Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3666 resultaten - Pagina 9 van 245

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] Nu komen ook Irhaël en Joram naar Mij toe; ze hebben tranen in de ogen en kunnen van liefde en dankbaarheid geen woord uitbrengen! Ik zegen ze en zeg: 'Wees getroost! Binnenkort kom Ik weer bij jullie!'
Hoofdstuk 82: Afscheid van Irhaël en Joram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ik zeg: ' Ja, Ik zal terugkomen, maar, zoals gezegd, heel in 't geheim; want in het vervolg mag nooit Mijn aanwezigheid de reden ervan zijn dat iemand aan Mijn zending van boven, en daarom aan Mijn woord, gelooft'.
Hoofdstuk 82: Afscheid van Irhaël en Joram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] 'De leer zelf moet de waarheid aantonen. Wie in het vervolg niet uit het woord zal leven, zal sterven door het gericht van datzelfde woord dat tot hem gesproken werd en dat hij niet geloofde en vertrouwde.
Hoofdstuk 83: De macht van het woord. De reis naar Galilea. Reis naar Kana in Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Want net zoals Ik in Mij de van de Vader uitgaande macht heb, om aan iedereen die een wil heeft, het eeuwige leven al of niet te geven, zo heeft Mijn woord dat ook; want Mijn woord is altijd de almachtige en voor alle eeuwigheid durende uiting van Mijn wil!
Hoofdstuk 83: De macht van het woord. De reis naar Galilea. Reis naar Kana in Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Wie dus Mijn woord geheel in zich opneemt en in zijn handel en wandel daar niet van afwijkt, die neemt daardoor Mij Zelf met al Mijn liefde, wijsheid en kracht in zich op en is daardoor een echt Godskind geworden, aan wien de Vader in de hemel niets van wat Hij heeft zal onthouden!
Hoofdstuk 83: De macht van het woord. De reis naar Galilea. Reis naar Kana in Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Matthéus beeft van angst en zegt: 'Heer, Almachtige! Wie kan er naast U bestaan, als Uw goddelijke arm in één ogenblik zo eindeloos ver reikt?!' -Nauwelijks heeft Matthéus deze paar woorden uitgesproken, of de zon schijnt alweer in haar volle glans, en Mijn Matthéus ademt weer vrijer, -kan echter van verbazing geen woord meer uitbrengen. Pas na geruime tijd krijgt hij een beetje moed en zegt: 'Nee Heer, dat begrijp ik niet! Uw macht moet oneindig zijn! Maar bespaar ons, o Heer, in de toekomst zulke verschrikkelijke bewijzen van Uw almacht; want daarbij zou al gauw iedereen wegteren en te gronde gaan!'
Hoofdstuk 84: Naar Galilea. De zonsverduistering. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zei echter: dat ze naar lichaam wel gezond waren, maar niet naar ziel. 'Want wie ontucht en hoererij pleegt, die is heel ziek in zijn ziel! Want door deze zonde wordt het hart van de mens van dag tot dag steeds harder, gevoellozer en onbarmhartiger tegen de naaste en het houdt op het laatst alleen nog maar van zichzelf en het onderwerp, waarmee het geilen kan, maar niet om het onderwerp zelf, maar vanwege het geilen. Zo'n hart ontvlucht dan het woord van God dat hem af wil brengen van zijn slechte verlangen, en wordt tenslotte zelfs een vijand van degenen, die het woord van God in hun hart bewaren en daarnaar leven. Velen van jullie lijden aan deze ziekte en Ik ben daarom weer naar jullie gekomen, om je van deze kwade en dodelijke ziekte te genezen. Wie van jullie weet dat hij aan deze kwade ziekte lijdt, Iaat die zich aan Mij toevertrouwen en Ik zal hem genezen!'
Hoofdstuk 86: Kana in Galilea. De verlokking van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] (Jezus zegt tot hem 'Ga heen, uw zoon leeft" De mens geloofde het woord, wat Jezus tegen hem sprak, en ging heen. Joh. 4.50) Ik zeg: 'Vriend, zo'n geloof ben Ik in heel Israël nog niet tegen gekomen! Ga getroost naar huis; het zal geschieden zoals je gelooft! Je zoon leeft!' En de vorstelijke persoon ging huilend van vreugde en dankbaarheid naar huis; want hij geloofde rotsvast in Mijn woord. Ik bleef nu deze avond en de volgende dag echter nog in Kana, hetgeen de gastheer erg veel genoegen deed. (En terwijl hij afdaalde, ontmoetten zijn knechten hem, verkondigden hem en spraken: 'Uw kind leeft" Joh. 4.51 )
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (De vorstelijke persoon zei tegen Hem: 'Heer! Daal af, voor mijn zoon sterft!' Joh 4:49) Nu schreeuwt de vorstelijke persoon het uit: 'O Heer, praat hier niet zo lang met mij arme; U ziet toch dat ik geloof, anders was ik niet tot U gekomen! Ik smeek U, o Heer, kom slechts onder het dak van mijn huis, en mijn zoon zal leven! Als U echter treuzelt, dan zal hij gestorven zijn nog voor U er zijn zult! Begrijp me dan toch, ik heb veel knechten in dienst, en als ik tegen de één of tegen een ander zeg: Doe dat, of doe dit, dan zal hij dat doen. Als ik niet volledig in U geloofde, o Heer, dan had ik één van mijn knechten naar U toegestuurd! Maar omdat ik onvoorwaardelijk in U geloof, daarom kwam ik zelf; want mijn hart zei mij: ' Als ik U maar vind en zie, dan wordt mijn zoon gezond!' Heer, ik geef het toe, dat ik helemaal niet waard ben dat U onder mijn dak zou komen, - maar, als U slechts één woord wilde spreken, dan zou mijn zoon gezond en levend worden!'
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] (Hier moet naar aanleiding van het woord 'gisteren' een kleine verklaring bijgevoegd worden om haarkloverijen te voorkomen. Het was namelijk zo, dat de dag, speciaal in Galiléa, slechts duurde tot de zonsondergang. Na de zonsondergang sprak men over de afgelopen dag al als 'gisteren'. Met zonsondergang begon de eerste nachtwake voor de komende dag; een nachtwake duurde net zo lang als drie uren bij ons, en een uur overdag was in de zomer haast zo lang als twee uren bij ons en in de winter nauwelijks één, want de tijd tussen zonsopgang en zonsondergang moest altijd twaalf uren duren, of de zon nu lang of kort aan de hemel stond. Als daarom hier gezegd wordt, dat de vorstelijke persoon in één uur van Kapérnaum naar Kana ging, dan zou dat met onze tijdrekening neerkomen op bijna twee volle uren. -Deze korte ingelaste uiteenzetting is hier even noodzakelijk, omdat anders verscheidene voorvallen in dit Evangelie nauwelijks goed te begrijpen zouden zijn, omdat de overeenkomstige tijdsaanduidingen alleen op de toenmalige en niet op de huidige tijdsrekening betrekking hebben.)
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Al neem ik van U, Die misschien wel de grootste profeet bent die ooit deze aarde betrad, alles aan wat U al geleerd heeft en nog Ieren zult, dan neem ik toch niet aan wat U uitgelegd hebt over de schade, die het geld berokkent. Want net zo goed als het geld volgens Uw inzicht schadelijk kan worden, net zo goed kan ook al het andere schadelijk worden! Als ik schapen, ossen, koeien, kalveren, ezels, kippen en duiven en al de vruchten en al het brood had dat alleen in ons land al sinds David gestolen is, dan was ik de rijkste mens in heel Israël! En de hoererij is vroeger, daar waar men geen geld had, zoals bijvoorbeeld in Sodom en Gomorra en in Babylon, net eender en nog uitgebreider bedreven dan nu.
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Judas zegt: 'Dat zal ik wel mooi niet doen; want nog nooit heeft iemand mij iets, in de ware betekenis van het woord, geschonken, en daarom schenk ik ook niemand iets!'
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De hoofdman zegt echter: 'Heer! Ik ben helemaal niet waard, dat U in mijn huis komt, maar spreek slechts één woord, dan wordt mijn knecht gezond! (Matth. 8,8) Want, ik ben ook maar een mens, die net als veel anderen -ondergeschikt is aan de hogere overheid; maar onder mij heb ik toch veel krijgsknechten, die doen moeten wat ik zeg. En als ik tegen één van hen zeg: doe dat, dan doet hij het, of als ik zeg dat hij moet verdwijnen, dan verdwijnt hij. En als ik tegen een andere knecht zeg: kom, dan komt hij; en als ik tegen mijn knecht zeg: doe dit of dat voor mij, dan doet hij het meteen! (Matth. 8,9)
Hoofdstuk 97: Kapérnaum. De zieke knecht van de hoofdman. (17.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Deze hoofdman legde Mij zijn verzoek betreffende zijn knecht zo vol vertrouwen voor, omdat hij door de direkte genezing van de zoon van de koninklijke beambte en door de verhalen van de overste ervan overtuigd was, dat ik op wonderlijke wijze op afstand kon genezen door slechts één enkel woord te spreken. Dat was dan ook de reden, dat hij, net als de koninklijke beambte, naar Mij toe kwam toen hij hoorde dat Ik de stad naderde.
Hoofdstuk 97: Kapérnaum. De zieke knecht van de hoofdman. (17.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Dus hebben we een aantal zieken meegebracht en vragen u terwille van uwen ons heil, of u door uw geestelijke macht, die u volgens eigen zeggen direkt van God heeft, deze zieken, die beslist niet onze ergste zieken zijn, slechts door een woord te spreken wilt genezen!
Hoofdstuk 98: Het volk daagt de priesters uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...