Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4378 resultaten - Pagina 10 van 292

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] God zag echter dat de mensen de wet der wijsheid nooit zouden kunnen opvolgen, en Hij kwam toen Zelf in de wereld om hen een nieuwe wet van de liefde te geven, die ze gemakkelijk zullen kunnen gehoorzamen. Want in de wet van de wijsheid liet Jehova alleen Zijn licht onder de mensen schijnen; dat licht was Hij echter Zelf niet, maar het straalde slechts uit Hem onder de mensen, zoals ook de mensen uit Hem geschapen zijn, maar daarom nog niet Jehova Zelf zijn. Maar door en in de liefde komt Jehova Zelf naar de mens en gaat in volle werkelijkheid geestelijk in de mens wonen en maakt de geschapen mens daardoor volledig gelijk aan Zichzelf. En dan is het voor de satan niet meer mogelijk, de zo gewapende mens met zijn sluwe streken aan te grijpen, want de geest van Jehova in de mens doorziet altijd de nog zo verborgen gehouden trucs van de satan, en heeft altijd macht in overvloed om de totale onmacht van de satan aan de kaak te stellen.
Hoofdstuk 67: Vesting bij Sichar. De nieuwe wet der liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] De overste zuchtte diep en zei: 'Edele wijze vriend! Hoe kun je nu toch opgewekt zijn, als je bijna de hele mensheid nog duizend maal te slecht vindt voor de onderste Tartarus, gesteld al dat die er zou zijn. Als twee uitgehongerde wolven een bot vinden en dan door honger gedreven daarom op leven en dood met elkaar vechten, dan is dat begrijpelijk! Want ten eerste zijn het wolven, dieren zonder hersens, door de natuur in stand gehouden machines, die door de hun opgelegde natuurlijke aard gedreven worden zich te verzadigen, en ten tweede zijn ze daardoor goed beschouwd totaalontoerekeningsvatbaar, zoals een gezwollen beek, die door haar grote en zware watermassa alles vernietigt wat ze op haar weg tegenkomt. Maar hier gaat het om mensen die van zichzelf zeggen, dat ze in zekere zin alle kennis en wijsheid hebben, maar die ondanks dat in hun hart erger zijn dan alle wolven, tijgers, hyena's, leeuwen en beren! Voor zichzelf eisen ze alle mogelijke consideratie, terwijl ze hun medemensen in geen enkelopzicht ontzien! -Vertel jij me nu eens, vriend, zijn dat dan nog mensen?! Verdienen zij ook maar het minste medeleven?! Nee, zeg ik, en nog eens duizendmaal nee! Wacht maar, jullie onbehouwen volk! Ik zal het jullie wel eens duidelijk maken, zodat je voor altijd horen en zien zal vergaan!'
Hoofdstuk 77: De Heer weet de juiste maat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Hoe Uw waarlijk heilige leer zich echter op een weg met zo ontzaglijk veel hindernissen baan zal breken door de nacht waarin de mensheid nu begraven ligt, dat is me nog net zo onduidelijk als voorheen! Als het puur met wonderen te weeg gebracht moest worden, dan zou het voor de mensen niet veel nut hebben, zoals U Zelf al zei, omdat op die manier de mensen, die vrij moeten worden en zijn, alleen maar machines zouden worden; daarentegen zal het langs de natuurlijke weg veel bloed kosten en een ontzettend lange tijd vergen! Ja, ik zou bijna met zekerheid durven zeggen, hoewel ik geen profetische gave heb, dat afgaande op mijn kennis van de mensheid uit de vrij verre omtrek van Azië, Afrika en Europa, van nu aan gerekend, binnen twee duizend jaar nog lang niet de helft van de aardse mensen zich in het licht van deze leer van U zal zonnen! - Heb ik gelijk of niet?'
Hoofdstuk 81: De Heer is de brug naar de geestelijke wereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Kijk eens omhoog naar de zon; daar zijn andere landschappen! Een woestijn daar is heerlijker dan een paradijs hier! Want als de landstreken der aarde er alleen maar door het licht van de zon mooi, heerlijk en vriendelijk uitzien, omdat de aarde zonder het licht van de zon een tranendal en een dal vol verschrikkingen zou zijn, hoeveel heerlijker moeten de landstreken van de zon zelf dan zijn, als je bedenkt dat de aarde haar doffe schijn ontleent aan de glans en pracht van de zon!'
Hoofdstuk 84: Naar Galilea. De zonsverduistering. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik heb op deze manier gedurende ongeveer twee duizend jaar steeds hetgeen ontbrak aangevuld; maar wie nam het aan? Geloof me: Altijd maar heel weinigen, en die dan nog zelden met veel vuur! Men nam er wel kennis van en schreef het op; maar men heeft steeds om allerlei waardeloze redenen niets gedaan om zijn levenswandel daarnaar te richten en zichzelf geestelijk ervan te overtuigen, dat die overigens eenvoudige mens in ernst door Mij was geroepen om de mensen in de steeds donker wordende wereld weer een nieuw licht uit de hemel te brengen.
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Daarom geef Ik nu een uiterst sterk licht op deze zaak, opdat er dan niemand meer zich kan verontschuldigen met te zeggen, dat Ik Mij sinds Mijn lichamelijke aanwezigheid op aarde noch om de zuiverheid en compleetheid van Mijn leer, noch om de mensen die haar aangenomen hebben, bekommerd heb!
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Ik zeg:' Je hebt weliswaar een rijkelijk voorziene beurs bij je, maar je gaf ondanks dat gisteren niets aan die drie armen, die je om een aalmoes gesmeekt hebben; en daarom meen Ik, dat je zelf niet dat loffelijke gebruik van het geld maakt, dat je Mij staat aan te prijzen!
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar wat heeft mijn vishandel daarmee te maken?! Ik heb nota bene altijd als eerste mijn vis uitverkocht, terwijl jij, ondanks je goede lessen, de helft van de jouwe meestal weer naar huis moest dragen! Ik verkocht zowel de grote als de kleine tien stuks voor twee penningen en kon altijd nog wel vijfmaal zoveel verkopen, gesteld dat ik dat naar de markt gebracht had! En het lijkt me dus wel duidelijk, dat ik beter gerekend heb dan jij, die wijzer dan God denkt te zijn, maar tevens een gierigaard bent en je hele heil in het geld zoekt; voor die wijsheid geef ik geen stater!'
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Jullie hebben ons daarnet uitgescholden voor 'dwazen', omdat wij in je eigen belang datgene vroegen, wat jullie wel duizend keer beweerd hebt ook te kunnen door het goddelijke woord en het gebed; maar nu, nu het er als nooit tevoren op aankomt om je oude onveranderlijke geloof ten uitvoer te brengen, scheld je ons uit voor dwazen als we jullie aan je woord houden! O, slechte dienaars van Beëlzebub! We zullen jullie zoveel licht geven, dat je alleen al door de afstraling daarvan allemaal sterven zult!'
Hoofdstuk 98: Het volk daagt de priesters uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen Petrus ophield met zingen, sprak hij op heel feestelijke toon: 'Mijne vrienden en broeders! Wat ligt er een hemelsbreed verschil tussen ons zingen hier en dat van David eertijds, toen hij het volk deze heerlijke lofzang gaf! Toen hij zong, hief hij zijn ogen op naar de sterren! Want in die tijd woonde Jehova volgens de menselijke begrippen in het ontoegankelijke licht boven alle sterren. Wat zou David hier echter gedaan hebben, nu Diegene, tot Wie hij zijn ogen ophief boven alle sterren, - 'Stop! Vriend Petrus!', zeg Ik, 'zo is het al weer genoeg; denk er wel aan, wie hier allemaal bij ons zijn!'
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] De één heeft een paar nieuwe ossen gekocht en moet deze nu voor het ploegen africhten, zodat hij natuurlijk geen tijd heeft; de ander heeft een nieuwe akker te bebouwen en kan daarom niet komen! De derde heeft een vrouw getrouwd en heeft dus beslist geen tijd en gelegenheid meer! De vierde moet een groot huis bouwen en weet zich door alle zorgen geen raad: die kan al helemaal geen tijd vinden! En zo heeft tenslotte iedereen een uitvlucht, en een nieuw licht uit de hemel brandt dan weer voor niets gedurende een hele eeuw in de één of andere verborgen hoek van de aarde. En als Ik in de volgende eeuw wéér een nieuw licht geef ter verduidelijking van de oude geschriften, dan overkomt dat hetzelfde lot!
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Judas zegt: ' Ja, ja, dat is juist! Maar als men allerlei dieven tegen zou willen houden, door de mensen niets te laten bezitten wat de dieven beviel, dan moest er bij de mensen toch ontzettend veel veranderen! Ten eerste zou iedereen even arm aan aardse goederen moeten zijn, ten tweede moest iedereen op iedereen lijken net als mannetjes en vrouwtjes mussen, en ten derde zou er niet één verstandiger mogen zijn dan de ander! Maar zolang dit allemaal niet het geval is, heeft al het praten, leringen geven en tekenen doen geen nut! Velen zullen zich daardoor wel bekeren, maar nog tien keer zoveel zullen ondanks de leer of de tekenen blijven zoals ze zijn, en even gemakkelijk of zelfs nog gemakkelijker kunnen ze ook wel tien keer erger worden dan ze eerst waren. Want ieder mens heeft enige eigenliefde en hij wil een redelijke verzorging hebben; daarom denkt ieder mens toch heel natuurlijk eerst aan zichzelf en dan pas aan de anderen! En dat kun je hem toch onmogelijk kwalijk nemen! Huis en grond kan niet iedereen hebben, want dan moest God bij iedere geboorte een stuk grond met een huis laten geboren worden en dat ook op laten groeien. Omdat dat echter niet zo is en de eerder geborenen zich reeds lang ieder plekje op aarde toegeëigend hebben, zodat daardoor de meeste pasgeborenen nog geen voetbreed stukje aarde kunnen bezitten, blijft hen uiteindelijk niets anders over dan zich zelf door allerlei kennis onontbeerlijk te maken voor de luie bezitters en dus op de een of andere manier in dienst te gaan bij de rijke bezitters der aarde, of zich op de diefstal toe te leggen, om niet de zware bedelstaf te hulp te moeten roepen. -Als dan de besten van degenen, die geen grond en geen huis bezitten, voor hun diensten alleen maar geld krijgen en het geld indien mogelijk bij elkaar sparen, zodat ze voor hun oude dag iets hebben, dan zie ik daar niets slechts in, en ik vind dat het geld een nieuwe schepping van grond en vastigheid is voor al degenen, die op deze armzalige aarde niet door opvoeding en geboorte ooit tot het vurig verlangde bezit zijn gekomen. En ik moet eerlijk bekennen, dat God Zelf, Die niet tegelijk voor iedere pasgeborene ook een nieuw stuk land scheppen kan of wil, de heersers het goede idee ingegeven heeft om geld te scheppen, waardoor ook kinderen van bezitslozen de nodige verzorging kunnen krijgen, die vaak beter is dan die, welke uit grond en bezit bestaat. En God kan toch niet willen, dat de kinderen van bezitslozen te gronde zullen gaan!? Want ze kunnen er toch duidelijk niets aan doen, dat ze op de wereld geboren zijn met dezelfde levensnoden als de kinderen van de bezitters!
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Deze sarcastische woorden van Judas maken dat Thomas bijna uit zijn vel springt van ergernis en woede, en hij wil hem letterlijk zo hard mogelijk te lijf gaan. Maar Ik ga nu, terwijl we bijna halverwege Kapérnaum zijn, naar Thomas toe en zeg: 'Broeder, zolang je Mij rustig en bedaard ziet, wees jij dan ook zoals je Mij ziet als je maar vaak genoeg, naar Mij kijkt! Maar, als je op een keer ziet dat Ik er op los sla, spring er dan snel op af en sla zo hard je kunt! Maar dat is nu bepaald nog lang niet nodig. De nacht blijft nacht ondanks alles wat je er aan doet, en Judas zal Judas blijven! Het is voor hem geen verplichting zoals voor de nacht, die de natuurlijke schaduw van de aarde is, maar als hij Judas blijven wil, dan moet hij dat maar blijven; wij blijven echter dat wat wij zijn! De toekomst zal leren, hoever hij het zal brengen met Judas te zijn!'
Hoofdstuk 96: De wil van Judas. (16.10.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Thuis in Kapérnaum baart het toch nog groot opzien onder vrienden en bekenden, en als het de volgende ochtend nog maar nauwelijks licht is, is er om het huis van Petrus al een onoverzienbare volksmenigte verzameld, die Mij wil zien, Degene, Die de vorige avond zo'n onbegrijpelijk groot wonder gedaan heeft! Omdat er steeds meer volk om het huis komt vraagt Petrus Mij, wat daaraan gedaan kan worden.
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De mens sterft pas echt door zelfzucht, die zich uit in de hoogmoed, die vóór alles hunkert naar eer; en in dat licht bezien is dan een eervolle begrafenis van een dode, niets anders dan een laatste vorm van hoogmoed van de geestelijk reeds lang dode mens.
Hoofdstuk 103: Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...