Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

614 resultaten - Pagina 9 van 41

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] Simon: "Ik zie nu, o Heer, dat U Zich aan de mensen geheel als God openbaart en nergens een voorbehoud maakt of iets geheim houdt zoals de oude profeten dat deden, die U steeds heel versluierd aan de mensen openbaarden en aan de stervelingen nauwelijks de zoom van Uw mantel lieten zien. Zij vestigden wel een religie en een kerk; maar wat was dat voor religie en wat voor kerk? De religie was een nauwelijks zichtbare ster, die uit de een of andere eindeloze diepte van de ruimte een heel spaarzame straal van hoop wegschonk aan de in dikke duisternis gehulde aarde, en de kerk was een gebouw van harde steen, een tempel, waar omheen louter doolhoven en duistere voorhoven lagen die door de mensen betreden konden worden, maar in het inwendige van de tempel, waar al de levensgeheimen onthuld op gouden tafels lagen, konden zij nooit komen.
Hoofdstuk 176: De eenwording van de mens met God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Aan het eind van de drie hallen bevindt zich nogmaals het gesluierde beeld van Isis en het ongesluierde van Ou-sir-iez, en op een altaar voor Isis staan, uitgehouwen in de harde steen, de woorden: Ja-bu-sim-bil! Bij de ingang aan de beide zijden van de tempelpoort bevinden zich aan iedere kant twee reuzen in zittende houding, die de vier belangrijkste elementaire krachten van God in de natuur voorstellen; hun zittende houding geeft de orde en de rust aan waarin zij door God geplaatst zijn om alle schepselen volgens de wil van God te dienen.
Hoofdstuk 193: De grote rotstempel Jabu Simbil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Als het gaat om het verwijderen van een storende, kleine steen die op een voetpad ligt, is er geen speciaal overleg nodig over de wijze waarop men zo'n steen op moet ruimen. De eerste de beste raapt hem op en gooit hem ergens heen waar hij niemand hindert. Maar heel anders ligt het als een enorm groot rotsblok van een berg naar beneden is gevallen, een nauwe weg verspert en daardoor scheiding teweegbrengt tussen mensen, buren, ouders en kinderen, broeders en zusters! Ah, dan zal de hele gemeente beraadslagen over wat er gedaan moet worden; want de weg moet weer begaanbaar gemaakt worden! Maar hier gaat het om het allerbelangrijkste moment van ons leven, waarvoor wij allen de zeer verre en buitengewoon moeilijke reis hebben ondernomen!
Hoofdstuk 195: De twijfel van de zwarten aan de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] De AANVOERDER zegt: "Goed, luister dan nog een keer naar mij: Jullie kennen allen mijn laatste vondst in een kloof vol rolstenen. Die vondst wilde ik bij ons vertrek hierheen meenemen en in Memphis aan de overste ten geschenke geven, wat hij beslist erg op prijs gesteld zou hebben; maar in de haast vergat ik hem helemaal en ik dacht er pas later aan, en de vondst bleef daarom goed in linnen gewikkeld in mijn hut in een hoek, toegedekt met de schaal van een pompoen. Toen ik hier bewijzen vroeg voor en vanwege datgene waarvoor jullie die nu ook van mij verlangen, herinnerde die aanvallige jongeling mij aan mijn vondst die ik thuis vergeten had en hij zei mij precies waar en wanneer ik de prachtige steen gevonden had, waar ik hem in de hut verstopt had en wie ik hem ten geschenke wilde geven.
Hoofdstuk 196: Oubratouvishar probeert zijn mensen van Jezus' goddelijkheid te overtuigen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Nu zullen jullie denken dat de jongen mij toen een tijd liet wachten? O, helemaal niet! Op datzelfde ogenblik overhandigde hij mij eerst de steen en meteen daarop afzonderlijk ook nog de pompoenschaal, waarmee de prachtige vondst in de donkerste en verste hoek van mijn hut was toegedekt, en ik kreeg er een duidelijke uitleg bij waar deze zeer mooie steen vandaan kwam!
Hoofdstuk 196: Oubratouvishar probeert zijn mensen van Jezus' goddelijkheid te overtuigen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Opdat jullie mij echter niet van lichtgelovigheid verdenken of mij daar zelfs van beschuldigen, moeten jullie zelf allemaal deze steen en deze pompoenschaal bekijken om vast te stellen of die niet dezelfde zijn die ik jullie thuis heb laten zien! En mijn dienaar hier weet ook waar ik hem in mijn hut bewaard heb en hoe! Wat zeggen jullie nu? Kan een van de beroemdste magiërs uit Cahirou (Kahi roug: van Kahi, een van de grootste stieren uit deze streek; hoorn, dat heilig was) dat ook? - Ik heb nu gesproken, nu zijn jullie weer aan de beurt!"
Hoofdstuk 196: Oubratouvishar probeert zijn mensen van Jezus' goddelijkheid te overtuigen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] De AANVOERDER zegt: "Dat begrijp ik beslist nog niet, maar net als jullie begrijp ik ook niet hoe die jongeman deze thuis achtergelaten steen in een oogwenk hier bij mij heeft gebracht! Laten wij echter geduldig in alle deemoed en ware liefde wachten op deze Enige, en dan zullen wij beslist nog meer licht krijgen!"
Hoofdstuk 196: Oubratouvishar probeert zijn mensen van Jezus' goddelijkheid te overtuigen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] "Kijk, deze mensen zullen van nu af aan ook in landen komen met heel intelligente en ontwikkelde volkeren en zullen akkerbouw en wijncultuur zien en grote steden met de prachtigste paleizen! Maar wanneer jullie hen na duizend of ook tweeduizend jaar zouden zien, zullen zij nog in dezelfde hutten wonen en niet in staat zijn een echt huis van hout te timmeren, en nog minder van steen te bouwen.
Hoofdstuk 198: De verschillen in klimaten en rassen op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Hun aanvoerder heeft Uw goddelijkheid wel op een werkelijk afdoende wijze aan hen duidelijk gemaakt, en het eerder genoemde wonder met het uitzonderlijke diamanttransport heeft hen, naar het schijnt, in het begin zeer bevreemd; maar nu schijnen zij allerlei gewetensvragen op hem af te vuren en een van hen die nu al een paar maal naar ons heeft omgekeken, heeft zojuist de aanvoerder in volle ernst gevraagd of hij de steen niet soms heimelijk toch zelf meegenomen heeft samen met de kalabasschaal, om hen daarmee als met een wonder te betoveren. Waar deze zwarten al niet op komen! Die hebben wel een groter wonder nodig om op het goede spoor gezet te worden! De goede aanvoerder heeft duidelijk veel moeite met hen, dat kan ik heel goed merken!"
Hoofdstuk 198: De verschillen in klimaten en rassen op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Meteen daarop roep IK de engel en zeg, terwille van de anderen aan tafel, duidelijk verstaanbaar tegen hem: "Raphaël, nu is Oubratouvishar met zijn metgezellen weer op het juiste punt teruggekomen en kun je het meningsverschil met één klap uit de weg ruimen! Zij voelen er alles voor om nu zijn mening en inzicht over Mij te aanvaarden, als hij hun bewijzen kan dat de steen werkelijk door jou in een ogenblik uit Nubië hier is gebracht. Ga er daarom naartoe en haal voor ieder die dat wil, dat wat hij vraagt uit zijn hut hierheen en het hele geschil zal daarmee van de baan zijn!
Hoofdstuk 200: Raphaël overtuigt de zwarten van de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] En de ENGEL wees naar Cyrenius en zei: "Kijk daar, aan de rechterhand van de Heer zit de opperstadhouder van Rome! Hij gebiedt over Azië en een groot deel van Afrika; geheel Egypte valt onder hem en dus ook de overste van Memphis! Geef hem deze schat! En Oubratouvishar , ook jij zou de steen beter aan deze opperstadhouder kunnen overhandigen dan aan de overste in Memphis, die weinig of niets om zulke schatten geeft! -Maar dat is alleen maar een advies van mij, je kunt doen wat je wilt!"
Hoofdstuk 201: Schenking van de schatten aan Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Onze hak en snij gereedschappen zijn slecht en worden meteen bot, want zij zijn heel moeizaam uit hout en beenderen van dieren gemaakt. In Memphis hebben wij echter allerlei snijwerktuigen leren kennen die zelfs op steen niet zo gemakkelijk bot worden, -en zulke werktuigen zouden wij veel beter kunnen gebruiken dan ons geelglanzende metaal, dat zacht en onbruikbaar is! -Neem daarom deze twee stukken welwillend aan!"
Hoofdstuk 201: Schenking van de schatten aan Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[18] Hij was niet begonnen met het uithouwen van de grote tempel, want dat hebben twee van zijn voorvaderen gedaan, die de onzichtbare geest van God zeer toegedaan waren; uit groot respect voor hen liet hij ze niet ver van de grote tempel op een mooie vlakte in zittende houding kolossaal groot uit steen hakken en ter eeuwige gedachtenis vlak bij de Nijl opstellen. En omdat de beiden geen naam hadden en ook uit pure bescheidenheid geen enkele naam wilden dragen, gaf hij hun een naam en noemde ze 'De naamlozen'( Me maine onI, wat later vereenvoudigd werd tot 'Memnon '). Tot op de huidige dag zijn de beide beelden nog in heel goede staat te zien."
Hoofdstuk 202: De oorsprong van de Jabusimbil-tempel, de sfinx en de zuilen van Memnon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] In de tempel te Ja bu sim bil werden in ieder van de drie afdelingen zeven reuzen als een soort dragers van het plafond afgebeeld, dat wil zeggen in steen uitgehouwen, en hun kleding is die waarin de grote reizigers uit de lucht aangekomen zijn; en de Egyptenaren, die voorheen vrijwel naakt rondliepen, zijn begonnen zich ook op die wijze te kleden, -dat is dan ook de reden waarom men tot op de huidige dag alle oude stoffelijke overschotten zo gekleed ziet. Hun mummies en sarcofagen zijn vol van dergelijke versieringen."
Hoofdstuk 203: De zeven reuzen en de sarcofagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Wel, zij kwamen op een heel slimme gedachte! Zij nietselden uit steen deels zeer grote en later ook heel kleine doodskisten, waarin hoogstens een, twee tot drie lijken voldoende ruimte hadden. Iedere kist kreeg een naar verhouding groot en zwaar deksel. Als dan in zo 'n kist een of meer lijken werden gelegd, nadat zij eerst met Mum (Muma, ook mumie, betekent aardhars, aardbalsem) goed gebalsemd werden, werd het deksel gloeiend heet gemaakt en de kist werd met het gloeiend hete deksel zogezegd voor eeuwige tijden afgedekt. Daardoor droogden de lijken in de kist helemaal uit, en als het deksel erg groot en heet was, verkoolden zij ook vaak of verbrandden tot as.
Hoofdstuk 203: De zeven reuzen en de sarcofagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...