Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3319 resultaten - Pagina 9 van 222

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[15] In hun grote angst zagen de Farizeeën nu wel in, dat niemand medelijden met hen had en een goed woordje voor hen wilde doen bij de overste, die over geheel Galiléa het Romeinse, meestal onverbiddelijke, scherprecht uitoefende. Ze vielen daarom, bij elkaar zo'n dertig man, voor de overste op de knieën, zwoeren dat ze het echt zo kwaad niet hadden gemeend met hun eerdere opmerkingen tegen Jezus, en dat ze daarmee alleen maar op een wat indringender manier duidelijk hadden willen maken, dat de onmiskenbare kracht van God in Jezus, de Meester van alle Meesters, ook de opperste van de duivels aan zich dienstbaar kan maken en moet maken; want het zou toch erg droevig voor de mensen zijn, als God geen macht over de duivel zou hebben. Daar in Jezus zonder de geringste twijfel de allerhoogste macht en kracht van God aanwezig was, moest deze zowel over alle duivels als over alle engelen macht hebben en hen zonder uitzondering tot absolute gehoorzaamheid kunnen dwingen! 'Wij wilden daarom met het gezegde, dat hij die duivels met behulp van hun aanvoerder uitdreef, alleen maar zeggen, dat zijn kracht van God sterker is dan alles, wat in de hemel, op de aarde en onder de aarde is. Als u nu begrijpt, hoge gebieder van Rome, dat wij alleen maar dit en beslist niets anders hebben bedoeld met wat we zeiden, en dat we daarvoor ter dood zijn veroordeeld, hoe is het dan mogelijk, dat u ons zo hebt kunnen veroordelen? Wij vragen u daarom in de naam van de goddelijke Meester Jezus, of u zeer genadig uw uitgesproken oordeel weer in wilt trekken!'
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Nu ga Ik naar de oude man en zeg: 'Vriend! Dit heb je niet te wijten aan jullie zonden, die zijn voor God de geringste van geheel Israël, maar dit heeft de liefde van God voor jullie gedaan!
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Jullie waren weliswaar de reinste mensen van Israël; maar er kleefden toch nog verscheidene wereldse lusten aan jullie ziel. God, die jullie liefheeft, zag dat en wilde je in één keer van al het wereldse bevrijden, opdat je nu geheel en al in staat zult zijn de genade van jullie Vader in de hemel te aanvaarden. Dat is nu gebeurd, en je bent nu voor altijd veilig voor Herodes. Want degenen, die hij helemaal uit Iaat roven, Iaat hij geen belasting meer betalen; want de onderdanen die tot de bedelstaf gebracht zijn worden geschrapt in het belastingboek.
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Net als al eerder zullen in het verdere verloop nog hier en daar verklarende stukken tussengevoegd worden. wat des te noodzakelijker is omdat door het overschrijven menig belangrijk punt niet geheel juist is overgeschreven en menige zaak die de kopiist niet authentiek toe leek. ook wel helemaal werd weggelaten. Want er is toentertijd veel opgeschreven, deels door ooggetuigen, deels van horen zeggen, en voor de eerlijke kopiist was het daardoor een heel moeilijke taak om in alle gevallen volledig waarheidsgetrouw te blijven.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Wat echter de tweede vraag betreft. daarop moet gezegd worden. dat de geest van de originelen ook in de afschriften geheel bewaard is gebleven; letters zeggen zonder meer niets. maar het gaat om één en dezelfde geest. Of is het soms niet meer dezelfde geest van God. als Hij zich hier op aarde op eindeloos verschillende vormen manifesteert en dat op een zon nog eindeloos gevarieerder doet? Zie, het is en blijft toch steeds één en dezelfde heilige Geest!
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Bij de eerste zendingstocht zullen jullie weliswaar niet alles meemaken wat Ik je nu ga zeggen; maar nadat Ik in levende lijve van deze aarde naar Mijn hemelen opgevaren zal zijn om eeuwige woningen voor jullie klaar te maken in het huis van de Vader, zullen jullie alles meemaken wat Ik je nu als één geheel voor nu en voor de hele toekomst zal openbaren. Let daarom goed op en begrijp, wat voor nu en wat voor later bedoeld is!
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Toen zei de ondervraagde man met tranen in zijn stem: 'O beste en goede mensen! Dat heeft de grenzeloze hardheid en hebzucht van de pachtkoning Herodes gedaan! Zijn vader was de linker en hij is de rechterarm van satan. Wij konden de verlangde belasting niet betalen die hij tien dagen geleden van ons eiste; zijn gerechtsdienaars gaven ons zes dagen uitstel. Wat zijn echter zes dagen? In die tijd aten de gerechtsdienaars bijna geheel het beste deel van onze voorraad op en op de zevende dag namen ze, omdat we de verlangde onbetaalbare belasting onmogelijk betalen en vereffenen konden, alles wat we hadden, en het scheelde maar weinig of ze hadden dit naakte ellendige leven ook nog van ons afgenomen! O vrienden, het is hard, onvoorstelbaar hard! Als God ons niet helpt, dan verhongeren wij vandaag nog tesamen met onze kinderen! Help ons toch zoveel als in jullie vermogen ligt! Als die slechte knechten van Herodes ons nu maar niet tot op ons naakte lichaam uitgekleed hadden, dan konden we tenminste nog gaan bedelen; maar waar kunnen we in déze toestand nu heen gaan? Voor onze kinderen is het in alle richtingen te ver om te gaan; en wij zijn, zoals jullie zien, poedelnaakt! O God, o God, waarom moesten nu juist wij zo ontzettend in de ellende gestort worden? Aan welke van al onze zonden hebben wij deze straf te wijten, o Jehova?'
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Voordat Ik echter vertelover de uitgebreide opdracht aan de twaalf, moet Ik voor een juister begrip van het geheel vermelden, dat de evangeliën, ook die van Matthéus en Johannes, zoals ze in deze tijd in de verschillende talen te lezen zijn, slechts uittreksels zijn van het oorspronkelijk evangelie. en daarom ook in de verste verte niet alles bevatten wat Matthéus en Johannes hebben opgeschreven. Toch is er hier en daar door degene die het geschrevene later verzameld en overgeschreven heeft, iets toegevoegd wat duidelijk pas later bijgevoegd kon worden. Een voorbeeld hiervan is hier in het tiende hoofdstuk van Matthéus bij vers vier te vinden, waar bij de twaalfde apostel, Judas Iskariot, staat: 'die Hem later verried'. Matthéus, die zijn evangelie in Mijn bijzijn schreef, wist daar op het moment van de apostelkeuze nog niets van en kon daarom zo'n bijzin ook niet toevoegen; dat heeft in later tijden een overschrijver gedaan.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Als er een zuivere waarheid en een echte gerechtigheid is, waarvoor de tegenwoordige mensheid niet het minste begrip heeft, dan moet bij ons ook het Romeinse principe gelden: 'Al gaat de hele wereld te gronde, het recht zal toegepast worden!' De ware deugd moet altijd beloond worden; de leugen, de afgunst, de gierigheid, de valsheid en alle ongerechtigheid moet steeds onverbiddelijk gestraft worden! Als we iets willen bereiken met de thans bijna geheel verworpen slechte mensheid, dan moeten wij optreden zoals de engelen in Sodom em Gomorra. Wie naar ons luistert en ons in Uw naam aanneemt, die zal Uw genade ten deel vallen; wie echter niet naar ons luistert en ons niet aannemen wil, die wordt bezocht door een plaag! Wie ons echter wil vervolgen en voor een wereldlijk gerecht wil brengen, moet een verterend vuur uit de hemel over zich heen krijgen, en dat moet datgene met hem doen wat het eens met de Sodomieten gedaan heeft !
Hoofdstuk 136: De tegenwerpingen van Judas. (1.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[27] Judas neemt weer het woord en zegt: 'Dat is allemaal heel wijs en mooi gezegd, en het is in die vorm ook beslist waar; maar wat helpt dat allemaal? De leer is buitengewoon heerlijk, zuiver en waar - dat staat als een paal boven water -, en ook Uw daden zijn in ieder geval voor ons zoals we hier samen zijn, een meer dan voldoende bewijs van Wie Degene is, Die deze doet. Maar bij de gegeven gedragsregels zal de leer en zullen haar daden bezwaarlijk ooit algemeen op en aangenomen worden. Omdat ze eigenlijk zonder meer onvrede brengt in ieder huis dat haar aanneemt, zal ze zeer streng door de staat vervolgd, of geheel verboden worden, en dan zijn wij nergens meer. Wat dan? Als wij dan als aardse verkondigers van Uw leer en daden zeker maar al te gauw onder stenen of onder het zwaard, in het vuur, of misschien wel aan het kruis of in de leeuwenkuil opgehouden hebben te bestaan, wie zal dan wel onze plaats innemen en ons werk doen?'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Toen de pas gearriveerde Farizeeën hoorden dat wij de hoge berg beklimmen wilden, vroegen ze aan Kisjonah of ze mee mochten met het gezelschap. Kisjonah zei: 'Als u geen kwaad in de zin hebt, dan biedt de berg, die van hier tot Griekenland ongeveer twintig uur gaans lang en ongeveer vijf uur gaans breed geheel mijn bezit is, voldoende ruimte om ook u op te nemen. Maar ik kan u beslist niet gebruiken als u kwaadwillige spionnen bent van het priesterdom in Kapérnaum en Jeruzalem, want ik ben een Griek en nu een zeer toegewijd aanhanger van de heilige en volgens mijn mening alleen echte leer van deze goddelijke meester van alle meesters, en dan zou ik mij met ieder mij ten dienste staand middel tegen uw gezelschap verweren! Raadpleeg uw hart! Is het zuiver, dan hebt u vrij toegang; is het onzuiver, dan kunt u beter meteen weer daarheen gaan, waar u vandaan bent gekomen!'
Hoofdstuk 151: De berg beeft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Toch kwam onder het houden van verschillende gesprekken het midden van de nacht naderbij, en geheel volgens de wetten der natuur kwam de maan voor de helft verlicht op. Toen vroegen de dochters van Kisjonah al weer gauw, wat de maan toch wel was, en hoe zij steeds zo haar licht veranderde.
Hoofdstuk 153: Drie maangeesten spreken over de maanwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Dit antwoord bevredigde Kisjonah en zijn dochters geheel. Ik zei daarna tegen de twaalf apostelen, dat ze nu brood en wijn moesten uitdelen, en dat deden ze meteen.
Hoofdstuk 154: De terugkomst van de twaalf apostelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] En zie, dat was een doelmatige voorbereiding voor je ziel en je geest, zodat je Mij nu een hele aarde en uit stenen mensen zou kunnen zien scheppen zonder je daar druk over te maken. Want je hebt uit vrije wil op wetenschappelijke wijze aangenomen dat God een mens kan zijn en dat een mens heel goed en geheel wetenschappelijk bewezen een god kan zijn! En daarom kan het nu je ziel en je geest nooit van de wijs brengen, als je volkomen beseft dat Ik eeuwig de enige en enig ware God en Schepper van alle dingen ben.
Hoofdstuk 155: Het verschil tussen wetenschap en geloof. (28.2.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Dit ongeschapen eeuwig levende licht aan het uitspansel in de mens is vanaf dat moment het enige dat leiding geeft aan de echte dag in de mens, en deze leert het vroegere vat om zich geheel om te vormen naar zijn eeuwig ongeschapen goddelijk wezen en zo de hele mens tot een Kind van God te maken.
Hoofdstuk 161: Vervolg van de vierde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...