Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

30449 resultaten - Pagina 10 van 2030

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] Zie je nu niet hoe het licht tegen het op zichzelf staande streven van de pure liefde strijdt en haar tot orde en bezinning brengt?!
Hoofdstuk 19: De oorlogen van Jehova - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Wanneer jij van nu af aan de hele natuur aandachtig bekijkt, zul je daar vinden wat ik je nu heb uitgelegd! Want je kunt in de korte tijd dat wij nu samenzijn niet van mij verlangen dat ik van alle mineralen, alle planten en alle dieren afzonderlijk laat zien, in hoeverre zij uit zuivere geest en in hoeverre zij uit pure zielesubstantie bestaan. Het is voldoende dat ik je nu heel duidelijk heb uitgelegd hoe het zuiver geestelijke, het substantiële en tenslotte het materiële zich ten opzichte van elkaar verhouden. Want de regel die ik je nu gegeven heb geldt voor de hele eeuwigheid en voor de hele oneindigheid; als je de alfa begrijpt, begrijp je ook de omega. Voor wat ertussen ligt, geldt precies hetzelfde, afgezien van de talloze verschillende vormen.
Hoofdstuk 74: Hoe de geest op de materie inwerkt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ik keek hem aan en zei: 'Bij een eerdere gelegenheid heb Ik daar ook al eens iets over gezegd, alleen hebben jullie dat -zoals zoveel andere dingen - weer vergeten, en dus zeg Ik het jullie nu nog een keer; Ik hef het oude vastengebod niet op. Wie in de juiste gezindheid vast, doet op zich weliswaar een goed werk -want door oprecht te vasten en tot God te bidden wordt de ziel vrijer en geestelijker -; maar zalig wordt niemand door het pure vasten en bidden, maar alleen door in Mij te geloven en de wil van de Vader in de hemel te doen, zoals Ik die aan jullie verkondig en verkondigd heb. Maar dat kan iedereen ook doen zonder het genoemde vasten en zonder het zich onthouden van zekere spijzen en dranken.
Hoofdstuk 85: Het ware vasten en bidden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Jullie zijn echter allang geen mensen meer, maar pure mensenlarven die zich van ijzeren wapens moeten bedienen om zich tegen een vijand van buitenaf te verdedigen, en toch hun grootste vijand, de zinnelijke hartstochten van hun lichaam, niet kunnen overwinnen, opdat de geest in hen wakker, vrij en machtig kan worden.
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] De hoofdmagiër zei: 'O beste, mooie en zeer wijze jongeman! Wij ontkennen helemaal niet dat de zaken er bij ons helaas zo voorstaan; maar wij hebben die al zo, zoals ze zijn, aangetroffen en niet zelfingevoerd. Laat degene die het oorspronkelijk zo bedacht, ingevoerd en geregeld heeft, maar voor een ware God verantwoording afleggen voor al het onheil dat wij stichten! Ik ben als kind van een priester zo opgevoed en onderricht en kan er niets aan doen dat ik nu ben wat ik ben. Bij ons geldt vroom bedrog als een voortreffelijke deugd; want je hoeft de gewone mensen alleen maar door allerlei geheime kunsten tot een vast en sterk geloof te brengen - wat op zichzelf niet zo moeilijk is als je het maar goed aanpakt -, en kijk, dan is zo iemand volmaakt gelukkig, leeft binnen een bepaalde orde en heeft geen angst voor de lichamelijke dood, omdat hij vast en zeker gelooft in een leven na de dood! Neemt men hem dit geloof af, dan is hij ogenblikkelijk ongelukkiger dan welk verlaten dier dan ook! Eer men echter in staat zou zijn om van alle mensen pure wijsgeren te maken, zou men allang een offer zijn geworden van de woede van het volk. Voorlopig kan er dus niets anders gedaan worden dan alles zaak zo te laten gaan als het nu gaat. Moet het anders worden, dan moet een almachtige God dat doen; daar zijn wij mensen te zwak voor .
Hoofdstuk 97: De verdedigingstoespraak van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Zo kun je eveneens een blik op de wijsheid en op de wil van God werpen, als ik je laat zien dat dit gevaarlijke meer wel van verschillende kanten toevoer heeft, maar aan de oppervlakte van de aarde geen afvoer . En waarom is dat zo ? Omdat dit meer, zoals ook sommige andere van zulke meren op aarde, ten eerste zijn water nodig heeft om het vuur dat zich eronder bevindt, te temperen, en ten tweede, omdat een bovengrondse afvoer van het pure gifwater het land tot in de wijde omtrek onvruchtbaar en onbewoonbaar zou maken; en daarom draagt de liefde, wijsheid en wil van de ware God ook zorg over hetgeen de blinde mens niet merkt en niet merken kan.
Hoofdstuk 110: De hevige noordenwind, de bedoeling daarvan. De Dode Zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Je hebt een lichaam, dat door spijs en drank en door het regelmatig inademen van zuivere lucht gevoed, onderhouden en op natuurlijke wijze in leven gehouden wordt. De voedende bestanddelen zijn in de spijzen en dranken in dezelfde geringe mate aanwezig als in de ingeademde lucht. Je ademt lucht in, maar je moet bijna evenveel uitademen als je eerst ingeademd hebt; slechts een klein, nauwelijks weegbaar deel wordt in je longen aan het bloed afgegeven, en dat is het meest belangrijke deel, waardoor je leven gevoed wordt, het andere deel wordt weer uitgeademd. Je eet verschillende spijzen en drinkt eveneens verschillende dranken. Wat je eet en drinkt bestaat echter niet alleen uit pure voedingsstof voor je lichaam, maar is voornamelijk een drager daarvan; slechts een etherisch minimum blijft als voeding in je achter, al het andere moet langs de bekende weg weer uit je lichaam verwijderd worden.
Hoofdstuk 114: De aarde als organisme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Toen de beide Romeinen bij ons kwamen en de hun welbekende Agricola in het oog kregen, wisten ze van pure blijdschap niet wat ze moesten doen. Want zij hadden al hun aardse geluk aan Agricola te danken, en zij waren ook naar het joodse land gekomen om daar de ware God en Zijn wil nader te leren kennen. Zij vertelden hem natuurlijk dadelijk wat zij intussen allemaal al te weten waren gekomen; maar Agricola zei dat dat allemaal zo goed als niets betekende, vergeleken bij datgene wat zij vandaag nog zouden horen, zien en meemaken. Dat bracht de beide Romeinen natuurlijk erg in verbazing en zij vroegen hem of hij wel zeker wist dat de Opper Egyptenaren vandaag zou komen.
Hoofdstuk 137: De nieuwsgierige burgers van Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Kijk, M 'n beste vriend, zulke ideeën over God, die puur van de uiterlijke wereld afkomstig zijn, moet je laten varen! Ze zijn ten eerste verkeerd, en ten tweede helpen zij je niet om steeds dichter bij God te komen, maar zulke verkeerde ideeën zouden je alleen maar steeds verder van God verwijderen, en mettertijd zelfs zo dat je van pure verkeerde eerbied Hem helemaal niet meer zou durven liefhebben, - zoals er nu in groten getale mensen en volkeren op aarde zijn, die, terwijl ze zelf toch zichtbare werken van de goddelijke liefde en wijsheid zijn, het volkomen verkeerde geloof en ook de even verkeerde mening hebben, dat God zo eindeloos boven Zijn schepselen verheven is, dat alleen maar een allerhoogste priester Hem op bepaalde tijden met bepaalde gebeden tijdens de schitterendste en luisterrijkste ceremoniën mag naderen. En na zo'n toenadering houdt de opperpriester zich voor zo oneindig verheven en geheiligd, dat niet eens een onderpriester, laat staan een ander, ongewijd mens -in zijn nabijheid mag komen, daar men van mening is dat niets onheiligs de hoogste heiligheid van God mag en kan naderen, omdat daardoor de hoogste heiligheid van God ontheiligd zou worden, -wat men voor de arme en blinde mensen als een zonde heeft aangemerkt, die zo groot is, dat die met de vuurdood bestraft moet worden. O wat een vrijwillige en meer dan domme blindheid van de mensen!
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Ik zeg jullie echter volgens Gods eeuwige wijsheid in Mij: De grote Meester, die vervuld is van Gods geest en van al Zijn kracht en macht, wil de mensen niet door pure tekenen, maar veeleer door Zijn zuivere, wijze leer op de weg van het licht en van het leven brengen, omdat tekenen de mensen wel dwingen om aan Hem en Zijn woord te geloven, - maar zij schenken niemand een innerlijk vrije, levendige overtuiging van de grote waarheid. Zolang de mens deze waarheid, die hij zich kan verschaffen door nauwgezet volgens de leer te leven, echter niet heeft, zolang is hij wat zijn ziel betreft ook nog als een dode te beschouwen. Want het pure, blinde en opgelegde geloof geeft de mens geen innerlijk waarachtig leven, maar alleen het geloof dat vol licht is en levend is geworden door ernaar te handelen, en dat wordt nooit bereikt door uiterlijke wonderen, maar alleen door het levende woord van de eeuwige waarheid uit God, door die mens die het als waarheid aanneemt en er naar leeft.
Hoofdstuk 147: De belofte van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Daarom moeten jullie je er niet zo erg over verwonderen dat de oude profeten heel vaak grote tekenen verrichtten. Want als pure mensen deden zij uit zichzelf evenmin enig teken, als jullie ooit echte tekenen gedaan hebben; maar omdat zij door hun zuivere levenswandel vaak al van jongs af aan vol waren van Gods geest, verrichtte deze almachtige geest de grote wondertekenen, en deze geest vervulde ook hun harten met het licht van alle wijsheid uit God, en als zij dan vanuit die wijsheid tot het volk spraken, was dat niet meer het woord van een mens, maar het woord van God.
Hoofdstuk 150: Het innerlijke wezen val1 de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Maar Ik zeg jullie tevens: De vogels hebben hun nesten, en de vossen hebben hun holen; maar Ik, die op deze aarde lichamelijk ook een mensenzoon ben, heb niet zoveel in eigen bezit dat ik daarop Mijn hoofd zou kunnen neerleggen.'
Hoofdstuk 158: Over de juiste wijsheid en voorzichtigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] De man uit Opper-Egypte zei: 'Daarmee heb je ten dele wel gelijk, maar toch niet helemaal! Het vaste en onwrikbare geloof van de ziel wekt in de mens wel een volledig streven en een hoopvol vertrouwen, dat hij hetgeen hij gelooft ook eens werkelijk kan en zal schouwen; als het geloof in kracht en vastheid toeneemt, groeit echter ook de begeerte en het verlangen om het geloofde ook eenmaal in zijn volheid te schouwen en er daardoor ten volle deel aan te hebben. En kijk, vriend, zo staat het geestelijk schouwen welonbeschrijflijk veel hoger dan het pure geloof; want het geestelijk waarnemen is immers de eeuwige kroon van het geloof!'
Hoofdstuk 160: Geloven en schouwen De geestelijke ontwikkelingsgang van de man uit Opper-Egypte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Agricola zei: 'Heer, ik dank U v.oor deze goede raad voor mijn natuurlijk welzijn, die Ik. ook heel precies zal opvolgen! Maar ik kan bij deze gelegenheid toch met nalaten de opmerking te maken dat ik, ook ondanks de tegenwind, met het rotsvaste vertrouwen en geloof in Uw almachtige hulp wel over de Middellandse Zee de havens van Rome zou kunnen bereiken; want U, o Heer, zijn immers alle dingen mogelijk, daar ben ik volkomen van overtuigd! Waarom zou U dat niet mogelijk of althans niet naar de zin zijn? Ik zal echter toch Uw eerste raad nauwkeurig opvolgen en deze vraag heb ik alleen maar uit pure weetgierigheid gesteld.'
Hoofdstuk 168: Raadgevingen van de Heer voor de terugreis van Agricola Geloof en vertrouwen versterken door oefening Rijp zijn voor het ontvangen van genadegaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Ik zei: 'O zie eens hoe werelds en zintuiglijk ingesteld en hoe vol materie jullie nog zijn! Ben Ik niet de berg van alle bergen waarop het ware huis van God staat? Maar wat is het zeer gerieflijke huis? Dat is Mijn woord, dat Ik reeds door al de profeten tot jullie, joden, gedurende een aantal eeuwen gesproken heb en nu Zelf door de mond van een mensenzoon spreek. Ik ben dus de berg, en Mijn woord is het gerieflijke huis op de berg, en daar om ons heen staan de heidenen uit alle delen der aarde, die hierheen gekomen zijn om de berg te zien en in zijn zeer ruime huis te gaan wonen.
Hoofdstuk 171: De Heer legt het tweede hoofdstuk van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...