Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

851 resultaten - Pagina 9 van 57

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] De eenvoudige, bescheiden mens wiens hart nog zo zuiver mogelijk is, heeft blijkbaar ook een vrijere ziel en in de ziel een vrijere geest en neemt daarom vlug en gemakkelijk dat wat tot de geest behoort aan. Maar een wereldwijze, wiens zielontoegankelijk is geworden door de vele puur materiële bindingen en waarin in het geheel geen besef meer is van een goddelijke geest, zal niet aannemen en niet begrijpen wat jullie voor het grootste deel nu al gemakkelijk begrijpen en waarvan jullie de juiste diepgang nu vrij goed aanvoelen. Maar toch begrijpen ook jullie nu nog veel niet; maar na Mijn verhoging zullen jullie het volkomen begrijpen!"
Hoofdstuk 16: Over de verhoging en kroning van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Satan moet derhalve toch een latent genoegen scheppen in het goede en wil daarom de gehele goede levenskracht aan zich ondergeschikt maken. Maar juist door dit voortdurend pogen neemt hij steeds meer van het goede in zich op en maakt daardoor, zonder het te willen, zijn slechtheid steeds minder slecht. Daardoor komt er in zijn levenswezen steeds meer orde, meer kennis en zuiver inzicht en hij zal er op 't laatst niet meer omheen kunnen zichzelf geheel over te geven, omdat hij door zijn aard en door zijn neiging onmogelijk kan verhinderen dat hij voor een deel voortdurend overwonnen wordt.
Hoofdstuk 25: Mathaël's opvatting over de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] De helderheid van de ziel, of de eigenlijke primitieve, intelligente levenskracht, neemt door zwaar lijden en pijn van haar lichaam aanmerkelijk toe. Zij ziet en hoort alles wat voor de ogen en oren van de natuurmensen vaak nog erg ver weg is en je behoeft je er helemaal niet over te verbazen dat ik je daarnet vertelde over meer hemellichamen want mijn ziel heeft ze beter en duidelijker gezien dan jij ooit deze aard~ gezien hebt en ook ooit in dit leven van jou zult zien. Daarom kan ik terecht melding maken van alles wat mijn ziel heeft gezien in de eindeloze ruimte! Maar nu houd ik erover op en zeg jij ons wat we nu moeten doen! Want hier kunnen wij toch onmogelijk blijven!"
Hoofdstuk 25: Mathaël's opvatting over de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Slechts een vonkje in het centrum van de ziel is datgene, wat men de geest van God en het eigenlijke leven noemt. Dit vonkje moet gevoed worden met geestelijke voeding, namelijk het zuivere woord van God. Door deze voeding wordt het vonkje in de ziel groter en sterker, neemt tenslotte zelf de menselijke vorm van de ziel aan, doordringt daarna de ziel volledig en transformeert tenslotte de gehele ziel in zijn eigen essentie. Ja dan wordt de ziel zelf helemaal leven, dat zich als zodanig in zijn diepste innerlijk herkent.
Hoofdstuk 42: Ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Als Julius Mij dat hoort zeggen gaat hij eerst snel naar onze gastheer Marcus die met de zijnen druk bezig is een goed middagmaal klaar te maken en legt hem Mijn opdracht voor. Daarop gaat Marcus snel naar de provisiekamer, die nu niet leger wilde worden, neemt een groot heel brood en een beker zout en Iaat door zijn beide zonen twee grote kruiken wijn halen, waarop alles zo sne1 mogelijk naar de twaalf gebracht wordt.
Hoofdstuk 45: De genezing op de gezegende weide. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Ribar proeft eerst wat voorzichtig van liet wonderbrood. Omdat het hem echter erg goed smaakt, neemt hij van de ene helft een behoorlijk grote hap en geeft de andere helft aan zijn vrienden. Allen vinden zij het brood buitengewoon smakelijk, zoet en heerlijk geurend.
Hoofdstuk 52: De steen die brood werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] MARCUS zegt: "Het is mij niet toegestaan dat te vertellen, stel je dus tevreden met dat wat ik jullie nu heb gezegd" -Met deze woorden gaat Marcus op Mijn geheime aanwijzing weg, neemt meteen de ezel mee en geeft hem aan een van zijn zoons om er voorlopig voor te zorgen.
Hoofdstuk 57: De kennismaking vordert ongemerkt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] IK zeg: " Ja, kijk eens, dan zal het uiteindelijk toch nog nodig zijn dat jullie nader met hem kennismaken! Misschien neemt hij jullie zelfs als leerling aan?!"
Hoofdstuk 57: De kennismaking vordert ongemerkt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De rijke gaat naar de synagoge en bidt voor het aangezicht van de armen, om deze te laten geloven hoe vroom men zou moeten zijn om door God zo gezegend te worden. De arme bidt eveneens veel. Ten eerste om ook door God gezegend te worden en ten tweede opdat de rijke hem zal zien en hem dan misschien toch een aalmoes geeft. Wat voor verschil is er dan tussen beiden? Er is helemaal geen verschil! Want de rijke strooit de arme zand in de ogen en de arme doet datzelfde zoveel mogelijk bij de rijke, om iets van hem te krijgen. Maar mij bedriegt niemand, ook geen wonderdoener. Want de wonderdoeners weten heel goed voor wie en waarvoor zij hun schijnwonderen doen! Als zij zeer grote meesters in hun geheime kunsten zijn weten ze vaak groot en klein beet te nemen, worden letterlijk als hogere wezens vereerd en daardoor rijk en machtig!
Hoofdstuk 62: Het gezonde verstand van Risa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Als echter een vrouw, die haar wettige man verlaten heeft, uit een vreemd land zou komen en zich dan als een ongetrouwde vrouw bij iemand zou voordoen en zou verzwijgen dat zij al aan een man toebehoorde, dan begaat hij die haar tot vrouw neemt, geen zonde; ook dan niet, als hij later zou vernemen dat zij al getrouwd was maar haar man heimelijk had verlaten vanwege zijn hardvochtigheid en onvruchtbaarheid. Want toen hij de vreemde tot vrouw nam, wist hij niet dat zij al getrouwd was, en toen hij dat naderhand vernam, was zij al zijn vrouw, van wie hij dan, zonder als echtbreker te zondigen, slechts door de dood kan worden gescheiden.
Hoofdstuk 67: Bepaalde uitzonderingen bij seksuele omgang. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Wie echter een meisje of een maagd of een vrouw met geweld neemt, moet hier al zijn straf ondergaan! Het geweld mag zijn wat het wil, lichamelijk of het verleiden door kostbare geschenken, dat maakt voor deze misdaad geen verschil. Ook overredingskracht of het gebruik van magische, verdovende middelen, waardoor de vrouw zich schijnbaar vrijwillig ten dienste stelt aan de begeerte van de man, doet niets af aan de grootte van deze zonde, ook dan niet als werkelijk een vrucht verwekt zou worden, want zo'n verwekking gebeurt tegen de wil van beide partijen en maakt daarom de misdaad niet minder erg.
Hoofdstuk 68: Over zondig geslachtsverkeer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Intussen ging de engel naar de twaalf, waarvan SUETAL de eerste is die zich erg over Jarah verwondert en die zegt: "Luister nu eens, schone jongeman, wat heeft dat meisje, dat nauwelijks veertien lentes telt, nu met de wijze Griek? Zij schijnt wel tot over de oren verliefd te zijn op de goede man!? Toen je naar binnen ging, dacht ik dat je de Meester der Meesters te voorschijn zou halen, maar toen bracht je dit verliefde meisje! Dat viel erg tegen! Is dat soms ook al een wonderdoende leerlinge van de grote meester en heeft zij in het huis soms in een geheime kamer les gekregen? Waarlijk, er duiken bij jullie steeds maar verschijnselen op waardoor men in plaats van wijzer, alleen maar dommer wordt, hoe meer je er goed over nadenkt. Aan de ene kant ongelooflijke wonderen, aan de andere kant meteen weer gewone, menselijke verschijnselen. Zeg jij me nu maar hoe een eerlijk mens van ons soort dit kan bevatten. Zoals ik nu ook werkelijk niet begrijp, waarom wij de grote Meester, die zich eerst door middel van de wijze Griek letterlijk aan ons op wilde dringen terwijl wij hem eigenlijk, naar waarheid, helemaal niet wilden zien, zich nu helemaal niet Iaat zien! Wat hebben we dan gedaan dat wij zo lang moeten wachten, of zullen we hem tenslotte helemaal niet te zien krijgen!"
Hoofdstuk 74: Het onvermogen van Suetal om de Heer te zien. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Weet je, ik geloof steeds meer, en nu vooral, dat juist die heel gemoedelijk uitziende Griek de grote Nazareeër is! Ik heb hem steeds in de gaten gehouden en er is mij aan hem nu zo veel opgevallen, dat ik er haast geen ogenblik meer aan twijfel dat hij het is! Alle ogen, oren en harten zijn op hém gericht. De machtige en anders zo onverbiddelijke opperstadhouder aanbidt hem letterlijk. De jongen doet alles slechts op zijn wenk en als hij het zegt, en wat hij zegt is helder en vol wijsheid! Daarnaast merkte ik, dat hij de opperstadhouder ook natuurlijke geneesmiddelen noemde tegen de te grote vurigheid van jonge vrouwen. Kijk, dat kan alleen maar een genezer doen! Bovendien moest de voordracht die hij gehouden heeft, zo snel mogelijk worden opgeschreven en wel op de wonderbaarlijkste manier ter wereld! Zet dat alles nu eens netjes op een rij, dan zul je zelf wel ontdekken dat ik niet helemaal ongelijk zou kunnen hebben, en de jongen ook niet, toen hij ons doof, blind en dom noemde! -Wat vind je ervan en wat denken jullie allen hierover?"
Hoofdstuk 76: Ribar veronderstelt de aanwezigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Maar omdat, zoals reeds gezegd, juist nu de Joodse priesters alleen maar stoffelijk denken en zodoende de Schrift ook alleen maar letterlijk nemen, brengt iedere zonsverduistering hen in een meer dan panische schrik vanwege de veronderstelde ondergang van de stoffelijke wereld. Hoewel de oude wijsgeer daarmee alleen maar de zeer wenselijke ondergang van het zedelijk stoffelijke in het mensenhart bedoelt, denken zij aan de ondergang van de werkelijk stoffelijke wereld en zijn daarom verschrikkelijk bang als er een zonsverduistering op komst is!
Hoofdstuk 97: Het materialistische denken der priesters. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Zo zou ik nu bijvoorbeeld ook graag met Hem willen spreken. Daar verlang ik erg naar, maar door Zijn onvoorstelbare, geestelijke grootte kun je daarvoor geen moed opbrengen, hoewel Hij er uiterlijk als een heel bescheiden en gemoedelijk mens uitziet! Zijn uiterlijk behoudt evenwel dat bepaalde, puur goddelijk almachtige, en het is duidelijk aan Zijn ogen en Zijn voorhoofd te zien, dat hemel en aarde voor Zijn wil moeten buigen. Uit Zijn ogen schieten letterlijk lichtstralen en doorlopend roept Zijn voorhoofd dat wat nooit was, tot leven.
Hoofdstuk 98: Ouran's gedachten over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...