijn totaliteit de eeuwige volmaakte diepste grond van het leven. En dit licht of leven riep de wezens uit zichzelf op, en dit licht of leven was het licht en dus ook het leven in deze wezens, in deze uit Hem geschapen mensen. En deze wezens en mensen waren zo een volledig evenbeeld van de bron van alle licht, wat in hen de voorwaarden schiep voor een leven gelijk aan het Zijn, het Licht en de eeuwige diepste grond van het Zijn.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...