Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 9 van 215

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[11] Ik zeg: 'Wat zoudt u Mij willen geven, dat u niet tevoren had ontvangen van Mijn Vader, Die in de hemel is? Maar als u het heeft ontvangen, hoe kunt u dan nu praten alsof u het niet zou hebben ontvangen. Wat wilt u Mij geven, dat al niet van Mij was?! Want wat van de Vader is, is ook van Mij; want Ik en de Vader zijn er geen twee, maar Een! Ik zeg U: alleen de wil is van uzelf, al het andere is echter van Mij. Als u Mij uw wil uit de oprechte liefde van uw hart geeft, en als u gelooft dat Ik en de Vader geheel Een zijn, dan heeft tl Mij alles gegeven wat Ik van u kan verlangen! ,
Hoofdstuk 14: Het afbreken en opbouwen van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] ('En niemand vaart op naar de hemel, dan Hij die uit n de hemel is neergedaald, namelijk de Zoon des mensen, die in de hemel is. En zoals Mozes in de woestijn een slang had verhoogd, zo moet ook de Mensenzoon verhoogd worden, opdat allen, die in Hem geloven, niet verloren gaan, maar het eeuwige leven hebben!' Joh. 3:13-15) 'Zie, niemand stijgt naar de hemel dan alleen Degene, Die uit de hemel is afgedaald, namelijk de Zoon des mensen, die altijd in de hemel is. En zoals Mozes in de woestijn een slang verhoogd heeft, zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat allen die in Hem geloven niet verloren gaan, maar het eeuwige leven hebben! Zeg eens, kunt u dat begrijpen?'
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Als het ene echter zuiver goddelijk is, dan moet het andere ook goddelijk zijn of ik het nu begrijp of niet! Overdenk ik echter op een wat wereldse manier de stelling: 'Niemand stijgt op naar de hemel, dan alleen Degene, die uit de hemel is neergedaald!' - want dat zou namelijk de Mensenzoon zijn, die voortdurend in de hemel is - dan weet ik het niet meer! Beste Meester, sinds Henoch en Elia heeft stellig geen aards mens het geluk gehad om zichtbaar op te stijgen naar de hemel; wordt U misschien de derde!'? En als U misschien de derde worden zou, had dat dan wel nut voor al die andere mensen die, omdat ze niet uit de hemel afgedaald zijn, ook nooit in de hemel kunnen komen?!
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Daarbij zegt U nog dat Degene, Die zo afgedaald is uit de hemel, eigenlijk slechts schijnbaar op aarde aanwezig is, maar in werkelijkheid voortdurend in de hemel is! Zo zouden dan voorlopig alleen Henoch en Elia en later misschien ook U, deelnemen aan het Rijk van God dat zal komen, maar alle andere miljoen maal miljoenen kunnen in het vochtige donkere graf gaan liggen en daar voor alle eeuwigheid der eeuwigheden blijven, en zo door Gods genade en barmhartigheid weer tot aarde vergaan en tenslotte in het niets oplossen!?
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Beste Meester, voor zo'n Rijk van God op aarde voelen de arme aardwormen, die in ieder opzicht belachelijk genoeg -mensen -heten, niets! Wie weet niet dat het zo is en altijd al zo was? Een of zelfs drie zwaluwen maken nog geen zomer! Wat had Henoch en wat had Elia ervoor gedaan, dat ze van de aarde naar de hemel werden opgenomen? Uit de aard der zaak niets wat ze al niet als deel van hun hemelse persoonlijkheid hadden meegekregen! Daarom was het geen verdienste van hen en zijn ze volgens Uw huidige verklaring alleen maar van de aarde in de hemel opgenomen omdat ze, net als U, eerst uit de hemel naar de aarde zijn afgedaald!
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] 'U heeft veel woorden gebruikt', zeg Ik,'en u heeft gesproken als een mens, die onkundig is van de hemelse dingen; maar dat kan ook niet anders, want u bevindt zich in de wereldse nacht en kunt het licht niet zien, dat uit de hemel is gekomen om de duisternis der wereld te verlichten. Het is wel schemerig om u heen, maar toch ziet u dat niet, wat zo gezegd voor uw neus staat!'
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Wat U echter met de verhoging van de Mensenzoon bedoelt, die zou lijken op die van de toenmalige slang van Mozes in de woestijn, en hoe en waarom allen het eeuwige leven zullen hebben, die in deze op de manier van de slang verhoogde Mensenzoon geloven, dat zweemt al naar het parabolische, ofwel naar iets dat op zichzelf pure onzin is! Wie is deze Mensenzoon? -Waar is Hij nu? -Wat doet Hij? -Komt Hij ook net als Henoch en Elia uit de hemel? -Moet Hij nog geboren worden? Wat moeten de mensen, die Hem zeker net zo min als ik ooit gezien hebben, van deze Mensenzoon geloven? -Hoe kan Hij op de aarde komen, als Hij voortdurend in de hemel is? -Waar zal Hij verhoogd worden en wanneer? -Wordt Hij daardoor een van de onoverwinnelijkste en machtigste koningen van de Joden?
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij deze zou oordelen, maar opdat ze door Hem behouden zou worden. Joh. 3: 17) Nu moet u echter niet een soort wereldgericht verwachten, zoals oorlogen of overstromingen en zeker geen verterend vuur uit de hemel dat alle heidenen verteert; want zie, God heeft Zijn eniggeboren Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij deze wereld zou oordelen, maar opdat ze door Hem geheel en al zalig zou worden; wat betekent dat ook al het vlees niet te gronde gericht zou worden, maar met de geest zou opstaan tot het eeuwige leven. Maar om dat te bereiken moet de stoffelijke hoogmoed in het vlees vernietigd worden door het geloof, en wel het geloof dat de Mensenzoon, Deze altijd al uit God geborene, in deze wereld gekomen is, opdat allen het eeuwige leven zullen hebben, die in Zijn naam zullen geloven en zich daaraan zullen vasthouden!'
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] (Dit is echter het oordeel, dat het licht in de wereld is gekomen; en de mensen hebben de duisternis meer liefgehad dan het licht. Want hun werken waren boos. Joh.3:19) 'Kijk, onder gericht moet u verstaan, dat nu het licht Gods uit de hemel in de wereld is gekomen. Hoewel de mensen uit de duisternis gehaald en in het licht geplaatst zijn, houden ze toch nog veel meer van de duisternis dan van het stralende licht van God! Dat de mensen het licht afwijzen getuigt hun doen en laten, dat door en door slecht is.
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Johannes antwoordde en zei 'Een mens kan niets aannemen, tenzij het hem uit de hemel is gegeven.' Joh. 3:27) Johannes wordt kalm en zegt tegen zijn leerlingen: 'Luister, het lijkt mij toe dat het zo is: Een mens kan, speciaal wat betreft geestelijke dingen, zich niets toeëigenen, wat hem niet eerst uit de hemel gegeven wordt! De bijzondere mens, Die Zich door mij aan de overzijde van de Jordaan liet dopen, en boven Wiens hoofd ik de geest van God heel zachtjes, zoals een duif zich op haar nest neervlijt, als een lichtend wolkje uit de hemel zag neerdalen, en van Wien ik dat getuigenis gaf, zou niet kunnen hebben wat hij heeft, als Hij alleen maar mens was. Maar Hij is meer dan alleen maar mens en schijnt de macht te hebben om wat Hij maar wil uit de hemel te kunnen nemen, en daarbij het genomene te behouden of te geven aan wien Hij maar wil! En ik denk dat wij allen, dat wat wij hebben, door Zijn genade ontvangen hebben, en het is dus onmogelijk dat wij Hem voor kunnen schrijven wat en hoe Hij moet doen! Hij geeft, - wij zijn degenen, die het van Hem aannemen. Hij heeft Zijn grote korenschop in Zijn hand; Hij zal Zijn dorsvloer vegen zoals Hij wil en Hij zal het koren in Zijn schuur verzamelen, het stro echter verbranden met het eeuwige vuur, en uit de as maken wat Hij wil!'
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] De dokter zegt: 'O jullie blinden! In mijn woonhuis wachten Gods engelen op Hem en brachten voor Hem spijs, drank en bedden uit de hemel, en jullie durven zoiets te zeggen! De Heer zal jullie daarvoor straffen!'
Hoofdstuk 33: De dokter en de Samaritaanse wetgeleerden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Als de Vader nu zelfs de bloemen, die maar kort bestaan, zo versiert en tooit, hoeveel te meer zal Hij dan wel Zijn woonhuis dat in de hemel is, sieren en tooien?! En wat de Vader doet, dat doe Ik ook; want Ik en de Vader zijn in oorsprong Een! Wie Mij aanvaardt, die neemt ook de Vader aan; want de Vader is in Mij, zoals Ik in de Vader! Wie voor Mij iets doet, die doet het ook voor de Vader; en je kunt Mij daarom niets geven, wat je niet weldra honderdvoudig weer terugkrijgt! Nu weet je alles wat je weten moest.
Hoofdstuk 34: In Sichar. De hemelse inrichting van het huis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Als alles tot rust is gekomen, en alleen de vrouwen de dokter met de tien leerlingen zich bij Mij in de grote eetzaal bevinden, zeg Ik tegen de leerlingen: ' Jullie weten dat Ik in Bethabara in Galiléa toen Ik jullie aannam gezegd heb: Van nu af aan zul je de hemel open zien en de engelen Gods zien afdalen naar de aarde; en zie dat gaat nu letterlijk voor je ogen in vervulling! Alles wat je hier ziet en wat je gegeten en gedronken hebt is niet van deze aarde, maar door de engelen van God uit de hemel hierheen gebracht. Doe nu echter je ogen open, en zie hoeveel engelen er klaar staan om Mij te dienen!'
Hoofdstuk 35: De leerlingen zien de hemel geopend. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Toen werden bij allen de ogen geopend en ze zagen ontelbare engelen, klaar om Mij te dienen, uit de hemel neerdalen. -Want toen hun ogen geopend werden, verdwenen de muren van het huis, en zij zagen allen de hemelen open staan!
Hoofdstuk 35: De leerlingen zien de hemel geopend. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] ('Die van boven komt, is boven allen; wie van de aarde is, is van de aarde. Hij, Die uit de hemel komt, is boven allen.' Joh. 3.31 ) Degene, Die de macht heeft om voorschriften te geven, is boven; en hij, die gehoorzamen moet, is beneden. -Er kan gevoeglijk echter niemand boven zijn, die boven niet thuis hoort. Degene, die van boven komt, staat boven allen. Wie tot de aarde behoort, kan nooit van boven zijn, maar is altijd slechts van de aarde en kan alleen maar spreken over de aarde. Hij, die echter van de hemel komt, staat boven allen; want Hij is de Heer en kan derhalve doen wat Hij wil, en kan dopen met water, vuur en geest, want alles behoort Hem toe!
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...