Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13994 resultaten - Pagina 9 van 933

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] Kijk, een vrouw, die haar uiterlijk erg belangrijk vindt, zal tenslotte niets anders meer doen, dan zich de gehele dag tooien en met sieraden behangen. Na verloop van tijd zal ze het prettiger vinden om zich door anderen te laten wassen, tooien en op te laten smukken. Maar dat duurt ook nooit erg lang; uiteindelijk wordt zo'n verwekelijkte vrouw zelfs te traag om zich te laten verzorgen, en zakt letterlijk af tot het bestaan van een varken of zelfs een luiaard, welke dieren je vindt in Indië en Midden-Afrika. Dan is het de vraag: Wat is er dan nog met zo'n vrouw te beginnen? Welke geestelijke ontwikkeling is daar nog mogelijk? Ik zeg je: Zij deugt zelfs niet meer voor hoer! Dat was ook de eigenlijke reden waarom het volk in Sodom en Gomorra zich onnatuurlijk begon te bevredigen! -Begrijp je dat?"
Hoofdstuk 213: Het gevolg van een verzorgd bestaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Dat toen een deel der wezens het gebod opvolgde en een deel niet, is duidelijk in de zichtbare materiële schepping te zien, die als een gericht of als de straf op het niet houden van het gegeven gebod moest volgen, en op zichzelf, in geestelijk opzicht, niets anders is dan de langere weg naar het zalige vrije bestaan van de geschapen geesten.
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] leder bestaan, het goddelijke niet uitgezonderd, heeft in zichzelf alleen maar tegenstellingen, zoals ontkennende en bevestigende, die steeds zó tegenover elkaar staan als koude en warmte, donker en licht, hard en zacht, bitter en zoet, zwaar en licht, nauw en ruim, breed en smal, hoog en laag, haat en liefde, slecht en goed, vals en echt, en leugen en waarheid.
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Daaruit volgt dan ook als vanzelf dat geen ding dat ooit door God in wat voor bestaan dan ook is geplaatst, ooit kan vergaan en vernietigd kan worden. Het kan wel van vorm veranderen en van minder edel steeds edeler worden, of ook omgekeerd, zoals wij dat in het geval van de eerstgeschapen geesten hebben gezien; maar vernietigd kan er niets worden wat God eenmaal tot aanzijn heeft geroepen. - Zeg Mij nu, Cyrenius, is het geheel je nu wat duidelijker?"
Hoofdstuk 232: Omhulsel en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Wel zijn er door de macht van zijn woorden en werken al behoorlijk veel Farizeeën bekeerd, maar wat heeft hen dat alles gebaat? Tenslotte kwamen zij echt in een duivelse situatie ten opzichte van het tempelbestuur en moesten ook gaan liegen dat het gedrukt stond, om in het tempelbestuur weer met enige behaaglijkheid te kunnen leven en bestaan. Want het oude tempelbestuur is en blijft nu eenmaal puur duivels, en daar is niets mee aan te vangen.
Hoofdstuk 241: Het oogmerk van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De FARIZEEËR zegt: "Hoge gebieder, alles wat u zegt is zo overtuigend goed en waar, dat wij niets anders kunnen zeggen dan dat Ieder mens met een beetje geest, door één uur met u te verkeren, zichtbaar meer voor zijn hoofd en voor zijn hart wint, dan wanneer hij honderd jaar lang de domheden van de tempel aan zou kunnen horen, die uit niets anders bestaan dan loze kreten.
Hoofdstuk 7: De geloofsdwang van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Ja, jullie zielen en de zielen van miljoenen weten niet eens meer, dat zij dragers van de geest van God zijn. Laat staan dat zij bij hun eindeloze, wereldse zorgen ook maar iets ten bate van het vrij en zelfstandig worden van hun geest zouden kunnen en willen doen. Daarbij wordt de arme en zwakke mensheid door jullie te veel tot bloedige en rusteloze knechtenarbeid opgejaagd terwille van jullie liefde voor pracht en luxe en kan daarom óók niets doen voor het vrij en zelfstandig worden van haar geest. En zo zijn jullie samen met jullie onderdanen dood en waarachtige kinderen van satan en willen Mijn woord niet horen dat je oprecht en waarachtig naar het leven voert. Daarentegen verdedigen jullie je éigen woord dat jullie en al jullie ondergeschikten onvermijdelijk de eeuwige dood zal brengen!"
Hoofdstuk 10: Behoeften en het kwaad daarvan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Kortom, onze nieuwe Meester en Heer toont in alles de echte geest van God en daarom willen en zullen wij ook op leven en dood en door dik en dun zijn leerlingen zijn. Maar de tempel keren wij voor eeuwig de rug toe! Amen. Zo zij het en zo zal het gebeuren! Gevast hebben wij al vaak genoeg en we hebben daarmee niets bereikt. Tijdens onze reizen namen we een loopje met het domme, overdreven vasten, wij aten ook op de voorsabbat en de dagen van de nieuwe maan en wij hebben op die nieuwe, menselijk verstandige manier nu het hoogste bereikt wat een mens ooit kan bereiken. Laten we dus opgewekt en vol goede moed zijn! Wij hebben de beloofde Messias al en de tempel zal Hem onder de tegenwoordige omstandigheden waarschijnlijk nog heel lang niet te zien krijgen en als hij Hem te zien krijgt, zal hij Hem toch zeker niet herkennen. Wij echter hebben Hem en kennen Hem, en daarom jubelen wij en zeggen: Hosianna Hem, die wij gevonden hebben! Hem alleen zij onze achting en liefde!"
Hoofdstuk 20: Voorbereiding voor de genezing der misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De DERDE zegt: "Ja, nu kan ook ik mij herinneren, hoe wij in de tempel met vasten en allerlei andere boetedoeningen zijn geplaagd! O God, al ons ongeluk hebben we toch wel aan onze ouders te danken! In de wet van Mozes staat: 'Eer vader en moeder, opdat je lang moge leven en het je goed moge gaan op aarde!' Wij hebben toch altijd onze ouders geëerd door alles wat zij van ons verlangden stipt op te volgen; op hun wens werden wij ingelijfd bij de tempel, hoewel wij helemaal niet uit de stam van Levi geboortig waren. Maar dat maakte niets uit, want met geld kun je nu eenmaal alles worden wat je maar wilt, maar dan wel voor véél geld! Maar door ons bij de tempel te voegen werden wij van dag tot dag door allerlei oefeningen en proeven ongelukkiger, tot wij als apostelen naar Samaria werden uitgezonden en daar allen door boze tovenaars zijn behekst! Wat er vanaf dat moment tot op heden met ons is gebeurd en wat wij gedaan en uitgevoerd hebben, hoe wij hier in deze onbekende streek over deze zee zijn gekomen en wie ons zo kwalijk heeft toegetakeld, daarvan is in ieder geval mij niets bekend. Slechts heel vaag kan ik mij herinneren, dat wij, toen wij geen roofmoordenaars wilden worden, door de boze tovenaars overgeleverd zijn aan een heel verdorven en duister gezelschap, dat ons zo behandelde dat wij allen al gauw onze bezinning kwijtraakten en tot op dit uur niet meer terugkregen! Maar nu is deze, goddank, weer teruggekomen! Wij weten nu weer dat wij bestaan en wie wij zijn! Maar wat moeten we nu? Moeten we weer naar de tempel terug, of moeten we iets anders gaan doen? Het liefst was ik nu dood, want deze slechte wereld heeft voor mij alles verloren wat het voor mij waard maakte om op haar bodem verder te leven! Wie kan ervoor instaan dat wij niet al gauw wéér in handen vallen van zulke duivels als de laatste keer?! Wie zal ons dan uit hun klauwen redden?"
Hoofdstuk 22: De wanhoop van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Kijk, daarmee is slechts globaal aangegeven hoe de eeuwige levenskracht van God in haar bestaan begonnen is de verschillen te onderzoeken en te kennen! En daarbij stelt de 'hemel', de persoonlijke wijsheid voor, die zichzelf onderkent; maar in het van liefde gloeiende zwaartepunt van zijn centrum, in het centrum van de gloeiende liefde, dat bedoeld wordt met het woord 'aarde', was het nog duister en woest en ledig, dus nog zonder diepere kennis van het eigen ik.
Hoofdstuk 28: Het godsbegrip van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Al zou je mijn raad nóg zo precies opvolgen, dan zou je daar weinig aan hebben als je dat alleen maar terwille van de daarin aanwezige waarheid zou doen en omdat je voor kwade gevolgen zou moeten vrezen als je er geen rekening mee hield. Dat alles zou op deze manier voor jullie zielen niets opleveren. Het is echter heel wat anders als liefde en waarheid zich verbinden en dan samenwerken. Dan schept de liefde, uit en in het licht der waarheid, steeds een nieuw en volkomener leven in en uit zichzelf, totdat het volkomen gelijk is aan dat van God!
Hoofdstuk 48: Mathaël spreekt over wet en liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] De plaats die God heilig noemt, slaat op de toestand van de ziel, die zeer deemoedig moet zijn omdat deze anders niet kan bestaan voor het aangezicht van de eeuwige liefde, want dat is een waar vuur der levenselementen.
Hoofdstuk 49: Gods beeldspraak bij Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] RAPHAËL zegt: " Je hebt wel goed gesproken, beste Baël maar aan zulke harde terechtwijzingen mankeert altijd iets, omdat de achterliggende reden nooit liefde is maar een verborgen hoogmoed. Want als je je broeders zo hard terecht, wijst, maakt je eigen ergernis dat je je opwindt, boos wordt en dat je je boosheid zelf aanwakkert tot toorn en dan niets goeds tot stand brengt. Want doornen en distels brengen geen druiven en vijgen voort en op een plaats waar het gebrand heeft, groeit lange tijd geen gras meer .
Hoofdstuk 59: Liefde de basis van de echte vreugde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Terwijl Cyrenius verheugd zijn rollen zo snel mogelijk doorkijkt en zijn gezicht daarbij steeds meer respect uitdrukt, zeg Ik tegen Raphaël, dat hij Jarah en Josoë nu weer kan ontheffen van hun tijdelijke, korte verbanning en ze nu aan tafel moet roepen, De vaardige, hemelse dienaar doet dat zeer snel en als JARAH arriveert, zegt zij wat bedroefd: "Maar, o Heer, U Mijn eeuwige, enige liefde, wat was dat toch een ontzettend lang gesprek waar ik niets van mocht horen! Ik dacht al dat het voor de nacht nooit op zou houden! Maar U alleen zij alle lof, het is nu weer voorbij en ik heb U weer terug!"
Hoofdstuk 74: Het onvermogen van Suetal om de Heer te zien. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Dat .ik vanwege het meisje die heel natuurlijke en zeker niet hatelijke opmerking heb geplaatst over iets wat toch ieder mens die zijn ogen met in z'n.zak heeft, hier zelf kan zien, dat kan toch geen verstandig mens beledigen. Want wat ik zei, is in ieder geval in ónze ogen een heel gewoon menselijk verschijnsel en mist ieder profetisch tintje. Ik duidde slechts op het duidelijke kontrast, dat hier, wat de daden betreft, goddelijk wonderlijke dingen gebeuren, maar wat de zedelijke levenssfeer betreft ieder gewoon mens hier alleen maar gewone en natuurlijke dingen ziet: En die heel onschuldige opmerking van mij wond dat toonbeeld van deemoed en zachtmoedigheid zo op, dat hij ons ten eerste erg beledigde en ten tweede de rug toekeerde, zodat wij niets terug konden zeggen! Heus, zulk gedrag hoort duidelijk thuis in een gekkenhuis, maar niet onder mensen met enige ontwikkeling, en het allerminst in het gezelschap van louter liefde-, deemoed en zachtmoedigheidpredikers! Daarom wil ik echt niet lang bij dit gezelschap blijven, want er is niets vervelender dan bij mensen te zijn die je nooit helemaal kunt begrijpen en van wie je ook niet weet waar je met hen aan toe bent en in hoeverre je ze kunt vertrouwen! Heus, van deze meesters zou ik voor niets ter wereld een nog zo domme leerling willen zijn! -Heb ik gelijk of niet? Hoe denk jij daar nu over, broeder Ribar? Wat vind je, -moeten we gaan of nog blijven, want we zijn nu vrij en kunnen van nu af aan in het vreemdelingenlegioen gaan of ook naar huis gaan?!"
Hoofdstuk 75: De twaalf begrijpen het nog steeds niet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...