Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36210 resultaten - Pagina 9 van 2415

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[6] Wanneer nu volgens het meest wijze en ware woord van de Heer alle kracht en macht slechts in de liefde tot God de Heer bestaat, welke kracht en macht heeft dan jullie Beëlzebub, die vol bittere haat tegen God is, tengevolge van deze smadelijke eigenschap? Als wij mensen al door gebrek aan juiste en ware kennis van God, en alleen daardoor ook zeker door gebrek aan ware en alles uitsluitende liefde tot Hem, zwakke en niets vermogende wezens zijn, hoeveel te meer dan jullie duivels, die God heel goed moeten kennen, maar Hem desondanks haten in een voor ons onbegrijpelijk hoge mate! Wel -, hoe is het mogelijk, dat een wezen dat God volop kent, Hem toch boven alles haat, -waarlijk, om dat te begrijpen en te kunnen verteren heb je zonder meer een Farizeese zwijnemaag nodig! Zo'n maag neemt weliswaar geen varkensvlees tot zich; maar de reden daarvan schijnt te zijn dat, zoals dat in de natuur gebeurt, het ene varken het andere niet vreet!
Hoofdstuk 93: Roclus richt scherpe woorden tot de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] De aarde zal daarom evenzo voortbestaan als zij na Noach's tijd heeft gedaan, en ze zal Mijn kinderen die meer verlicht zijn, dragen; alleen het al te erg toegenomen vuil zal van de aarde verwijderd worden en in een andere reinigingsplaats terecht komen, waar het in Mijn eeuwig grote rijk waarlijk niet aan ontbreekt en ook eeuwig nooit aan zal ontbreken. Maar zulke wezens worden nooit Mijn kinderen, want daarvoor is nodig dat men Mij goed kent en boven alles liefheeft.
Hoofdstuk 110: De toekomstige teistering van de aarde. De kinderen van God zullen geborgen zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (DE HEER:) 'Jullie kunnen je nu inderdaad terecht afvragen waarom nu juist deze kleine aarde en haar kleine mensen deze eer en genade hebben gekregen, want in de eindeloze scheppingsruimte is immers een ontelbaar aantal zeer grote en heerlijke lichtwerelden, die veel geschikter zouden zijn om Gods kinderen te dragen, te voeden en te voorzien van alles wat daarvoor nodig is. Zo zouden de wereldgrote mensen van de oercentraalzon immers meer aanzien hebben als kinderen van God dan de onder het stof zittende wormen van deze kleine aarde! -Naar de uiterlijke schijn te oordelen zou er inderdaad niets of in ieder geval niet veel tegen deze vraag in te brengen zijn; maar gezien de innerlijke verhoudingen van de dingen des levens zou dat zelfs een soort onmogelijkheid zijn.
Hoofdstuk 114: De grote scheppingsmens en de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Ik ga nu alleen uit van deze kleine aarde van ons. Hoe lang zou een mens er voor nodig hebben om over haar hele oppervlakte van punt naar punt over land en te water te reizen?! Ik geloof amper dat je in vijf a zes duizend jaar zover komt datje zou kunnen zeggen: 'Nu is er op de hele wijde aarde geen enkel punt meer dat ik niet met mijn voeten heb betreden!' Als je hier ook nog de tijd bij op zou tellen dat je bepaalde dingen serieus onderzoekt en bekijkt, en tegelijkertijd de daarmee noodzakelijkerwijs verbonden rust en verpozingsuren meerekent, ja, dan zou je alleen voor deze aarde toch al meer dan honderdduizenden jaren nodig hebben. Want rusturen kunnen toch waarlijk niet achterwege blijven bij het steeds zeer verheffende aanschouwen van Uw grote wonderwerken en van de hier en daar hemels mooie omgevingen en landschappen, en je wilt vaak ook graag jarenlang in een prachtige omgeving blijven.
Hoofdstuk 116: Ontoereikendheid van het menselijk inzicht. Troost in de goddelijke liefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Daarna zou dan pas de grote zon komen met haar talloze grootse wonderlijk heerlijke lichte contreien! Ik denk dat je daar dan al meteen een hele eeuwigheid zou blijven, je zou er zeker voortdurend iets nieuws te zien en te onderzoeken krijgen. En als je er dan ook nog vanuit gaat dat de mensen daar buitengewoon mooi, wijs en vriendelijk zijn, ja, dan zou er helemaal geen sprake meer van zijn datje verder kwam! Het hele, grote Arabische getallenstelsel zou werkelijk niet voldoende cijfers bevatten om daarmee de verblijfsduur uit te kunnen drukken die men nodig had om de grote zon te onderzoeken en te genieten!
Hoofdstuk 116: Ontoereikendheid van het menselijk inzicht. Troost in de goddelijke liefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Maar dit alles zal geen enkele afbreuk doen aan Mijn ware en zuivere leer als zodanig; want het hier door Mij tot jullie gesproken woord zal door jullie ook weer verder verspreid en besproken worden, en jullie zelf zullen je niet meer precies letterlijk van Mijn woorden bedienen, wat ook helemaal niet meer nodig is. Maar de innerlijke geest ervan zal toch blijven bestaan.
Hoofdstuk 120: De toekomst en het zuiver houden van de leer van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Heeft echter iemand de geest van Mijn woorden in zich, dan heeft hij de letter niet meer nodig. Wie de geest heeft, heeft ook de zuivere leer. En Ik zal in de geest verblijven bij Mijn altijd slechts weinige, maar ware aanhangers tot aan het einde der tijden van deze aarde. En zo, vriend Mathaël, wordt er wel voor gezorgd dat Mijn leer ook altijd zuiver behouden blijft!"
Hoofdstuk 120: De toekomst en het zuiver houden van de leer van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Er zullen in een gemeenschap ook een of meer leraren zijn, die geen tijd hebben om met het werk van hun handen in hun levensonderhoud te voorzien. De gemeenschap dient dan in zoverre voor hen te zorgen, dat het voor hen niet nodig zal zijn om de tijd die voor het onderwijzen van jullie kinderen en jezelf bestemd is, te besteden aan werken op het land! Dat is ook een daad van bijzondere naastenliefde, die hoog bovenaan staat. Want degene die jullie hardwerkend van geestelijke en derhalve ware levensschatten voorziet, moeten jullie natuurlijk geen gebrek laten lijden wat zijn lichamelijk leven betreft.
Hoofdstuk 126: Naastenliefde als regelaar van spaarzaamheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Dit alles kon Ik, zoals gezegd, alleen aan jullie vertellen en verder nu aan geen enkel mens meer op deze hele lieve aarde, omdat ze de hiervoor nodige geschiktheid, zonder vooroordelen, helemaal niet bezitten, en ook nog lang niet zullen bezitten omdat ze enerzijds nog in allerlei bijgeloof vastzitten en anderzijds nog te diep rond woelen in zeer zelfzuchtige en lage wereldse belangen en winstbejag; en omdat ze daarom ten eerste helemaal geen behoefte hebben aan alle nog zo zuivere geestelijke verschijnselen en deze ten tweede beschouwen als iets wat voor het leven helemaal niet nodig en meestal alleen maar zeer lastig is, en hen in hun vrije doen en laten belemmert.
Hoofdstuk 129: De geestelijke rijpheid van de maaiers van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Omdat echter ware liefde tot God zonder daadwerkelijke naastenliefde niet denkbaar is en deze naastenliefde ook niet zonder ware liefde tot God, zijn deze beide vormen van liefde in de grond van de zaak ook slechts één liefde en derhalve één en dezelfde ware aanbidding van God. Wie dat in zich heeft, die heeft alles, de hele wet en het profetendom, in zijn eigen hart verenigd en heeft verder absoluut niets meer nodig.
Hoofdstuk 132: De verlossing van het ceremoniële juk en de wet - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Heel onbevangen zegt DE FARIZEEËR: 'Geëerde gebieder! We hoeven slechts even een blik te werpen op de oude krijgskunst, - en de beroemde, zozeer vergoddelijkte verbondsark is klaar! De kist zelf was een op oude Egyptische wijze goed geconstrueerd instrument, dat buitengewoon veel elektriciteit opwekte. Achter de uiterst gecompliceerde kist bevonden zich ijzeren karren voor het maken van rook. Deze vulde men met allerlei flink rokend en meestal ook erg stinkend materiaal, zoals veren, haren van velerlei dieren en ook van mensen; over dit rokende materiaal strooide men zwavel, pek en salpeter en dan stak men zo'n kar aan. Dat gaf een enorme dikke rook die met een dichte mist was te vergelijken die in korte tijd, vooral als de kar een snelle vaart had, de weg achter zich verhulde en de achtervolgende vijand het zicht op de wendingen en stellingen van het achtervolgde leger benam; tegelijk bracht het echter ook, omdat het te ondraaglijk stonk voor de kamelen, paarden en olifanten, deze krijgsdieren tot omkeer en tot de terugtocht, wat voor de achtervolgende vijand zeker niet gewenst was. Dat er achter een voortvluchtig leger vaak verscheidene van de nu beschreven karren getrokken werden, is wel vanzelfsprekend. Dit is nu een getrouwe beschrijving van de zo wonderbaarlijke en zelfs meer dan heilige ark des verbonds van Mozes en ik kan u ook met een goed geweten zeggen, allerhoogste gebieder: Sapienti pauca!*" (* Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig!)
Hoofdstuk 152: Nog meer verklaringen van wonderen in het oude testament - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Daar hebben wij echter werkelijk geen wonderen voor nodig, maar alleen reële aardse voordelen; maar dan kan men ook alle kanten met ons op en ons voor alles gebruiken, temeer daar wij als mensen van de wereld maar al te goed en duidelijk door talloze ervaringen weten, wat men in de grond der zaak van iedere godsdienstige leer moet denken. Wonderen zijn een oud middel om de onervaren kinderen van de aarde te overdonderen. Waarom zouden ze in deze tijd, waarin nog buitengewoon veel mensen blind zijn, waardeloos zijn geworden, vooral wanneer ze op een geraffineerdere wijze dan in de oudheid verricht worden, en nog meer wanneer de hoogste machthebbers er deel aan hebben, en dat zeker niet zonder redenen, die natuurlijk zeer geheim worden gehouden?! Want een godsdienstige leer waar men zich echt aan vast houdt, is voor regeerders immers altijd meer waard dan tienduizend grote kerkers en twintigduizend legioenen dappere soldaten.
Hoofdstuk 163: Het materialistische geloof van de aanvoerder der Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (CYRENIUS:) 'Toen zei Marcus tegen jou: 'Vriend, uit deze lange redevoering van je maak ik op, datje hart reeds zeer verhard is en men je moeilijk raad kan geven en helpen! Want als iemand aan de grootste autoriteiten op het gebied van de waarheid geen reëel geloof meer kan schenken, en alles op aarde voor bedrog houdt en verklaart, dan is bij hem alles opgehouden wat hem op zijn levensweg tot een beter licht had kunnen dienen! Zeg me, of denk er bij jezelf over na: Wat voor belang zouden wij er bij hebben om je meer licht te geven? Wij hebben kolossale schatten in een onbeschrijflijke hoeveelheid; aan goud, zilver en de kostbaarste edelstenen hebben wij geen gebrek; ook zijn onze voorraadkamers vol graan en.de kelders vol met de edelste wijnen, zoals jullie er op wonderbaarlijke wijze al één hebben geproefd, -waar jullie nu niets meer van schijnen te weten! Wij hebben van jullie dus helemaal niets nodig en spreken, terwijl we zelf door en door verbaasde getuigen zijn, onmogelijk iets anders dan de zuivere waarheid! Waarom willen jullie ons dan niet geloven?
Hoofdstuk 164: De godsdienstfilosofie van de Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] leder moet zoveel hebben als hij nodig heeft om te kunnen leven; van meer dan dat moet in jouw huis bij niemand sprake zijn! De privé-geschenken die niet zelden door de gasten aan je dienaren gegeven zullen worden, moet jij veilig in bewaring nemen en pas met rente teruggeven als je dienaren oud zijn geworden en te zwak om te dienen! En als ze sterven, dan moet je het gespaarde aan hun kinderen en kleinkinderen geven.
Hoofdstuk 168: Over gierigheid en spaarzaamheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Uit hetgeen hier gezegd is, kunnen jullie welopmaken dat ik al bij voorbaat wist dat jullie in je totale zielenblindheid moeilijk zouden geloven wat je gezien en gehoord hebt. Maar ik dacht bij mezelf, dat blinden meer vertrouwen zouden schenken aan een ziende gids, omdat ze een gids zeer hard nodig hebben. Maar jullie noemen jezelf ziende terwijl je stekeblind bent, en mij beschouwen jullie -nu wel niet bepaald als blind, maar toch wel, wat veel erger is, als slecht. En dat is nu precies wat me aan jullie absoluut niet bevalt, en wat laat zien, dat jullie hart echt slecht moet zijn en dat jullie zelf de grootste bednegers moeten zijn, omdat jullie zelfs niet aan een doodeerlijk mens, wat voor vertrouwen dan ook meer kunnen schenken.
Hoofdstuk 165: Marcus spreekt over geloof en ongeloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...