Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 9 van 1112

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] Nu gaat de gedachten stroom verder zoals het water van een rivier, en onder de vele voorbij stromende gedachten komt er dan weer een die wat degelijker is, deze wordt onmiddellijk door het grondidee aangetrokken en verenigt zich hiermee, waardoor het grondidee dan al helderder en concreter wordt.
Hoofdstuk 228: De tegenpool van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Onze waard wond zich daar erg over op en betitelde deze handelwijze als een ingemene, onrechtvaardige zaak. Ook vestigde hij Mijn aandacht op een oude, arme man die daar al achtendertig jaar op genezing wachtte (joh.5,5) zonder dat zo'n op geld beluste verpleger er ook maar aan dacht hem na zoveel jaar eindelijk eens als eerste naar het bewegende water te brengen.
Hoofdstuk 1: De genezing van een zieke bij het bad van Bethesda (Ev.Joh. 5, 1-13) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] IK zei: 'Dat zeker, -maar niet dezelfde bodem! Deze vissen zijn zeldzaam en komen in de natuur alleen maar in deze streek voor. Zij voelen zich merendeels slechts in diep water thuis, waar zij dan ook hun voedsel vinden dat bestaat uit een soort diepzee planten. Die planten komen echter alleen maar hier voor en wel over een oppervlak van duizend akkers; verder is de bodem van de zee tot in de verre omtrek leeg, en deze vis komt daar niet voor. - Maar laten we nu eten en drinken! ,
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Dan doet zich nog een heel belangrijke vraag voor, en dat is de volgende: Bij de Romeinen, Grieken en Egyptenaren en bij nog vele andere volkeren van deze aarde worden de lijken tot as verbrand. Ergens anders gooit men ze in zee en worden ze door de zeemonsters gegeten en daardoor deel van het lichaam van de zeemonsters, en gaat zo'n monster dan dood, dan wordt het weer door andere dieren gegeten. Wat moet er op de jongste dag van deze lichamen opgewekt worden? Bij het verbranden is het grootste deel van het lichaam in rook en damp opgegaan die zich met de lucht vermengd heeft, en bij de in zee geworpen lichamen is vlees en al een bijbestanddeel van de zeedieren geworden en zo in een heel ander wezen overgegaan. Wie moet dan de voormalige menselijke lichaamsbestanddelen uit de talloos vele dierenlichamen, uit het water, uit de lucht, uit de mineralen en uit de planten en wonnen verzamelen en weer samenvoegen?
Hoofdstuk 54: De opstanding van het lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] En IK zei: 'Het is een grote zeeslang, die nu tijdens de storm zoals gewoonlijk op rooftocht uitgaat; maar verder bevindt zij zich altijd in het diepste van de zee. Zodra zij genoeg gegeten heeft, zinkt zij weer naar de bodem en blijft daar vaak verscheidene weken liggen. Als zij dan weer honger krijgt, komt zij weer naar de oppervlakte om jacht te maken op haar prooi. Wanneer zij in het water te weinig vindt om haar honger te stillen, kruipt zij tegen de oever op en rooft daar lammeren en geiten, ook varkens en ezelsveulens. Als zij in de buurt van schepen komt, is dat gevaarlijk, omdat zij in hongerige toestand ook mensen verslindt. En nu weten jullie dus, wat voor dier je nu in dit zeldzame geval gezien hebt.'
Hoofdstuk 62: De grote zeeslang - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] In zulke reuzendieren verzamelt zich de allerruwste levensstof van de wereldzielen, en deze wordt daarin verzacht en in zekere zin rijper gemaakt voor een hoger leven. Als het dier dan eindelijk eens doodgaat, gaat zijn verzamelde leven over in duizendmaal duizenden hogere levensvormen, waarin het reeds in kortere tijd een grotere levensrijpheid bereikt, hetzij nog in het water, of in de lucht of op de aardbodem, en dat gaat dan zo door alle levensvormen heen omhoog tot aan de mens. Maar de mensenzielen die zich via deze weg ontwikkeld hebben, staan toch op een heel lage trap en werden door de oude wijzen 'kinderen van slangen en draken , genoemd; want de oude wijzen wisten in hun eenvoud meer van de oorsprong der zielen dan de wijzen van heden.
Hoofdstuk 62: De grote zeeslang - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] In Noach's tijd begonnen zij uit pure overmoed de bergen te verwoesten, hoewel zij door de wijzen onder de bergbewoners gewaarschuwd werden dat er zich onder de bergen reusachtige watersluizen bevonden, en dat, als zij in hun doldriestheid ook maar één grote berg tot op de grond af zouden graven en zijn massa in zee zouden werpen, zich daardoor meerdere onderaardse watersluizen zouden openen, waardoor in korte tijd zoveel water naar het aardoppervlak geleid zou worden, dat het tot boven de hoge bergen zou stijgen en zij daar allen in zouden verdrinken. Maar al die waarschuwingen hielpen niet alleen niet, maar vuurden hen nog meer aan om met nauwelijks te beschrijven energie aan de vernietiging van de bergen te werken.
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Hier ging het echter om een samenloop van omstandigheden, die sinds lange tijd precies berekend was voor het bereiken van een goed doel. Hier , onder dit stuk land, bevond zich reeds sinds voor jullie onvoorstelbare aardse oertijden een grote holte, die een onderaardse voortzetting van de zee was. Maar in de loop van de tijd blokkeerde en verstopte aangegroeide zeeklei de reeds vanaf het begin wat nauwe verbinding tussen de open zee en de daarmee verbonden onderaardse zee, die zijn water daaruit betrok. Toen de aanvoer van het water in de loop van de tijd helemaal opgehouden was, zakte het onderaardse water steeds verder en er ontstond daardoor een grote holle ruimte. Door herhaalde aardbevingen brokkelde onder dit stuk land het ene loshangende deel na het andere af en viel in de diepte van de holle ruimte. Daardoor is dit ingestorte stuk land natuurlijk steeds dunner geworden en kreeg het steeds minder houvast.
Hoofdstuk 72: Invloed van geesten bij natuurlijke gebeurtenissen als toelatingen van de voorzienigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] En op datzelfde ogenblik richtte de dochter zich in bed op en vroeg meteen, wat er nu met haar gebeurd was. Zij wist wel dat ze in het water gevallen was, maar hoe zij nu in dit bed was gekomen wist zij beslist niet.
Hoofdstuk 73: De verdronken dochter van de waard en haar opwekking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] En PETRUS, als visser die met de zee zeer vertrouwd was, zei: 'Kijk, het zijn eigenlijk een soort waterroofdieren, die alleen dan zo frequent en met grote aantallen te zien zijn, als er voor hen iets te roven valt; anders zitten ze langs de zee op gedeelten die niet toegankelijk zijn, noch vanaf het land, noch vanaf het water. Op zulke plaatsen vind je veel insekten en wormen, die deze dieren als voedsel dienen. Bij grote stormen verschuilen die insekten en wormen zich echter en dan gaan de vogels hongerig op rooftocht naar kleine vissen, en als de storm is gaan liggen keren ze weer terug naar de plaatsen waar zij hun goed verborgen nesten hebben. Nu weetje watje nog niet wist; het is weliswaar niet zo belangrijk, maar toch is het goed om ook dat soort dingen goed te weten.'
Hoofdstuk 74: Het schip van de Farizeeën op de woeste zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Wel, wat de lichtverschijnselen betreft, die meestal in de Julius Caesar maand voorkomen, dat zijn niets anders dan lichtgevende insecten die 's nachts de van het water opstijgende dampen opzuigen en zich daarmee voeden. Ga naar Indië, daar zul je nog heel andere nachtelijke lichtverschijnselen ontdekken!
Hoofdstuk 94: De vraag van de priester om herstel van de afgodenbeelden. Het heilige meer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Toen zei IK: 'Luister eens oude, bijgelovige visser, zolang die belletjes opstijgen in het water, is dat voor het vissen nooit een goed, maar altijd een slecht teken, omdat dat heel natuurlijk aangeeft, dat de vissen op de bodem liggen te rusten. Want om op de bodem te kunnen liggen moeten de luchtzakken die zich in hun lichaam bevinden zich instinctmatig van de lucht ontdoen, en dat geeft in een visrijk water altijd die bepaalde door jou opgemerkte belletjes. Pas als je deze belletjes niet meer ziet moet je je netten uitwerpen, dan zul je vis in overvloed vangen! Want als de vis geen lucht meer uit zijn luchtzak stoot, gebruikt hij die, omdat hij alleen daardoor aan de oppervlakte kan komen.
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] JORED zei: 'Vriend, op jouw manier heb je weliswaar gelijk; maar ook die boete hier, is juist en terecht. Want alle gebruikers van het water van deze machtige stroom tot waar deze bevaarbaar wordt, weten bij iedere stand van het water precies wanneer zij van hun stapelplaats moeten vertrekken om op de juiste tijd bij de eerstvolgende plaats van bestemming aan te komen. Als zij zich daar niet aan houden, kunnen zij bij een vaart die tot in de nacht voortduurt, gemakkelijk verongelukken omdat er zeer veel gevaarlijke plaatsen in de rivier zijn waar ervaren houtvlotters zelfs overdag moeten oppassen om er zonder ongelukken vanaf te komen. 's Nachts moet het uiterst moeilijk zijn om zulke gevaarlijke plaatsen heelhuids te passeren. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat men zich gemakkelijk een ongeluk op de hals haalt door zich niet te houden aan de algemeen bekende voorschriften voor het bevaren van de stroom, heeft men, met toestemming van de keizer, deze voorschriften voor de riviervaart gesanctioneerd, waardoor overtreders een passende boete in geld of natura krijgen opgelegd. De opbrengst hiervan gebruikt men dan voor het onderhoud van goede landingsplaatsen en voor het verwijderen van toevallig in de stroom ontstane hindernissen, voor welk doel ook ten dele de watertolgelden en landingsbelasting gebruikt worden. En kijk, vriend, zo is het toch een rechtvaardige zaak?!'
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei: 'Ongetwijfeld, maar de wacht bestond uit waakhonden. Deze dieren hebben hun vlotten woedend verdedigd en twee van de dieven werden door hen gebeten; maar aan het eind van het gevecht werden de dieren door de dieven doodgeslagen en in het water geworpen, en de dieven maakten vlug de vlotten los en dreven snel weg, voordat de mensen, die door het lawaai van de honden gewekt waren, erbij konden komen. Er zijn wel meteen daarna mensen over het water en over land achter hen aan gegaan, maar zij hebben ze tot nu toe nog niet kunnen inhalen. Die op het water zullen nu wel niet zo lang op zich laten. wachten; maar die over land zullen hier pas tegen middernacht helemaal uitgeput aankomen. Wij zullen ze, dat wil zeggen deze houtvlotters, zodra de zon ondergaat naar de oever trekken, wat al gauw zal gebeuren, en jij, Jored, laat je beambten dan meteen het landingsgeld opeisen! Intussen zullen de eigenaars van deze houtvlotten, die hen achtervolgen, arriveren, en dat zal een heel apart verhaal worden! Laat je beambten nu gaan, want zij zullen al gauw tegen de oever moeten stoten, omdat Ik dat zo wil!'
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] (DE HEER:) Omdat jullie dat nu inzien en begrijpen, kan Ik jullie ook het nodige vertellen over de maanzucht. De bewoners van de maan hebben als zeer eenvoudige en in zichzelf gekeerde mensen bij uitstek de gave van de helderziendheid, en dat met name tijdens hun nacht van veertien volle aardse dagen, die zij in hun onderaardse woonholen meestal slapend doorbrengen. Tijdens deze slaap blijft hun ziel echter volkomen wakker en deze ziet dan alles om zich heen tot in de verre omtrek, en dus ook deze aarde, waar zij eigenlijk min of meer bij horen, die zij echter, vanwege de natuurlijke positie van de maan tijdens hun waaktoestand, op hun lange dag nooit kunnen zien; (want de maanmensen bewonen alleen het gedeelte van de maan dat van de aarde is afgekeerd) omdat de maan, zoals Ik Jullie al uitgelegd heb, om heel natuurlijke redenen (op de naar de aarde toegekeerde kant) geen lucht en geen water heeft, en als er al hier en daar in de vele dieper gelegen delen een soort lucht aanwezig is, dan is die toch niet toereikend voor de ademhaling van wezens met een lichaam, en is er ook niet geschikt voor, omdat het element zout ( de zuurstof) geheel ontbreekt.
Hoofdstuk 120: De Heer geeft uitleg over de maanwereld en over maanzucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...